Home / Verhalen / Kassi gooien

Kassi gooien

Met dank aan Ivan Grud voor het insturen van de tekst


Het gesprek was in volle gang toen ik mijn cafeetje binnen wandelde. Het was er zoals gewoonlijk weer gezellig druk, en Joop de kelner had het volop naar zijn zin. Want hij was aan het dobbelen, en aangezien zijn bijschenken vermaard was, waren de glazen eerder vol dan leeg.
De opmerking was bedoeld voor de schele, die zojuist een rondje verloren had, maar nog niets had besteld: ‘Nee, ben je gek, wie Japie? hij is helemaal niet gierig, dat lijkt maar zo’, hoorde ik Joop boven het gelach uit.
‘Nog een rondje?’,vroeg Joop, ‘Kiet of dubbel Jaap.’ ‘Ja, ik ben achterlijk, aldus de schele, ik zit er nou voor de derde keer in.’ Ik had het al meer gezien, Joop was zo snel met het oppakken van de stenen dat, zelfs indien je zelfs twee goede ogen had, het moeilijk te volgen was, zodat je nooit wist wat of dat je precies gegooid had.
De andere dobbelaars speelden het spelletje altijd mee, zij dronken immers voor niks, niet leuk, maar Joop haalde altijd zijn revanche op meezuipers, hoe lang het ook duurde. Als er zo iemand dag in dag uit, mee dronk op de vrije schijf zoals hij dat noemde. Een figuur die, als hij aan de beurt was om een rondje te geven, even naar het toilet moest.
Dit keer had hij dus de schele te pakken, waarvan hij meerdere malen in het verleden mij toe gefluisterd had: ‘Hij komt wel, wacht maar.’ Dat was nu dus aan de gang. ‘Hé, hé, hij zit er een keer in zeg, tjonge, tjonge, val niet over je vertering.’
Joop en zijn kompanen hadden lol, dat was duidelijk. En inderdaad, hij kreeg de schele zover, na nog een opmerking van Joop, dat deze de uitdaging aanging. ‘Heb je soms je vakantiegeld gehad, jij mag voor gooien, omdat je erin zat.’ Het was vermakelijk om aan te zien, en voor niemand echt te volgen, de schele kankerde dan ook onophoudelijk over de snelheid waarmee Joop de stenen doorgaf, en ja hoor, voor de vierde keer ging hij de boot in.
‘Zo dat kost wat Japie, dat is geld, er komen er acht bij’, schaterde Joop. ‘Vier keer vier, je staat er voor zeventien op, inclusief je binnenkomertje.’ ‘Ja schenk nou maar in kale gek’, repliceerde Japie, hij gleed van zijn kruk, en zei: ‘even pissen.’ De handen van de dobbelaars kletsten op elkaar, ‘hebben we hem tuk, of niet?’ Het waren net grote kinderen die zojuist een partijtje straatvoetbal hadden gewonnen, schitterend om te zien. ‘Nou proost dan maar, op die schele.’ Het glas werd luidruchtig geheven. ‘Hij blijft wel lang weg hé.’ hoorde ik Joop zeggen, ‘Even kijken waar hij is.’
‘Wat een pleurislijder, die kleine smerige rat, uitzuiper’, zo klonk het hartgrondig van af de binnenplaats. Dan verscheen het hoofd van Joop om de hoek van de deur. Nou is Joop al niet knap te noemen, maar nu! Hij had een kop van een kwaadaardige herdershond, met al zijn tanden bloot gereed om te bijten.
Doodse stilte, niemand lachte, we hebben schele Japie nooit meer gezien.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten