de jager

HJA Lesscher - 10-06-2014



Wie helpt mij aan het gedicht de jager?









2 reacties

  1. Bedankt voor de reactie. Ik was niet zo zeer op zoek naar een oud lied, maar meer naar een eigentijds gedicht, nietemin erg leuk deze liederlijke teksten te lezen. Knap gedaan Jan van der Zee.

  2. Jan van der Zee

    Ik hoop dat er een bij zit:
    archief http://www.janvanderzeeterschelling.nl

    De jager

    1 Een jongheertje ging,
    Uit jagen op een mooie dag,
    Hij schoot op ieder ding,
    Dat hij van verre zag.

    Refrein:
    Ei, ei, ei, ei,
    Hoe prettig is zo’n jagerij,
    Al op de Drentse hei. ) bis

    2 Het jagertje dat schoot,
    Op alles wat hij regenkwam,
    Maar geen konijn bleef dood,
    ‘t Liep alles heen en blij.
    Refrein:

    3 Doch toen ‘t al avond werd,
    En hij nog lege weitas had,
    Daar kwam opeens een hert,
    Hem strijlings langs ‘t pad.
    Refrein:

    4 Het jagertje schoot paf,
    Maar schoot hij ‘t hertje overhoop,
    Welnee ‘t kwam op hem af,
    En hij ging op de loop.
    Refrein:

    5 ‘t Hert waarop hij schoot,
    Was maar een kloeke Drentse ram,
    Die hem met forse stoot,
    Al op zijn horens nam.
    Refrein
    =============================

    ER ZOU EENS EEN JAGER UIT JAGEN GAAN

    1 Er zou eens een jager uit jagen gaan,
    Uit het jagen ja, zoude hij gaan.
    En wat vindt hij al op zijne wegen?
    Een aardig lief meisje verlegen,
    Zij was er vrij aangedaan, ja daan,
    Zij was er vrij aangedaan.

    2 En ik groet je en ik moet je, mijn engelin,
    Mocht ik er eens bij d’r jou zijn.
    Mocht ik er eens bij d’r jou slapen,
    U, aardig jong meisje genaken,
    Genezen was al mijn pijn, ja pijn,
    Genezen was al mijn pijn.

    3 En al bij d’r mij slapen, dat kan er niet zijn,
    Sprak`t aardig lief meisje tot mijn.
    Maar kom vanavond zoetelief, in de nachte,
    Dan zal ik jou schoonheid verwachten,
    Dan zal ik jou laten in, ja in,
    Dan zal ik jou laten in.

    4 En de dag die verdween, en de avond versheen,
    Dat de jager uit jagen zou gaan.
    En hij blies er op zijne veldhoorn,
    Om`t aardig lief meisje te bekoren,
    En zij liet er de jager in, ja in,
    En zij liet er de jager in.

    5 En de moeder die sliep en de vader die riep:
    “Waar mag toch ons dochtertje zijn?
    “Wat mag toch ons dochtertje maken”,
    Want zij hoorde de bedstede kraken,
    “Zij is er voorwaar niet alleen,alleen,
    “Zij is er voorwaar niet alleen.

    6 En de vader stond op en de moeder stond op,
    En ze zijn er naar boven gegaan.
    En daar lagen zij, arm in arm,
    Zoo lief en zoo lekker, zoo warm,
    Zoo lievelijk bij elkaar, elkaar,
    Zoo lievelijk bij elkaar.

    7 En Vader vergeef het mij dezen keer,
    En ach Moeder, ik zat in nood.
    Dat de jager bij mij licht te slapen,
    Dat geeft er wel huwelijkszaken,
    Hij bemint mij tot in den dood, ja dood,
    Hij bemint mij tot in den dood.
    —————-
    DE JAGER EN DE HERDERIN

    1 Op eenen morgenstond, trok ik de velden rond,
    Door bosschen en door groen, waar ik mijn liefste vond,
    Al langs de waterkant, of langs een klein rivier,
    Zag ik een herderinnetje ) bis
    Die zat in veel plezier.

    2 Ik sprak:”Mijn herderin, hoe zijt gij zoo verblijd,?
    Hoe kunt gij in het groen, verslijten uwe tijd?
    Hebt gij dan geenen vrind, die u met liefde mint”,
    “Neen jager”, sprak het meisje, ) bis
    “`k Ben tot geen trouw gezind”.

    3 “Jager geloof mij vrij, ik blijf hier in de wei,
    Nog liever bij mijn vee, dan te komen in de lij,
    Ik ben nog jong van jaren, ik heb nog geenen zin,
    Neen, liever dan te paren, ) bis
    Blijf ik hier herderin”.

    4 “Ach schoone herderin, dacht gij van mij toch niet,
    Dat ik zoo’n jonge maagd, zou brengen in verdriet,
    Ik heb nog geld en goed, kastelen in overvloed,
    `k Zal u tot jongvrouw maken, ) bis
    Als gij mijn wensch voldoet”.

    5 “Jager, het kan niet zijn, met al uw zoet gevlei,
    Door al dat mooi gepraat, komt`t meisje in de lei,
    Ik leef op mijn genoegen, ik ben maar een boerin,
    Ik lach met al die juffrouwen, ) bis
    Ik blijf een herderin”.

    6 “Vaarwel dan stuursche maagd, ik ga weer op de jacht,
    Door bosschen en door velden, gij hoort niet naar
    mijn klacht,
    Kan ik u niet behagen, blijft dan maar een boerin,
    Dan ga ik weer uit jagen, ) bis
    Vaarwel O herderin”.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten