Home / Verhalen / Op hun ziel getrapt

Op hun ziel getrapt

Met dank aan Dinie Visschers-de Wit voor het insturen van de tekst

Woensdag- op donderdagnacht 13 mei 2010

De bus komt aangereden tegen half een in de nacht, en 58 deelnemers stappen in, om de excursiereis naar Auschwitz-Birkenau te beginnen.
Ieder met zijn eigen persoonlijke reden en gevoelens, die bij velen heel verschillend zijn. Maar met de wil om mee te gaan, om met eigen ogen en eigen gevoel alle begane gruweldaden te aanschouwen.

Ja…te aanschouwen, want toen wij uiteindelijk op vrijdag 14 mei vanuit ons hotel naar Kamp Auschwitz wandelden,(het lag schuin aan de overkant van het hotel) kregen we direct het gevoel dat we het konden zien, ook al is het 65 jaar geleden dat al die miljoenen mensen daar vermoord zijn. We konden met eigen ogen zien,en haast lijfelijk voelen wat zij gevoeld moeten hebben. Al ben ik me ervan bewust dat het voor hen nog tienduizenden keren erger moet zijn geweest

Wat er door je heen gaat als je daar bent, ook dat is niet in woorden te vangen. Maar ik wil het wel graag proberen…

Als je die beruchte poort door komt met het opschrift boven het hek “Arbeit macht Frei” dan voel je haat. Voor het eerst in mijn leven.

Ik voelde haat, ja, tegen een persoon die dit alles op zijn geweten heeft. Ik schrijf niet HAD…
Want hij heeft het nog steeds op zijn geweten. Dat zal nooit anders zijn in mijn gedachten.
Die mensen dachten dat ze het goed zouden krijgen, met muziek werden ze verwelkomd. Muziek gemaakt door medegevangenen, alleen wisten ze bij binnenkomst nog niet dat het medegevangenen waren. Dat ook zij slachtoffer waren, van een gestoorde idioot, een machtswellusteling, die schijnbaar dacht dat hij de hele wereld naar zijn smerige hand kon zetten.
Die andere mensen tot zijn ondergeschikten maakte, en het voor elkaar kreeg dat zij net zo slecht werden als hijzelf. Dat zij zich net zo barbaars en als beesten gingen gedragen, in naam van de grote baas daar in Berlijn.

Niet te beschrijven is je gevoel wanneer je daar door dat kamp heen loopt. Met een grote groep die door een gids werd begeleid. Soms was het of je toch alleen liep, zo in gedachten met gevoelens die je niet de baas kunt.
Als je de vitrines ziet, ontzettend groot, met kilo’s en kilo’s haren die van het menselijk hoofd werden afgerukt, een blonde kindervlecht zie je liggen en daar moet je steeds maar naar kijken, of je wilt of niet. Er gaat zo’n intens verdriet door je heen, zo’n akelig machteloos gevoel.
Je verstand staat erbij stil…Maar je hart klopt door en je gedachten gaan uit naar een onbekende moeder die waarschijnlijk zeker heeft gezien hoe haar kind werd behandeld, mishandeld, en ze kon het niet keren, ze KON het niet keren!!!
Mijn God, hoe kon het toch bestaan??
Vitrines met protheses, ijzeren corsetten, benen, armen, de ongelukkigen die zo’n hulpmiddel hadden, werden gelijk al afgevoerd en vermoord. Maar niet voordat de beesten hun hulpmiddel hadden afgepakt en het konden gebruiken voor andere doeleinden.
O ja, de schoften konden alles gebruiken.
Vitrines met kunstgebitten, brillen, gebedskleden, schoenen, kinderkleertjes, het lag er zo vol mee daar in Auschwitz…Het leek soms of de eigenaars ervan nog lijfelijk in de buurt waren. Luguber, emotie, afgrijzen, alle gevoelens waren in en om je heen. Zo verging het mij tenminste wel.

Toen ik daar was, heb ik sterk aan mijn vader gedacht, waarvan het juist op die dag, 14 mei, zijn geboortedag was. Ik, zijn oudste dochter, ben nu 65 jaar en zo lang geleden is ook al deze ellende. En toch zeg ik nu “nee het is nog steeds niet voorbij, het is er nog, je hoeft alleen maar naar de vele oorlogsmonumenten te kijken, en naar Polen te gaan met een excursiereis naar Auschwitz-Birkenau, of elk ander vroeger concentratiekamp”.

Ik heb aan mijn vader gedacht, omdat hij, als zoveel anderen, ook veel heeft meegemaakt in die oorlogsjaren.

Wat mij ook zo heeft geraakt is het feit dat medeslachtoffers, medeslachtoffers moesten verbranden in de crematoria nadat ze vergast waren.
Terwijl ze wisten dat ze zelf ook dood zouden gaan. Wat een onvoorstelbaar leed moet dat zijn geweest. De ene ter dood verklaarde moest de andere die hem net was voorgegaan verbranden. Niet te geloven. Toch moeten we dat, want de bewijzen zijn er te over. Ik heb het zelf gezien!!
Maar kan het desondanks niet begrijpen…

Er staat een ziekenhuis…ja ja, er staat nu nog een ziekenhuis in Auschwitz, met “houten gordijnen” zoals de gids vertelde. Houten planken aan de buitenkant van de ramen die uitkeken op de binnenplaats waar ook de Dodenmuur nog staat. Daar werd men geëxecuteerd, en dat mochten de “arme zieken” niet zien. Stel je voor zeg…In het ziekenhuis werd je vertroeteld en zorgen en verdriet moesten verre blijven van de patiënt.

Ha ha ha laat me niet lachen mensen, nee, men moest nog steeds geloven dat er niets verkeerds gebeurde met mensen daar. Je was ziek, en je werd niet verzorgd, je lag er dood te gaan. Dat was de waarheid. O, o, de vijand was heel goed in misleiden hoor. Knap hoor, bijdehand hoor.
Het regende daar de hele dag. We zijn erg nat geregend, maar mij persoonlijk deerde dat niet… nee!! het deerde me niet. Als de zon had geschenen had het wat mij betreft niet gepast. Het “moest” gewoon regenen. En de zon “moest” ver te zoeken zijn.
We liepen overal door modderpoelen heen. Want alles is er nog net als toen, en daar hoort regen en modder bij. Het geeft zo goed de sfeer weer zoals het toen was. Verdriet, ellende, onverdraaglijk lijden, machteloosheid, mijn hemel wat in- en intriest. Zo voelt en is het daar nog steeds. De vrouwen en mannenbarakken in en op elkaar gestapeld. Zo moest men daar leven en slapen. Kamertjes waar men als straf alleen maar rechtop kon staan en waar je dag en nacht moest verblijven. Staankamertjes werden die genoemd. Een vierkante put met een ijzeren rooster er op. Een mens moest daar zitten of gebukt staan. Dagen, wekenlang voor straf. En ach wat deden ze dan voor die straf?? Alleen maar proberen om het leven, dat geen leven was, een beetje dragelijk te maken.

Want men wilde toch overleven? Maar dat is nooit gelukt, men werd daar onherroepelijk vergast en verbrand. Maar toen ik hoorde dat de as van deze mensen op de wegen werd uitgestrooid, want zelfs de as van de doden konden de beesten goed gebruiken voor de wegen…mijn maag draaide om en om en om. Wij liepen 65 jaar na dato over de doden heen. Zij laten nog steeds over zich lopen.
Die gedachte schoot als een vlam door me heen. En tranen liepen over mijn wangen en over mijn verontwaardiging en ongeloof heen. Want as is as, het verteert niet meer omdat het al verteerd is. Door alle jaren heen zal het altijd aanwezig blijven. Zeker met regen komt het weer meer vrij in de grond. Met droog weer is het “gewoon” de stof die het al is. Het blijft altijd.
As van miljoenen mensen is daar uitgestrooid… niet te geloven, ik zeg het alweer, maar we moeten het geloven, zo is het gegaan.

Twee keer per dag naar het toilet (nu ja, wat daar voor doorging dan natuurlijk) een hoofdgevangene moest tot drie tellen en dan moest je klaar zijn, hup de volgende in de rij. Nummers waren zij die wij gewoon bij naam hebben gekend. Nummers op armen of dijbeen getatoeëerd. Bij de kleintjes ging dat niet, de kindertjes waren nog niet groot genoeg, geen ruimte op die plekken, zij werden een nummer dat te lezen was op de kleine billetjes. Niet te geloven, maar we moeten wel, want de foto’s laten het ons duidelijk zien.

Naakt werden de slachtoffers in de gaskamer geduwd en dus vergast. Geen ontsnapping meer mogelijk. In twintig minuten tijd werden er duizenden vermoord.

Toen ik in de bus terug zat, kon ik maar niet ontkomen aan het gevoel dat ik nu zal proberen te beschrijven…
Op de heenweg heb ik even gedacht “Het zou niet erg geweest zijn als er twee stoelen minder in de bus stonden, dan had je allemaal toch iets meer beenruimte.” Maar ach, een kniesoor die daar moeilijk over zou doen. Ik niet dus.

De terugweg, dat werd al een ander verhaal. Ik kon mijn draai niet vinden. Het was toch niet mogelijk dat de ruimte ineens kleiner en smaller leek??
Ik zat op de zelfde plaats, dus onmogelijk natuurlijk.
Nee, het zat volgens mij, (zoals men tegenwoordig veel zegt) tussen mijn oren.

Ik voelde me meer “beknopt” in de ruimte om me heen. Het was net of ik krapper zat. Ik denk nu dat er zoveel ballast en akelige gevoelens in hoofd en hart zaten, door alles wat ik gezien en gevoeld had. Niet alleen verdriet, ongeloof, en machteloosheid, maar ook boosheid, haat, en ja die haat, daar ben ik vreselijk van geschrokken. Voor het eerst in mijn leven heb ik het gevoeld. Ja, het moeten haatgevoelens zijn geweest.
Voor een man die er zelf ook niet meer is, maar het toch heeft kunnen oproepen bij me. En voor al zijn helpers. Die er helemaal in mee gingen.

Door al die gemengde gevoelens had ik meer ruimte nodig… maar daar moest ik mee wachten tot ik, Goddank, veilig thuis was gekomen, ik moest er mee wachten tot ik dit alles had opgeschreven.

De woorden vlogen tot een drie kwartier geleden als donkere wolken door mijn hoofd.

Het ziet er nu weer wat lichter uit, en het voelt, wonder boven wonder, iets ruimer om me heen.

Ik bid God dat deze gruwelen nooit meer zullen gebeuren… jammergenoeg zijn er nog steeds plaatsen in de wereld waar dingen gebeuren die ons verstand te boven gaan.

En ik denk nog steeds,(wat ik in de bus naar huis ook al heb gezegd) had die kerel in Berlijn toen niet veel beter thuis op de bank kunnen blijven zitten en een boek lezen? In plaats van al die dingen te beramen die zijn gebeurd? Hij zou toch zelf ook een rustiger leven gehad hebben?
De SUFFERD, dat had hij helemaal niet in de gaten… niemand zou hem gehaat hebben.

En veel mooier nog, wij hadden dan geen Kamp Auschwitz gehad of Birkenau, of welk ander concentratiekamp dan ook. Wat zou dat mooi geweest zijn…

Toen ik eenmaal thuis was na al deze gruweldaden “gezien en gevoeld” te hebben, heb ik de zolen van mijn schoenen schoongemaakt.

Want ik wil uit diep respect, voor hen, niet dat de as van mensen aan mijn schoenzolen blijft kleven.
Daarvoor acht ik hen te hoog…
Ik zal hen altijd blijven eren, zij die alleen maar een nummer waren voor een barbaar in Berlijn.

Ik heb namen gezien, gelezen, en zij staan met hun naam in Gods hand geschreven.

Met diep respect heb ik getracht dit alles te verwoorden.

Er is ruimte om mij heen. God zij dank.

(ter gelegenheid van de excursiereis naar Auschwitz in Polen op 14 mei 2010)

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten