Home / Versjes / Kip Kakelaar

Kip Kakelaar

Met dank aan Ingrid Ouwerkerk voor het insturen van de tekst

Kip Kakelaar had kuikens: een, twee, drie, vier, vijf, zes,
Die kregen iedere morgen een uurtje kakelles.
Dan klom de kippemoeder parmantig op een steen
En ’t kleine grut stond luisterend al om de moeder heen.

Maar één van het zestal kuikens, dat was een raar geval,
´t Scheen vreselijk dom te wezen, want het leerde niemendal.
´t Had mogelijk geen oren ofwel een spraakgebrek,
Want ´t riep in plaats van toktoktok alleen maar kwekkwekkwek.

Toen dat een poos geduurd had, werd moeder kip heel kwaad
En vroeg op zekere morgen aan vader haan om raad.
Die zou eens komen luisteren naar het onderwijs der zes
En toen hij was gezeten, begon de kakelles.

Kwekkwek, riep weer die domoor; toen sprak de haan gezwind;
Dat beest leert nimmer kakelen, dat is geen kippekind!
Vrouw Kakelaar verschrikte en sprak met groot verdriet:
Wat moet ik nu beginnen? Ik weet….ik weet het niet….

Kom vrouw, wees niet zo droevig, zei toen weer vader haan,
We zullen het beest verdrinken, dan is het meteen gedaan!
Voort ging het naar de vijver. Mars beest! riep Kakelaar,
En smeet het jong in het water: Vooruit, verdrink nu maar.

Maar het kuiken kwaakte vrolijk en dreef op de effen plas
Zo dartel rond alsof het op een partijtje was.
’t Zwom naar de zwanekuikens en stoeide er lustig mee
En aan de oever stonden zijn ouders, alle twee.

Dat kan ik niet begrijpen, zei moeder Kakelaar,
Ik zeg je: het is een wonder, een wonder-kip, voorwaar!
Maar vader haan riep kraaiend: Nee vrouw, dat heb je mis.
Ik zeg je dat die kwaker een eendekuiken is!

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten