Home / Voordrachten / Julius Caesar

Julius Caesar

Jaartal: 1930
Met dank aan Herman Kruse voor het insturen van de tekst

Zeer geachte dames en heren.

Verzamelt thans in uw memorie
alles wat u geleerd heeft over de algemene historie.
Want, het onderwerp, waaraan deze voordracht is geweid,
is namelijk Julius Cäsar en zijn tijd.

De kleine Julius werd hoogstwaarschijnlijk te Rome geboren
met mond en neus, een paar ogen en en paar oren,
maar daar ik hem niet persoonlijk heb gekend,
weet ik dus verder niets van zijn signalement.

Wie zijn vader was, dat wisten slechts de Goden,
en Napoleon had het onderzoek naar het vaderschap verboden.
Wie zijn vader was, dat doet er ook niet toe,
maar toen Julius geboren werd sprak zijn moe
“Bij Jupiter, laat hem gauw
weggehaald worden door kinkhoest of sprauw (sprouw)

Maar, om zijn mama te pesten, sprak Julius in het Frans
j´y suis, j´y reste.
Zijn moeder zei daarop niet veel
en bracht hem groot met de zuigfles en kindermeel.
De kleine Julius groeide als kool
en toen hij zes jaar was, moest hij naar school
en, volgens de Romeinse leerplichtwet bleef hij daar
tot aan het einde van zijn twaalfde jaar.

De rakker kwam elke dag met een gat in zijn buis
of, zoals men toen zei, met een gat in zijn toga thuis.
En toen hij op school al zijn toges had versleten
want het meervoud van toga is toges moet U weten
vroeg zijn moeder als een verstandige vrouw
wat hij in de maatschappij nu wel worden wou.

Ik, sprak de kleine Julius fier
ik wil keizer worden of tramkoetsier.
Maar daar de trams in die jaren
nog niet uitgevonden waren,
dat zaakje kwam eerst heel wat eeuwen later in orde
Besloot hij dus maar om keizer te worden.

Hij trad daarom in dienst van de Romeinse weerbaarheid
En werd daar achtereenvolgens soldaat, korporaal en later generaal.
En werd er later op uitgestuurd
om een dorpje te veroveren hier in de buurt.

Ongeveer waar nu de stad Tiel is
daar woonde toendertijd een zekere Claudius Civilis
dat was zo´n opperhoofd, zo´n soort van koning
en een klein jongetje wees Julius de woning
Tielsestraat zes, driehoog, drie keer bellen

En op het geschelle
keek Claudius uit het raam en zag wie daar was
en schoot onmiddelijk in zijn geklede jas
en riep: “Vrouw, daar is een hoge heer uit Rome
trek de deur open en laat hem boven komen”

Nou, Julius kwam boven, en sprak, terwijl hij boog
“Zeg Claudius, wat woon je hier geweldig hoog”
Ja, dan vertelde Claudius, hoe dat nu zo zat
omdat hij steeds last van hoogwater had.
“Maar Claudius, je hoeft je heus niet te generen,
als je moet, kan je rustig absenteren”

Maar Claudius bedoelde dat helemaal niet zo
Dat was een heel ander apropos.
Nu, na veel praten werd besloten:
de Romeinen en Bataven waren bondgenoten.
Het verdrag werd keurig neergepend
op een A4, met een zegeltje van zevenendertig en een halve cent.

Julius gaf die dubbeltjes ertoe, terwijl hij zei
“Leg jij er nou die paar plakken bij”
Maar Claudius verklaarde hoe moeilijk dat zat
dat zijn vrouw ze voor de muntmeter nodig had,
zodat Julius zijn schouders ophaalde
en het hele zaakje dan maar alleen betaalde.

Toen stuurde hij een telegram naar Rome.
“Bondgenootschap in orde gekomen,
Claudius heb ik gelijmd, zonder oppositie
het liep glad, veni vidi vici”

En toen ijlde hij met zijn soldaten
met de trein naar de Romeinse Staten.
Daar aangekomen, hoorde hij dat
het volk hem tot Keizer uitgekozen had.
En van al die praal, en al die victorie
werd hij bijna gek van glorie.

Hij kocht zich een stoomjacht en een automobiel,
en met dat automobiel overreed hij elke dag een paar kippen of zwijnen
en als ze dervoor lagen, een paar ouwe Romeinen,
en kwam zo´n kerel aan het hof om te klagen,
dan werd hij opgehangen, of doodgeslagen.

Brutus, die op school al een vriend van Julius was, schijnt, zoals men in dit drama kan lezen
Julius wel een beetje te mager te wezen.
En Julius Cäsar had het idee
magere mensen zijn ontevree.
Daarom drukte men hem, op last van Julius, op het geweten
dat hij voortaan havermout moest eten,
dan werd hij dik.
Maar Brutus zei “stik”
“zeg Julius, dat ik het vertik”

En woedend ging hij met andere mannen
tegen Julius Cäsar samenspannen.
Hij schreef grote stukken in de Romeinse krant
en kreeg daardoor het hele Romeinse volk op zijn hand.
Ja, hij ging zelfs zo ver, dat hij beweerde
dat Julius naar de betrekking van Keizer solliciteerde.

Daarom werd in een vergadering besloten
dat Julius in de Senaat zou worden doodgeschoten.
Als Julius zich dan de volgende dag in de Senaat begaf
stormden alle eedgenoten als beesten op hem af
en toen hij dan daar neerlag, vol smart
stak Brutus hem een geladen revolver in het hart.

En de eedgenoten, zij staken, tot hij dood was.
Dat was het einde van een man, die eens groot was.
Maar, twijfelt u, of Julius Cäsar ooit heeft bestaan,
dan moet u onmiddelijk naar Italie gaan.
En bent u daar aangekomen,
begeeft u zich naar het Rijksmuseum in Rome.
Daar staan twee schedels achter glas.
Een van Julius toen hij nog klein
en een, als hij een groot man was.
Ik dank u.



Deze voordracht is mij (1933)door mijn vader (1892) overgeleverd doordat ik enige keren erbij was, als hij op feestjes of gezelschappen op navraag de geschiedenis herhaalde.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten