Home / Versjes / En ’t regende

En ’t regende

Met dank aan Jeanne Albers voor het insturen van de tekst

De kleutertjes slenterden over den dijk,
— hun klompjes slifferden slof
door modder en bagger en slobber en slijk —
hun kijkertjes stonden zo dof.
En bobbelden hoedekens in de sloot,
van plibber-de plobber- de-ploep¸
de dijk was zo lang en de wereld zo groot
en ’t regende — o, dat het goot.

Zij kwamen toen dicht bij een hek en dat stond
zo dwars op den dijk en ’t was toe.
Daar achter, daar wachtte een vreeslijke hond,
een hond — wel zo groot als een koe.
En bobbeltjes dansten maar al in de sloot
van tjibbel-de-tjabbel-de-tjoep¸
de dijk was nog lang en hun hartje zo bang,
en die hond — o, die hond was zo groot.

De kleutertjes dorsten niet verder te gaan,
ze kropen van angst bij elkaar.
en de hond met zijn druipende staart keek hen aan,
hij dacht: “Waarom wachten ze daar?”
De hoedekens floepten maar ploep in de sloot,
ze dansten mekaar achterna,
de dijk was zo nat en de wereld zo groot
en ’t regende — o, dat het goot.

De grootste der kleuters, die zocht in het rond
en vond er een moddrige steen,
hij smeet hem kordaat naar de vreeslijke hond
en die nam zó de benen, meteen.
Het spetterde lustigjes toen in de sloot,
de bobbeltjes dansten dooreen,
de kleutertjes voelden zich tweemaal zo groot,
al regende ‘t — o, dat het goot.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten