Home / Verhalen / Grappen

Grappen

Met dank aan Ivan Grud voor het insturen van de tekst

Er zijn grappen die beter niet gemaakt hadden kunnen worden. Niet gemaakt? Nee, omdat de gevolgen niet altijd grappig zijn. Soms zelf heel ernstig en verdrietig, soms tot hevige confrontatie leidt, of verwarring, echter onzichtbaar. Maar op het moment van de uitvoering, wel leuk, soms zelfs heel leuk, en gerechtvaardigd.
Zo heb ik ooit genoten van de gevolgen de grap met de graanschop. Ik werkte destijds op een raffinaderij, nieuw te bouwen in de Rotterdamse Botlek. Nu was dat in het kader van de opbouw van Rotterdam, rauw en zwaar werk, en van alle gemakken verstoten. En waar de sanitaire voorzieningen, die wel aanwezig waren, te smerig waren om gebruik er van te maken. Het woord smerig is nog te netjes voor deze latrines, de hopen waren gigantisch, brillen ontbraken of waren kapot en papier was er nooit aanwezig.
De verschillende culturen welke hier werkten, wel die deden er nu niet direct toe bijdragen dat het geheel proper en netjes bleef. Nederlanders kunnen erge viespeuken zijn, is mijn ervaring.
De allochtone arbeiders welke de step toiletten van huis uit gewend waren, zij droegen zeker niet in mindere mate ook hun steentje bij. Zij deden aldus ook op de westerse toiletten hun behoeften op de wijze van het stepgebeuren.
En dat gaf, zeker in de winter door het dragen van de vele kleding waarover ook nog eens een overall gedragen werd tegen de kou, problemen bij het mikken. Dit alles even om het opkomen borrelen van de grap te verklaren.
Nu waren er van die tijden dat men op materiaal moest wachten voor de bouw, en dan sloeg de verveling toe, moppen werden er verteld. Gereedschapkisten verstopt, zodat die groep die wel vooruit kon met het werk zich helemaal scheel liepen te zoeken, en de anderen hadden dan lol.
Veelal werden deze groepjes lastig gevallen door een voor ons zeikerd van een voorman, een etter, een gluiperd van de bovenste plank die je van het karwij weg konden sturen, wat je dan de opgebouwde bonus kostte, dus geliefd waren deze voormannen zeker niet, de goede daar gelaten.
Als al aangegeven, waren er velen die geen gebruik maakten van het toilet. Als zij in uiterst hoge nood moesten, deden zij dat slinks achteraf ergens in het omringende land. Zo gebeurde het wel dat men iemand voorbij zag schuiven met een closetrol onder zijn arm, beetje gegeneerd om zich heen kijkend.
Ook zo die bewuste dag, de bullebak van een voorman, de hielenlikker. Wat onmiddellijk aanleiding gaf tot een gewraakte grap. ‘Die pakken we’, hoorde ik sissen, ‘die teringlijder heeft gisteren mijn maatje weggestuurd.’
Het was hij die gedurende het gewauwel had staan leunen op een graanschop, welke werd gebruikt voor het glad afwerken van greppels. Nu heeft zo een graanschop een zeer lange steel, en zij waren uitstekend om het zand van uit de greppels, hoog op de kant te gooien. Greppels waar dan later weer de pijpleidingen in kwamen te liggen. En dat, zo zou blijken kwam van pas.
Hij vroeg ons hem te volgen, nadrukkelijk de vingers voor de lippen, en ons tot stilte manend. Wij volgden de voorman ongezien door de in aanbouw zijnde units op veilige afstand. Zodra hij zich op het open terrein begaf, volgden wij hem gebukt lopend in een greppel.
Het open terrein werd onderbroken door opslag van materiaal, zoals afsluiters, pijpen, flenzen en allerlei ander voorraad, al dan niet met een dekzeil afgedekt, wat ons goed uitkwam om onzichtbaar te blijven voor het slachtoffer.
Deze zich in het geheel niet bewust van onze nabijheid, maakte rechts van ons, daar waar de greppel een bocht maakte, na nog even rond gekeken te hebben, aanstalten om zijn overall los te knopen. Wij werden met een handgebaar gesommeerd om stil te zijn ons gedekt te houden, en daar te blijven zitten.
Hij met de graanschop ging verder, hij sloop als een python door de greppel, tot hij recht achter de niets vermoedende voorman was aan gekomen. Deze had inmiddels zijn overall en broek zover naar beneden weten te krijgen, op zich een heel karwij, dat hij zich al hurkend kon ontlasten. Dit was het moment waar onze man in actie kwam.
Zoals gezegd, als een python kroop hij uit de greppel, de schop vrij van de grond voor zich uit houdend. Wij begrepen onmiddellijk de bedoeling, en lagen in een deuk van het lachen, wat uiteraard gesmoord moest gebeuren.
De python hoefde van waar hij half uit de greppel lag, slechts zijn arm met de schop uit te strekken, om de schop precies onder de uitlaat van de niets vermoedende man te krijgen. Deze moet erg hoge nood gehad hebben, want onder het luid openknallen van het overdrukventiel was de schop weldra bedekt met een enorme dampende hoop.
Toen de voorman aanstalten maakte het closet papier af te rollen, en het karwei te beëindigen, was dat het sein voor onze man om zich terug te trekken. En dat deed hij, de schop met daarop de dampende hoop vrij houdend van de grond.
De hoop werd direct onder het zand in de greppel begraven, en python voegde zich bij ons. Nu was het afwachten, hoe of de reactie zou zijn van ons slachtoffer.
Lang hoefden wij niet te wachten, weldra was deze weer aangekleed. Pakte zijn helm die voor hem had gelegen, zette hem op zijn knars. Dan draaide hij zich om, om het resultaat van zijn perssessie te bekijken. Dit was het moment waarop wij gewacht hadden, en wat voor een moment.
Als we spreken van complete verbijstering zou dat een te minne uitdrukking zijn voor dat moment. Zijn mond viel open, zijn ogen vergrootten zich als schoteltjes, zijn hand ging naar zijn kin, om deze driftig te aaien. Dan lichtte hij zijn helm op en krabde zich verwoest op zijn kalende schedel, ondertussen zijn kop heen en weer schuddend. ‘Krijg nou toch de pleuris’, klonk het ongemeen hard. Hij draaide wel driemaal om zijn as, om te kijken of hij wel goed gericht stond, naar daar waar de hoop had moeten liggen, deed nog twee stappen naar alle windstreken, met een van stomheid geslagen smoelwerk, om dan zijn closetrol te pakken, en vervolgens kopschuddend met grote stappen naar de Plant terug te gaan. Wij in de greppel bestierven het, we wachtten nog even, een saffie rokend om dan ook terug te gaan.
De daarop volgende dagen, als de voorman ons sommeerde wat te gaan doen, indien wij niet vooruit konden, terrein aanvegen of zo, wat ons werk niet was, vroegen wij hem steevast of hij ook zo last had van de kantine koffie, luchtige snel vervliegende schijterij. Dan droop hij snel af, voorwendend dat hij het niet begreep.
En wij, ja wij hadden lol. En de schop hebben we met rode menie geverfd, en opgehesen in de vlaggenmast voor de kantine, en iedereen kon het smeuïge verhaal in geuren en kleuren na vertellen.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten