1930-1945 Rol van Stalin



Jozef Stalin, oorspronkelijke naam Iosif Dzjoegasjvili (Gori, Russisch Rijk, 18december 1878 – Moskou, Sovjet Unie 5 maart 1953) was de tweede leider van de Sovjet Unie van 1928 tot aan zijn dood. Zijn dictatoriale, bijzonder wrede regime bracht de Sovjet-Unie tot grote economische groei, wat echter ten koste ging van vele miljoenen mensenlevens.

Na de dood van Lenin in 1924 wist Stalin na een machtsstrijd (met als belangrijkste tegenstrever Leon Trotski) zich van de macht in partij en staat van de prille Sovjet Unie meester te maken en hield die vijfentwintig jaar in handen. Stalin behoorde aanvankelijk tot de rechtervleugel van de partij en in een bondgenootschap wist hij de linkervleugel buitenspel te zetten. In 1929 sprak hij zich openlijk uit voor collectivisering en planeconomie. De collectivisering werd een enorme ramp, daar de meerderheid der boeren haar vee liet slachten, zodat het geen staatseigendom kon worden. Door de collectivisering kwamen kolchozen (collectieve boerengemeenschappen) en sovcjozen (staatsboerderijen) tot stand. Rijkere boeren, die vaak hoog in aanzien stonden in traditionele gemeenschappen, de koelakken, werden opgepakt en verdwenen in de goelags of in gevangenissen.

De moord op Sergej Kirov in 1934 luidde het begin van ‘De Grote Zuivering’ in. De Grote Zuivering was een meedogenloze heksenjacht: voormalige oppositieleiders binnen de partij, staatshoofden, premiers en partijleiders van de deelrepublieken, intellectuelen, kunstenaars, trotskisten (aanhangers van Trotski), zinovjevisten (aanhanger van Zinovjev), rechtsen, maar ook gewone burgers werden het slachtoffer van Stalins ‘zuiveringen’. Bijna de halve legerleiding, waaronder de geniale maarschalk Michael Toechatsjevski werden terechtgesteld. De goelags zaten overvol.

In de tussentijd kwam het Stalinisme van de grond. Het stalinisme was een mengeling van orthodox marxisme-leninisme, burgerlijke moraliteit, heldenverering en verering van de Leider (Stalin). Belangrijk onderdeel van het stalinisme was ook het “sociaal realisme”. Deze kunstvorm maakte een einde aan de kunstzinnige experimenten die zo populair waren in het Rusland van kort vóór en kort ná de revolutie. Men moest begrijpelijke, realistische kunst maken.

In 1936 kreeg de USSR een nieuwe grondwet. In deze grondwet – neemt men haar letterlijk, dan is zij de meest democratische ter wereld – volgde een opsomming van de traditionele burgerlijke vrijheden, zoals vrijheid van meningsuiting, vereniging en godsdienst. Dit behoorde tot de ironie van het stalinisme: alles mag, niets mag. De verkiezingen van dat jaar brachten een overwinning met zich mee voor de stalinistische kandidaten. Hoewel partijvorming volgens de grondwet was toegestaan, deed alleen de CPSU (Communistische Partij van de Sovjet Unie) aan de verkiezingen mee.

Tweede Wereldoorlog

Rond 1938 hielden de zuiveringen plots op: zo plotseling als ze waren begonnen, werden ze beëindigd. Stalins koers veranderde langzaam maar zeker. In 1939 verving hij minister van Buitenlandse Zaken Maksim Litvinov door Vjatsjeslav Molotov, die tevens sinds 1930 premier van USSR was. Litvinov, een gematigd man, probeerde als minister toenadering te zoeken tot het Westen om een blok te vormen tegen het nationaalsocialisme van het Duitsland van Hitler en het fascisme in van Mussolini in Italië. Toen dit mislukte zorgde Stalin voor een verrassende wending. Op verzoek van Duitsland kwam het “Molotov-Ribbentrop pact” tot stand. In de winter van 1939 viel het Rode Leger Finland binnen. Hoewel de Finnen zich hevig verzetten, moesten zij in de lente van 1940 de wapens neerleggen en vrede sluiten. Grote stukken van Oost-Finland vielen in handen van de Russen.

Tijdens de oorlog tussen Finland en de Sovjet Unie gebruikten de Finnen een simpel maar doeltreffend antitankwapen, de “molotovcoictail”. Een molotovcocktail is een met brandbare stof gevulde glazen fles die via een lont of lap stof wordt ontstoken. De Finnen noemden het nieuwe wapen naar Vjatsjeslav Molotov, de minister van Buitenlandse Zaken van de Sovjet-Unie.

In de loop van 1940 volgden de Baltische Staten. Na de Duitse inval in Polen in september 1939, viel overeenkomstig de geheime afspraken van het “Molotov-Ribbentrop-pact” de Sovjet Unie op haar beurt Oost-Polen binnen. De buit werd ‘eerlijk’ verdeeld: de Duitsers kregen West-Polen, de USSR Oost-Polen (oktober 1939) wat overeenkwam met het Poolse deel dat vóór de Eerste Wereldooorlog ruim een eeuw tot het toenmalige Rusland had behoord. Stalin gaf vervolgens in 1940 opdracht om vele duizenden Poolse krijgsgevangen en intellectuelen te vermoorden.

De troepensamentrekkingen van de Duitsers bij de Russische grens, en verontrustende berichten van Russische diplomaten over een ophanden zijnde aanval, maakten Stalin weliswaar bezorgd, maar hij vreesde het slachtoffer te worden van een Brits complot en bleef tegen beter weten in hopen dat een oorlog zou uitblijven. Op 22 juni 1941 viel Duitsland de Sovjet Unie binnen (Operatie Barbarossa). Aanvankelijk boekten de Duitsers grote successen, maar Stalin en de legerleiding kozen voor de aloude Russische tactiek: terugtrekken naar het Oosten en wachten tot de winter invalt. Deze tactiek slaagde wederom. Na de Slag om Stalingrad (februari 1943) begonnen de Duitsers aan hun terugtocht en de Russen aan hun opmars. In de loop van 1944 werden de Oostbloklanden door het Rode Leger bezet. In maart 1945 volgde de omsingeling van Berlijn en op 2 mei 1945 de val van die stad. Na de Duitse capitulatie (9 mei 1945) werd Stalin, de “Generalissimus”, bewierookt als de Grote Leider die de “Grote Vaderlandse Oorlog” had gewonnen. Tijdens deze “Grote Vaderlandse Oorlog” zond Stalin vele Russische soldaten de dood in. Gemiddeld was er maar één geweer voor 5 Russische soldaten die zo ten strijde moesten trekken.

Overlijden

Op 5 maart 1953 overleed Stalin. Het is nooit duidelijk geworden onder welke omstandigheden hij is gestorven. De officiële verklaring was een hersenbloeding.

Een aantal theorieën wijst er op dat Lavrenti Beria Stalin zou hebben vergiftigd. Beria zou in de gaten hebben gekregen dat Stalin hem uit de weg wilde ruimen omdat hij te machtig zou zijn geworden. Dubieus is het in elk geval dat Beria er waarschijnlijk voor zorgde dat er 24 uur lang geen arts bij Stalin mocht komen, toen hij stervend in zijn bed lag. Men verhaalt dat Stalin op weerzinwekkende wijze stervende was. Hij schreeuwde om een dokter en sloeg met zijn armen om zich heen, terwijl een deel van de partij-elite rustig rond zijn bed stond toe te kijken en vervolgens niets deed.

Een ander verhaal vertelt dat Stalin op een ochtend niet uit zijn kamer kwam. Het duurde uren voordat iemand de moed had ongevraagd naar binnen te gaan.

Stalin werd met grote pracht en praal bijgezet in het mausoleum van het Kremlin naast het lichaam van Lenin, de grondlegger van het Russische communisme.

Tijdens het 20e partijcongres drie jaar later hekelde partijleider Nikita Chroesjtjov zijn persoon en optreden in het openbaar. Dit leidde de periode van destalinisatie in. Zijn stoffelijke resten werden in 1961 gecremeerd en de urn met zijn as op een bescheiden plaatsje aan de muur van het Kremlin werd bijgezet waar nog meer beroemdheden lagen.

Naar volgende pagina

Naar vorige pagina

Terug naar 1930-1945

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten