Home / Voordrachten / Pummeltje

Pummeltje

Met dank aan Piet Sterk voor het insturen van de tekst

Joris Pummel was een klein provinciaaltje.
Z’n hele dikke vrouw noemt hij kortweg Aaltje.
Dat botervat bemint hij,
Elk jaar komt er een kind bij.
En ’t laatste jaar o wee,
Toen kwamen er twee.
Didel, dodel, didel, dom,
Didel, dodel, didel, dom.

Toen de lieve iente zon begon te schijnen,
Zag men Pummeltje naar Amsterdam toe treinen.
En ’s morgens na de maaltijd,
Nam hij hartroerend afscheid.
Toen drukte hij Aaltje snel,
An z’n flanel
Didel, dodel, didel, dom,
Didel, dodel, didel, dom.

En in Amsterdam was Pummeltje potdomme,
In een kroegie in de Warmoestraat gekomme.
Hij zag daar vele vrouwen,
Begon van een te houwe
En Weldra zat Marie
Bovenop z’n knie.
Didel, dodel, didel, dom,
Didel, dodel, didel, dom.

En dat meissie ken goed omgaan met de boeren,
Kan haar handjes en haar mondje heel goed roeren.
En Joris zei m’n schatje,
(Hij zat te schuiven op z’n matje)
Jij zit voordurend nu,
Op de knop van m’n paraplu.
Didel, dodel, didel, dom,
Didel, dodel, didel, dom.

Joris Pummel die kon het niet langer dulden,
Na een klein kwartier gaf hij royaal een gulden.
Terwijl ze op z’n knie zat,
Zwoer ze dat ze hem lief had.
Maar dat ze voor haar goed fatsoen,
hier niks kon doen.
Didel, dodel, didel, dom,
Didel, dodel, didel, dom.

En Pummeltje z’n hart klopt als een hamer,
Ging toen dolgelukkig mee naar hare kamer.
Ze sprak, “jij bent de eerste,
Want ik min jou ten zeerste.
‘k Was steeds een brave meid,
Jij heb me verleid.”
Didel, dodel, didel, dom,
Didel, dodel, didel, dom.

Maar voordat Pummel an de liefde ken beginnen,
Stapte een grote zware boy de kamer binnen.
Pummel vroeg “wie is dat ?”,
Of iemand zich vergist had.
Genade schreeuwde Marie,
Dat is Lowie.
Didel, dodel, didel, dom,
Didel, dodel, didel, dom.

Joris Pummel lag te trillen als een botje,
Met z’n eene beentje stapt hij in ’t potje.
Lowie vloekte “verdomme,
Hoe ben jij hier gekomme ?
Wat doe jij op dees tijd,
Hier bij mijn meid ?”
Didel, dodel, didel, dom,
Didel, dodel, didel, dom.

Hij lachte valsch en vroeg, “zeg hoeveel heb ie ?”
“Hij heit twee knaken maar en een geel fleppie.”
Men liet hem die twee knaken,
Om de reis naar huis te maken.
En weldra zat ie fijn
In de bommel trein.
Didel, dodel, didel, dom,
Didel, dodel, didel, dom.

Sinds die tijd blijft Pummel altijd bij de zijnen
En als de lieve lentezon begint te schijnen,
Dan knuffelt hij z’n liefie
En geeft haar een geel briefie.
Als stinkt ze ook naar mest,
Oost, west, thuis best.
Didel, dodel, didel, dom,
Didel, dodel, didel, dom.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten