Jaren 60 en 70



 

19. Literatuur

Geschreven door Ilse Steel

(klik op de plaatjes om ze te vergroten)

Kinder- en jeugdboeken

De tieners van de jaren zestig groeide in de jaren vijftig op met Puk en Muk, Sim en Sam, Pietje Prik, Pietje Puk, Paulus de Boskabouter, Okkie Pepernoot, Bolke de beer etc.

Zat je als kind op een katholieke lagere school dan kon je lid worden van de Engelbewaarder (een zeer stichtelijk blaadje), later kwamen daar de Okkie en de Taptoe bij en samen met de Donald Duck werd dit het meest gelezen.  

Het fenomeen jongens- en meisjesboeken

Deze strikte scheiding werd letterlijk overal in doorgevoerd. Meisjes kregen meisjesboeken en jongens kregen  jongensboeken, punt uit. Wilde je als meisje Arendsoog lezen dan had je pech want dat feest ging mooi niet door. Andersom waren er geen problemen want jongens lazen geen meisjesboeken.

Typische meisjesboeken uit de jaren vijftig en zestig

“Heidi”, geschreven door Johanna Spyri die het verhaal al in 1880 verzon, werd door jonge meisjes verslonden.

De boeken geschreven door Sandor Kiss, “Mariska de circusprinses” en “De Gouden Lotus”, waren ook populair bij de meisjes evenals Esther Hagers, Anneke Bloemen en Arja Peters.

Uitgeverij Kluitman (samen met uitgeverij West Friesland en Malmberg) bracht heel veel jeugdboeken uit waaronder de “Marjoleintje” serie van Freddy Hagers en de ‘sneeuwbalserie’ voor oudere meisjes met titels als: “Morgen is alles andersz” van L. Van de Meer-Prins,  “De stem van het hart”, van J. Bleeker en “Voor wie die rode rozen”, van Gerda Nefkens, waarbij ze heerlijk weg konden dromen. West-Friesland bracht ook een romanserie uit voor oudere meisjes.

De ‘Joop ter Heul’ serie van Cissy van Marxveldt genoot een grote populariteit en wordt nu nog gelezen. Een boek dat een diepe indruk op mij maakte was, “Vlucht uit Boedapest” van W.J. Verbeeten. Het verhaal speelt zich af tijdens de Hongaarse opstand van 1956 en is zeer boeiend geschreven. Leni Saris en  Sanne van Havelte zijn de meest gelezen en populairste schrijfsters van de oudere meisjes uit deze tijd.

Jongensboeken

De jongens smulden van “Pietje Bel”, “Dik Trom”, “Paddeltje”, “Arendsoog”, “Pim Pandoer”, “Bas Banning” en “Tarzan” om er enkele te noemen.

“Soebkad uit de pot” en “Soebkad en de juwelenschat” van A.D. Hildebrand (1960) werden ook als hoorspel uitgezonden onder regie van Kees Schoonenberg, en zo hoorde je als meisje wat jongens lazen.

“Hugo de koppige Sakser” en “Reinoud de kruisvaarder” van Carel Beke, die ook de ‘Pim Pandoer’-serie schreef, sprak meisjes ook aan maar ze kregen deze boeken niet. Jongens hadden veel meer keus en konden over veel meer onderwerpen lezen.

Drukkerij Helmond kwam met de Helden-serie waaronder: “De tovenaar van het Menlopark” (Thomas, Alva Edison), “Een race met miljoenen auto’s” (over het leven van Henry Ford), “Onder wilden en menseneters” (de ontdekkingstochten van Stanley in Midden-Amerika), “De duivelskunstenaar van Vinci” (over het leven van Leonardo da Vinci), “Boeren goud en diamanten” (over de boerenoorlog in Zuid-Afrika), etc.

De boeken van “Jules Verne” en “Winnetoe” van Karl May werden door de jongens stukgelezen. Kluitman bracht in de ‘sneeuwbalreeks’ ook boeken uit voor oudere jongens met aansprekende titels als: “De laatste tomahawk”, door Theo Frank, “Onraad op het radarscherm”, door P.J. van Emburg etc.

De klassiekers die gelezen werden door jongens en meisjes

“De negerhut van oom Tom”, door Harriet Beecher Stowe (over de negerslavernij), “De avonturen van Tom Sawyer”, door Mark Twain. “Alleen op de wereld” van Hector Malot, “De wonderlijke avonturen van Baron van Munchhausen”, “Gullivers reizen”, door Jonathan Swift. “Robinson Crusoe” door Daniel Defoe, “Alice in wonderland” door Lewis Carrol, “Robin Hood” door verschillende schrijvers  en “Tijl Uilenspiegel” door Charles de Coster.

 In 1962 verscheen van Tonke Dragt het boek “Brief voor de Koning”, een ridderroman voor de jeugd. Dit boek werd bekroond met de prijs voor het beste kinderboek 1963. Het boek is vertaald in vele landen en er zijn al meer dan honderdduizend exemplaren van verkocht. “Geheimen van het wilde woud” verscheen in 1965 en daarna volgden nog vele boeken van de hand van Tonke Dragt die een van de populairste jeugdschrijvers werd.

In 1976 werd aan Tonke Dragt de Staatsprijs voor Jeugdliteratuur toegekend. Tonke Dragt schreef verder nog: “Torenhoog en mijlenbreed”, een toekomstverhaal (1969) dat bekroond werd met de Nienke van Hichtumprijs in 1971. Het boek “De Zevensprong” werd bewerkt tot een televisieserie, en nog veel meer spannende jeugdboeken vonden als TV serie hun weg naar de jeugd.

In 1968 verschijnt de Nederlandse vertaling van “Sjakie en de chocoladefabriek” van Roald Dahl waar hij razend populair mee wordt. 

Door Margriet Geïllustreerde Pers in Amsterdam werd in de jaren vijftig en zestig ieder jaar het “Groot Vakantieboek” uitgegeven met verhalen en raadseltjes voor groot en klein.

In de winter verscheen er ieder jaar een “Winterboekmet  een  zelfde opzet. Ieder kind wilde zo’n boek hebben, en ze zeurden net zolang tot vader en moeder door de knieën gingen. Vanaf het moment dat het boek in hun bezit kwam zaten de kinderen er in te lezen en hoorde of zagen niets meer, wat lekker rustig was voor de ouders.  

Stripverhalen

Onderwijzers en ouders hadden niet veel op met stripverhalen. Toch was de opmars die eind jaren veertig begon niet meer te stuiten. De strip ontwikkelde zich van een strookje in de krant tot een echt stripboek.

Toen een Amerikaans psycholoog in de jaren vijftig had gewezen op de gevaren van strips werden stripboeken in heel wat huisgezinnen verboden waar, dit tot groot verdriet van de jeugd.

Toch is het moeilijk om in te zien hoe b.v. Kuifje,  Suske en Wiske en Sjors en Sjimmie schade aan het tere kinderzieltje toe zouden kunnen brengen, het verbod hield dan ook niet lang stand. Al snel spreekt het stripverhaal een breder publiek aan door zijn heldere indeling van goed en kwaad, zijn duidelijke moraal en zijn spanning en ongebreidelde fantasie.

In het begin van de jaren zeventig jaagt Asterix de verkopen van stripalbums enorm omhoog. Ineens was het niet meer verdacht om als volwassenen met een stripboek betrapt te worden. De strip werd volledig geaccepteerd en zowel jong als oud genoten ervan. Een van de eerste strips in Nederland was Bulletje en Bonestaak van George van Raemsdonck en A.M. de Jong. 

In de jaren vijftig waren vooral De avonturen van Dick Bos, Kapitein Rob en Eric de Noorman razend populair. Dick Bos waarvan in 1940 de eerste uitgave verscheen ontwikkelde zich rond de 2de wereldoorlog. Door de toen heersende papierschaarste werd het nog kleiner dan een normaal pocketboekje.

Een strip met duidelijk Amerikaanse invloeden die ging over drank, drugs, obscure kroegen, ongure types en gemene gevechten.

 De andere twee strips hadden een formaat dat nog minder dan de helft was van de latere stripboeken, en een minder gewelddadige inslag. Op het bovenste deel van de pagina stonden de tekeningen en daaronder de tekst, in kolommen, alles in zwart wit.

In 1952 verscheen de eerste Nederlandse uitgave van de Donald Duck die een enorme populariteit zou verwerven, en bijna ieder huisgezin was zowat abonnee in de jaren vijftig en zestig.

Een greep uit de populairste stripboeken uit de jaren vijftig en zestig:

Olivier Bommel, met uiteraard Tom Poes van Maarten Toonder die ergens tussen 1939 en 1942 aan deze serie begon. Kuifje, Suske en Wiske (Suske en Wiske van Willy van der Steen kwam pas later naar Nederland waar ze eerst niet goed uit de voeten konden met de sappige Vlaamse humor).

Sjors en Sjimmie, De rode ridder, Bessy,  Archie, de man van staal, Asterix en Lucky Luke. Het leesaanbod was toen al groot maar zou de komende jaren nog meer uitgebreid worden. Het stripboek werd steeds mooier en kleurrijker en verloor tevens iets van zijn charme.

De generatie die opgroeide in de jaren vijftig en zestig met het bovenstaande had het niet slecht getroffen, maar toch zouden ze een lichte cultuurschok oplopen bij de overstap naar volwassen literatuur. 

Literaruur, proza en poezie

De Beat Generation

Deze naam werd gegeven aan een groep Amerikaanse schrijvers die zich in de jaren vijftig van de 20ste eeuw afzetten tegen de conventionele consumptiemaatschappij en zich door verdovende middelen, drank, Zenboeddhisme en een onconventionele levenswijze nieuwe individuele waarden trachtten te verwerven.

De Amerikaanse letterkundige beweging die men met Beat Generation aanduidt, had haar centra in San Francisco en New York, en beleefde het hoogtepunt omstreeks 1956. De belangrijkste vertegenwoordigers van deze beweging waren de dichters Allen Ginsberg en Gregory Corso, de uitgever en dichter Lawrence Ferlinghetti en de romanschrijvers Jack Kerouac en William S. Burroughs.

In het zogenaamde ‘hip’ idioom verheerlijkten zij hun eigen ervaringswereld en uitten zij hun protest tegen de gevestigde waarden. Hun werk had een autobiografische inslag en was in een surrealistische stijl geschreven, een effect van drugs tijdens het schrijfproces. In 1961 verscheen een belangrijke bloemlezing, “A casebook on the Beat”, samengesteld door Thomas Parkinson.

Burroughs

William S. Burroughs (1914-1997). Na zijn literatuurstudie begon hij in 1936 een zwervend bestaan en raakte geheel verslaafd aan verdovende middelen, een periode die hij onder de schuilnaam William Lee beschreef in “Junkie” (1953).

In latere romans gebruikte Burroughs regelmatig science fiction elementen om zijn onvrede met de maatschappij vorm te geven. Bekende werken o.a.: “The naked lunch” (1959), “The soft machine” (1961), “The ticket that exploded” (1962), “Nova express “(1964), “Death fingers talk” (1965), “The wild boys” (1971) en “City of the red night” (1979).

Gregory Corso (1930-2001). In Corso’s gedichten zijn bitter protest, wrange humor en surrealistische effecten verwerkt. Zijn belangrijkste bundels, waarin zijn kwaliteiten als criticus van de welvaartsmaatschappij goed tot uiting komen zijn: “The vestal lady of brattle” (1955), “Gasoline” (1958), “Bomb” (1958), “The happy  birthday of  death” (1960) en “Long live man” (1962).

Lawrence Ferlinghetti (geb.1919). Deze Amerikaanse uitgever en schrijver heeft een centrale plaats ingenomen binnen de Beat Generation. Zijn ‘City Lights Bookshop’ in San Francisco was jarenlang het centrum van de Frisco Beats; hij durfde de uitgaven aan van controversiële werken en viel ook op door zijn eigen werk. Tot zijn in hip Amerikaans geschreven dichtbundels behoren: “Pictures of the gone world” (1955), “A Coney island of the mind” (1958) en “Starting from San Francisco” (1961). Verder schreef hij de roman “Her” (1960), waarin een kunstenaar op zoek is naar het Ideale. Daarnaast schreef hij nog enkele korte, experimentele toneelstukken b.v. “Routines” (1964).

Allen Ginsberg,  (1926-1997) poëet van een generatie. Een boeddhist en held van de tegencultuur. Zijn belangrijkste dichtbundel, “Howl and Other Poems”, verschenen in 1956, overwon alle pogingen tot censuur. Nog in 1984 werd dit werk van Ginsberg door de Amerikaanse president Ronald Reagan op de zwarte lijst gezet! Howl werd vertaald in 22 talen en behoort tot de meest gelezen dichter van de 20ste eeuw.

De dood speelde een belangrijke rol in Ginsberg’s poëzie. Bekende werken: “Kaddish and other poems” (1961), “Empty mirror” (1961), “Reality sandwiches” (1963), “Planet news” (1968)  en “Indian journals” (1970). Een deel van zijn reputatie ontleende Ginsberg aan zijn levendige voordrachten, hij trad op met  Paul McCartney. In 1997 werd er een documentaire gemaakt over Ginsberg. Met zijn instemming werden er opnamen gemaakt van zijn sterfbed. Deze beelden ronden het portret van deze opmerkelijke man op een mooie manier af.

Ginsberg

Kerouac

Jack Kerouac (1922-1969) was voorman van de beat-generatie, die de weg vrijmaakte voor de omwentelingen in de jaren zestig. Dertig jaar na zijn dood was Kerouac het middelpunt van controverse, nabestaanden van de schrijver vochten om diens werk, in Santa Fé (VS). Erfgenamen van Kerouacs derde vrouw bezaten zijn archieven, die 10 miljoen euro waard waren.

Kerouac beschreef de gevoelens en ondervindingen van deze generatie in zijn gezaghebbende beatroman: “On the road” uit 1957 (model hiervoor stond Neal Cassady) en in andere werken o.a.: “The dharma bums” (1958, waarin het Zenboeddhisme een rol speelt), “The subterraneans” (1958), “Maggie Cassidy” (1959), “Tristessa” (1960) en “Big Sur” (1962).  Met “The solation angels” (1965) sloot hij de Beat-periode af en publiceerde hij niet meer.

Het werk van de Amerikaanse schrijver Norman Mailer, (1923-2007) is verwant aan het werk van de Beat Generation. Mailer vocht in de Tweede Wereldoorlog tegen Japan en baseerde op die ervaringen zijn beroemde oorlogsroman “The nakend and the death” (1948). De hierin vervatte kritische benadering van de Amerikaanse samenleving is typerend voor zijn werk. Daarnaast schreef hij essays (verhandeling over een of ander wetenschappelijk of letterkundig onderwerp)  en reportage-achtige geschriften b.v. “The presidential papers” (1963)en “Cannibals and christians” (1966).

Miller

Hetzelfde de geld voor het werk van Henry Miller (1891-1980). Hij schreef romans die erop gericht waren de gevestigde normen te ondermijnen, daarbij de seksualiteit centraal stellend.

Tijdens zijn verblijf in Frankrijk schreef hij  “Tropic of cancer” (1934) en vestigde hiermee zijn naam (deze roman heeft evenals ander werk van zijn hand, vaak grote moeilijkheden met de censuur opgeleverd en mocht pas in 1961 in Amerika worden uitgegeven). Andere bekende werken zijn o.a. “Tropic of capicorn” 1939, “Sexus” 1949, “Plexus” 1954 en “Nexus” 1960).

Daarnaast was hij ook een essayist en een niet onverdienstelijk schilder van aquarellen. Millers eerste gepubliceerde werk “Tropic of cancer” is kenmerkend voor zijn hele oeuvre: deels roman, deels autobiografie doorspekt met essayistische passages.  

Angry Young Men

Hieronder verstaat men een groep Engelse schrijvers, die opkwam in de jaren vijftig. Ze hebben met elkaar gemeen dat ze zich afzetten tegen de naar hun menig versleten sociale en politieke waarden en burgerlijkheid, en dat zij opkomen voor de arbeidersklasse, waar zij vaak zelf uit afkomstig zijn. Tot de belangrijkste schrijvers van deze groep behoren: John Osborne (toneel), Kinsley Amis, John Braine, Alan Sillitoe, John Wain, Keith Waterhouse, Colin Wilson en Shelagh Delaney.

Kinsley Amis (1922-1995). Zijn satire op het establishment (gevestigde orde) in “Lucky Jim” (1954) en verfilmd in 1957 sloeg onmiddellijk aan en bezorgde hem blijvend naam en faam. Hij schreef ook enkele dichtbundels, literaire kritieken, studies over science fiction en James Bond. Enkele bekende werken: “Take a girl like you” (1960), “I want it now” (1968), “Ending up” (1974), “Jake’s thing” (1978). “The old devils” uit 1986 werd bekroond met de Bookerprijs.

John G. Braine (1922-1986) werd onmiddellijk beroemd door zijn roman “Room at the top” uit 1957. Het verhaal gaat over een arbeidersjongen die zich door middel van zijn charmes weloverwogen opwerkt tot de invloedrijkste bewoner van zijn woonplaats. Andere bekende werken van hem zijn o.a. “Life at the top” (1962), “The jealous God” (1964), “Stay with me till morning” (1970).

John J. Osborne (1929-1994) toneelschrijver en door velen beschouwd als de belangrijkste van de Angry Young Men. Zijn debuut “Look back in anger” uit 1956 schudde het ingedutte Britse theaterleven ruw wakker. In dit stuk wordt de wanhoop en de desillusie van de naoorlogse jeugd op een schrijnende manier tot uitdrukking gebracht. De hoofpersoon Jim Porter is het prototype van de ‘angry young men’. In 1958 werd het stuk door Tony Richardson verfilmd. Andere succesvolle toneelstukken zijn: “The entertainer” (1957), in 1959 door Richardson verfilmd, “Luther” (1961), “Inadmissible evidence” (1964) en “A patriot for me” (1965). In zijn later werk wist hij dit niveau niet meer te evenaren.

Shelagh Delaney (geb.1939). Deze schrijfster werd zeer bekend door haar toneelstuk “A taste of honey” uit 1959 (verfilmd in 1962),  dat de emotionele groei behandelt van een jong meisje in een armoedige arbeidersflat. Schokkend voor die tijd was haar verhouding met een neger, van wie zij een kind verwacht, en haar vriendschap met een homofiele jongen.

Alan Silletoe (geb.1928) werd beroemd met de roman “Saturday night and Sunday morning” (1958) en verfilmd in 1960. Zaterdagochtend en zondagmorgen is het portret van Arthur Seaton, een 22 jarige fabrieksarbeider, wiens houding tegenover de maatschappij in deze twee zinnen staat samengevat: ‘Eens een rebel, altijd een rebel.’ Hij heeft een hekel aan alle leidinggevende figuren en instituten in de samenleving, eigenlijk aan het hele maatschappelijke stelsel, dat hij ziet als een grootscheeps complot tegen de arbeiders, maar vooral tegen Arthur Seaton. Zijn leven is een voortdurende opstand hiertegen.

Silletoe

Andere bekende werken van hem zijn o.a. “The loneliness of the long distance runner” (verhalenbundel uit 1959 en verfilmd in 1962), “The general” (1960), “Key to the door” (1961), “The dead of William Posters” (1965), “A start in life” (1970), “The storyteller” (1979) en nog een aantal andere romans.

John W. Barrington (1925-1994) debuteerde in 1953 met de satirische roman “Hurry on down”, over een jongeman Charles Lumley, die zijn plaats in de maatschappij niet weet te vinden: de combinatie van een eenvoudige afkomst en een universitaire opleiding maken hem volledig ongeschikt. Andere bekende werken zijn o.a. “Living in the present” (1955), “A travelling woman” (1959), “A winter in the hills” (1970) en “The pardoner’s tale” (1979). Daarnaast was Barrington een zeer invloedrijk literair criticus en schreef hij poëzie. Gebundeld in Poems 1949-1979 (1981). Hij was Professor of Poetry in Oxford van 1973 tot 1978.

Keith S. Spencer (geb.1929) werd bekend door de roman “Billy Liar” (1959; verfilmd 1963). Het vervolg hierop was “Billy Liar on the moon” (1975). Andere romans o.a. “Jubb” (1963), “The bucket shop” (1968) en “Office life” (1978). Met Willis Hall schreef hij een aantal toneelstukken.

Wilson

Colin Wilson (geb.1931). Deze schrijver werd vaak gezien als de filosoof onder de Angry Young Men. Hij maakte naam met “The outsider” (1956), dat de strijd behandeld van het individu tegen de middelmatigheid en het conformisme (conform, overeenstemmend) van de maatschappij. Het vond een vervolg in “Religion and the rebel” (1957). Andere werken van Wilson zijn o.a. “The glass cage” (1966), “The philosopher’s stone” (1969), “The killer” (1970), “The schoolgirl murder case” (1974) en “Enigma’s and mysteries” (1977).

 Pop-Poets

Groep Britse dichters en musici van wie het werk wordt aangeduid als The Mersey Sound (Liverpool). Bekende namen zijn: Roger McGrough en Brian Patten.

Roger McGough (geb. 1937). Hij startte zijn literaire loopbaan in de jaren zestig bij de satirische popgroep ‘The Scaffold’ en behoort sindsdien tot de pop-poets en popmusici wier werk bekend is onder de noemer The Mersey Sound (naar de gelijknamige bundel uit 1967), met als centrum Liverpool.

Bekende werken: “The commision” (1967) (een avondvullend stuk), “Frinck” (1969) een korte roman, de dichtbundels: “Watchwords” (1969), “After the merrymaking” (1971), “Gig” (1973) e.a. 

Mc Gough

Patten

Brian Patten (geb.1946). Engels dichter, behoort tot de pop-poets. Patten was, als de meesten van hen, ongeschoold en leidde een zeer afwisselend leven in diverse landen. Hij houdt veel van poëzie-lezingen, vaak gecombineerd met muziek. Patten is vertegenwoordigd in vele bloemlezingen (verzameling van de bloem der letterkunde, dat wil zeggen, van de mooiste en de beste stukken), waaronder de “Liverpool scene”.

Bekende werken: “Little Johnny’s confession” (1967) en “Notes to a hurrying man” (1969). Zijn poëzie kenmerkt zich door alledaags woordgebruik. 

Vijftigers in Nederland

Een groep van dichters en prozaïsten wier werk zich sinds 1950 heeft ontwikkeld tot een moderne, experimenteel gerichte kunst. Tot de leidende figuren van deze groep behoren Lucebert, Remco Campert, Hugo Claus, Gerrit Kouwenaar en Hans Andreus.  Omstreeks 1954 viel de groep uiteen, de leden bleven wel actief maar ieder ontwikkelde zich verder op zijn eigen wijze.

Johannes G. Elburg (1919-1992) schreef aanvankelijk traditionele poëzie, maar sloot zich begin jaren vijftig aan bij de experimentele dichtersgroep de Vijftigers. Hoewel hij van mening was dat kunst een sociale taak te vervullen heeft is zijn werk vaak moeilijk toegankelijk, vooral door het sterk associatieve karakter er van. Tot zijn bundels behoren o.a. “Laag Tibet” (1952), “De vlag van de werkelijkheid” (1956) en “Streep door de rekening” (1965). “Geen letterheren” (1987) bevat zijn herinneringen aan de begintijd van de Vijftigers en de verwante kunstenaarsgroep Cobra. In 1976 kreeg Elburg de Constantijn Huygensprijs toegekend.   

Hans Andreus (1926-1977), pseudoniem van J.W. van de Zant. Het werk van Andreus is veelomvattend: dichtbundels, kinderboeken, hoorspelen en chansons. Dichtbundels o.a.: “De sonnetten van de kleine waanzin” (1957), “Luisteren met het lichaam” (1960), “De ruimtevaarder” (1968) en onder meer de roman “Valentijn” (1960).

Campert

Remco Campert (geb.1929) schrijft luchtige, niet van humor verstoken uiterst leesbare proza. Bekend als gematigd experimenteel dichter, in 1976 kreeg hij de P.C. Hooftprijs voor Alle bundels gedichten. Verhalenbundels o.a. “De jongen met het mes” (1958), “Nacht op de kale dwerg” (1964) en de romans: “Het leven is verrukkuluk” (1961), “Liefdes schijnbewegingen” (1963), “Het gangstermeisje” (1965), “Tjeempie of Liesje in luiletterland” (1968), “Hoe ik mijn verjaardag vierde” (1969). Campert’s werk werd zeer veel gelezen in de jaren zestig en zeventig. Remco Campert schreef in 1985 het boekenweekgeschenk, “Somberman’s actie”.

Claus

Hugo Claus (1929-2008), Vlaams schrijver van experimentele poëzie, toneel en romans. Poëzie o.a. “Een geverfde ruiter” (1961), “Van horen zeggen” (1971) en “Heer everzwijn” (1971). Romans o.a  “De hondsdagen” (1952), “De verwondering” (1962), “Omtrent Deedee” (1963), “Het jaar van de kreeft” (1972)  Toneel o.a. “Een bruid in de morgen” (1955), “Suiker” (1958), “Alcestis” (1965) en “Vrijdag (1969). Claus kreeg in 1965 de Henriette Roland Holst prijs voor zijn toneelwerk “Het mes” en het script “De dans van de reiger” (1964, later ook als toneelstuk) werden verfilmd door de Nederlander Fons Rademakers. In 1967 ontving Hugo Claus de Belgische Staatsprijs voor Toneelliteratuur. De hoogste literaire onderscheiding, De Prijs der Nederlandse Letteren, verkreeg hij in 1986.

Tevens was hij ook een succesvol abstract beeldend kunstenaar. De boeken van Hugo Claus vonden gretig aftrek in deze periode en hij groeide uit tot een zeer succesvol schrijver. In 1989 schreef Hugo Claus het boekenweekgeschenk, “De zwaardvis”.

Gerrit Kouwenaar (geb.1923), dichter en vertaler van onder meer toneelstukken van Goethe, Schiller, Brecht en Sartre. Poëzie o.a. “Zonder namen” (1962), “St. Helena komt later” (1965) en “Honderd gedichten” (1969). Kouwenaar zoekt in zijn poëzie naar wegen om de ontoereikende dichterlijke uitdrukkingsmogelijkheden van de taal te ondervangen.  Romans: “Negentien-nu” (1950), “Ik was geen soldaat” (1951). In 1958 en 1964 ontving hij de poëzie-prijs van de gemeente Amsterdam, in 1962 de Jan Campertprijs en in 1970 de P.C. Hooftprijs.

Lucebert (1924-1994), pseudoniem voor L.J. Swaanswijk, dichter, schilder, tekenaar en fotograaf, beïnvloed door o.a de Franse dadaïsten en surrealisten. Hij wordt beschouwd als de meest invloedrijke van de Experimentelen of Vijftigers. Lucebert ontving in 1962 samen met de Westduitser Hohme de Maizotteprijs voor de schilderkunst; kreeg in 1965 de Constantijn Huygensprijs en in 1968 de P.C. Hooftprijs voor zijn gehele dichtwerk; “Van de afgrond en de luchtmens” (1953), “Verzamelde gedichten” (1965).

Lucebert

Schierbeek

Bert Schierbeek (1918-1996), schrijver en dichter, behorend tot de vroegste van de groep Vijftigers, verzette zich tegen een traditioneel taalgebruik om de geijkte patronen te doorbreken. In zijn werk speelt de typografie (de kunst van drukken of afdrukken) een grote rol. Publiceerde o.a. “Het dier heeft een mens getekend” (1960), “Inspraak” (1970), “In en uitgang (1974)” en “Weerwerk” (1977).

Happening, een creatief en artistiek feest

Deze term werd gebruikt in de jaren zestig en zeventig voor een creatieve en artistieke gebeurtenis die het scheppen van een bepaalde situatie tot doel heeft; het gekozen onderwerp was slechts als uitgangspunt belangrijk. De mens moest zich bewust worden van de hem omringende werkelijkheid. Vaak hadden deze happenings een provocerend karakter.

De eerste happening werd in 1959 door Allan Kaprow te New York georganiseerd en tot 1964 hadden de meeste happenings plaats in New York. Vanaf 1960 zijn er ook in Europa happenings georganiseerd: in West-Duitsland door Wolff Vostell en in Frankrijk door o.a. Jean Jacques Lebel. In Amsterdam werden happenings uitgevoerd door Robert Jasper Grootveld, Johnny the Selfkicker en Simon Vinkenoog. Ook Willem de Ridder en Wim T. Schippers mogen in dit verband genoemd worden. 

Pop-dichters

Minstrelen op het marktplein en verhalende troubadours waren er al in de middeleeuwen. Deze lijn kunnen we doortrekken naar de jaren zestig als poëzie entertainment wordt. In de jaren vijftig verenigde men reeds jazz-muziek met poëzie (jazz en Poetry). In Amerika had men de San Francisco Beats. Poëzie werd een gebeurtenis in de jaren zestig, ook in Nederland, waar Johnny The Selfkicker, Simon Vinkenoog, Cees Buddingh, Jules Deelder e.a hieraan gestalte gaven. Spelen met woorden in het ritme van de rockbeat, de kwinkslag als onmisbaar element om de aandacht vast te houden. Poëzie hoeft niet altijd moeilijk te zijn, het kan ook eenvoudig en direct zijn.

Tegen het einde van de jaren zeventig keert het fenomeen happenings weer terug. Eerst in Engeland met de punkdichters John Cooper Clarke, Patrick Fitzgerald en de reggae en dub-dichters Oku Onuora, Benjamin Zephaniah, Michael Smith, Linton Kwesi Johnson en Mutabaruka. “Dub Poetry: 19 Poets From England and Jamaica” is een bundeling van hun werk.

In Nederland wederom met Simon Vinkenoog, Johnny the Selfkicker, Jules Deelder, Bart Chabot en Ton Lebbink. Men maakte platen naast of in plaats van verzenbundels.

Poetry  International, sedert 1970 jaarlijks  georganiseerd te Rotterdam, is ook een soort happening. Mede door de vele publiciteit die eraan wordt gegeven heeft het festival de belangstelling voor poëzie gestimuleerd.

John Cooper Clarke (geb.1949) is een van de schilderachtigste figuren van de Britse New Wave met zijn op Bob Dylan anno 1966 gebaseerd uiterlijk. Hij brengt snelle eigentijdse straat-poëzie, voorgedragen in een razendsnel tempo. Hij leest korte flitsende misdaadstorie’s voor in jazzclubs en in 1976 gaat hij optreden in punkclubs, meestal samen met de groep Buzzcocks. Hij tekent een contract met CBS en maakt een serie platen waarop hij begeleidt wordt door de Invisible Girls.

Cooper Clarke

Fitzgerald

Patrick Fitzgerald (geb.1956) leest in de jaren 1976-1978 zijn teksten vol agressie en venijn voor in punkclubs. Afkomstig uit het verpauperde Londense East End, gedesillusioneerd en verbitterd door wat hij als aankomend welzijnswerker ziet.  Zijn teksten getuigen daarvan.  Twee EP’s: “Backstreet Boys” en “Safety Pin Stuck In My Heart”. Hij werkt korte tijd met een band tot zijn contract wordt opgezegd en trekt daarna als troubadour de wereld over. Hij zingt naast zijn zelfgeschreven liedjes ook nummers van Jacques Brell.

Anne Clarke (geb.1960), dichteres, vindt sensualiteit belangrijker dan intellect. Als teenager stuurt ze gedichten op naar Paul Weller, die er een paar publiceert in Mixed-up en Shook-up. De bloemlezing “Hard Lines” bevat ook werk van haar eigentijdse jongeren-poëzie. Haar werk beschrijft veel uitzichtloze situaties. Een ontmoeting met de musicus David Harrow resulteert in “Changing Places” (1983). Op de mini-elpees: “The Sitting Room” (1982)  en “Pressure Points” (1985) is Anne Clarke ook als musicus te horen. Ze komt sterk in de belangstelling te staan met de single “Our Darkness”, van De mini -elpee “Joined Up Writing” (1984).

Nederland

Chabot

Bart Chabot, (geb.1954), geïnspireerd door zijn helden en voorbeelden Johnny Rotten, Lydon en Elvis Costello, stapt gestimuleerd door Herman Brood het podium op en slingert met veel vaart en volume zijn teksten de zaal in. Zijn meestal agressieve gedichten over seks, geweld, highway en drop-outs bracht hij veelal op popfestivals ten gehore. Publiceert zijn gedichten bij uitgeverij De Bezige Bij, meestal samen met fotografie van Anton Corbijn, die als popfotograaf inmiddels tot de top behoort. De kracht van zijn foto’s zit in het weergeven van de gekozen stemming, die naadloos aansluit bij het karakter van de afgebeelde persoon. 

De debuutsingle van Bart Chabot, “De dag dat de derde wereldoorlog ook aan ons land niet onopgemerkt voorbij ging”, ontstaat in samenwerking met Robert-Jan Stips die de muziek en de productie voor zijn rekening neemt. De dichtbundels van Chabot hebben doorgaans Engelstalige titels. Daarnaast schrijf hij reisverhalen en ook columns voor radio en tijdschriften.

Deelder

Jules Deelder (geb.1944), dichter en schrijver. Deelder geniet grote bekendheid door zijn opvallende verschijning en wijze van voordragen. Hij verwerkt in zijn poëzie veel letterlijke stukjes tekst uit het dagelijks leven. Zijn verhalen zijn grappig van aard en hebben vaak de stad Rotterdam als onderwerp. Verder wordt zijn werk gekenmerkt door snelheid, macabere humor en terloopse diepzinnigheid. Ook hij profiteert van de hernieuwde belangstelling voor podiumdichters in de jaren zeventig.

Als Rotterdams ‘nachtburgemeester’ is hij een graag geziene en kleurrijke gast in diverse uiteenlopende tv-programma’s. Zijn eerste grote theatershow “J A Deelder” wordt door de VPRO uitgezonden.

 Deelders motto, Ik schrijf spreektaal. Ik ben duidelijk. Kiezen of Deelder. Hij begon als dichter maar ging later steeds meer proza schrijven. Enkele bekende werken: Poëzie o.a : “Gloria Satoria” (1969),  “Dag en nacht geopend” (1970), “Boe” (1972), “Moderne gedichten” (1979), “Junkers 88” (1983) en andere werken.

Johan van Doorn (1944-1991), schrijver en performer. Van Doorn werd bekend in 1966 toen hij tijdens een poëzieavond in het Amsterdamse Carré voordroeg uit zijn debuutbundel, “Een nieuwe mongool”, geschreven onder het pseudoniem Johnny the Selfkicker. Zijn gedichten en optredens trokken sterk de aandacht door hun extravagantie. Zijn prozadebuut, “Mijn kleine hersentjes” (1972) maakte indruk. Met Cherry Duyns en Armando  was van Doorn met het programma ‘Herenleed’ op televisie en in theaters te zien.

Van Doorn

Vinkenoog

Simon Vinkenoog  (geb.1928) was woordvoerder van de Vijftigers of Experimentelen. Begon als schrijver van gedichten en kronieken bij Literair Paspoort in Parijs (werkte voor Unesco 1949-1956). Vinkenoog was in 1961 mede oprichter van het tijdschrift ‘Randstad’ en organiseerde Poëzie in Carré (1966). In 1959 had hij zijn eerste LSD-ervaring en is nog steeds een tevreden stickie-roker. Zijn enorme archief, met honderden dozen boeken, documenten, foto’s en correspondentie, deed hij in 1989 weg. Het ging naar het Letterkundig Museum, het gemeente-archief en het Instituut voor sociale geschiedenis in Amsterdam.  Naast zeer persoonlijke poëzie zoals: “Wondkoorts” (1950), “Heren zeventien” (1953), “Spiegelschrift” (1962),  “Mij best” (1976), “Bestaan en begaan” (1979), schreef hij een serie autobiografische romans, waaronder “Zolang te water” (1954), “Liefde” (1965) en “De andere wereld” (1978).

Een selectie van andere bekende en populaire dichters uit de jaren zestig en zeventig:

Leo Vroman (geb.1915) dichter en schrijver. Zijn werk is vaak voorzien van eigen illustraties, richt zich vol humor en gevoeligheid direct tot de lezer door het gebruik van een aan associaties rijke conversatietoon. De ‘ik’, zijn gezin, vooral zijn vrouw Tineke, zijn belangrijke elementen in zijn oeuvre, dat zich met alle aspecten  van het leven bezighoudt.  Bekende werken proza o.a. “Tineke” (1948) “Snippers van Leo Vroman” (1958), “Het carnarium” (1973). Roman: “Brieven uit Brooklyn” (1975). Poëzie: “Fabels van Leo Vroman” (1962), “God en godin” (1967 en “Huis en tuin” (1979). In het Engels schreef hij “Just one more world” (1976). In 1969 schrijft hij het toneelstuk “Voorgrond en achtergrond”. In 1965 krijgt Vroman de P.C. Hooftprijs.      

Vroman

Buddingh

Cees Buddingh (1918-1985) studeerde Engels, was redacteur van ‘Podium’ en ‘Gard Sivik’ en publiceerde in Barbarber. Buddingh verwerkte o.m. invloeden van het surrealisme en de jazz in zijn werk,. Daarnaast schreef hij in nuchtere bewoordingen over alledaagse ervaringen. Zijn veelzijdige en uitgebreide oeuvre omvat poëzie, romans, verhalen, dagboeknotities en kritisch proza.

Bekende werken zijn o.a. “Gorgelrijmen” (1953), “Het mes op de gorgel” (1960), “Wil het bezoek afscheid nemen?” (1968), “Verzamelde gedichten” (1971) en “Het houdt op met zachtjes regenen” (1976).

‘Gard Sivik’ een in 1955 te Antwerpen opgericht letterkundig tijdschrift, voor het propageren van avant-gardistische kunst (avant-garde, groep van jonge vooruitstrevende kunstenaars). In het begin was ere een puur Vlaamse redactie, maar tijdens het tweede jaargang traden ook Nederlanders tot de redactie toe. Vanaf het zesde jaargang verscheen ‘Gard Sivik’ zowel in België als in Nederland. Redactiewisselingen hielden het blad in beweging. In 1964 verscheen het laatste nummer. Het tijdschrift is van grote betekenis geweest voor de nieuwe opkomende poëzie.

Cees Nooteboom (geb.1933),  journalist, dichter, romancier, toneelschrijver (“De zwanen van de Theems”, 1959) en vertaler. Gedichten o.a. “De doden zoeken een huis” (1956), “Gesloten gedichten” (1964), “Open als een schelp, dicht als een steen” (1978). Romans: “Philip en de anderen” (1955), “De ridder is gestorven” (1963). Daarnaast schreef hij reisverhalen zoals: “Een nacht in Tunesië” (1965), “Een avond in Isfahan” (1978). In 1991 schreef Cees Nooteboom het boekenweekgeschenk met als titel, “Het volgende verhaal”.   

Nooteboom

Komrij

Gerrit Jan Komrij (geb.1944), dichter, vertaler en essayist. Debuteerde in 1968 met “Maagdenburgse bollen en andere gedichten”, waarin een grimmige humor en virtuoze (bedreven, met gemak) rijmstijl opvielen. In zijn redactionele werk voor het tijdschrift ‘Maatstaf’ laat hij zijn romantische inslag zien, daarnaast is hij een zeer bekwaam vertaler. Met de selectie van de bloemlezing “De Nederlandse poëzie van de 19de en 20e eeuw in 1000 en enige gedichten” (1978) haalde hij zich de woede van de Vijftigers of Experimentelen op de hals. Bekende werken o.a. “Ik heb Goddank twee goede longen” (1971), “Tutti Frutti” (1972), “Daar is het gat van de deur” (1974), “Fabeldieren” (1975), “Horen, zien en zwijgen” (1977) en “Papieren tijgers (1978). In 1993 ontvangt Komrij de P.C. Hooftprijs voor zijn beschouwend proza en in 2000 wordt hij gekozen tot Dichter des Vaderlands met een eredoctoraat aan de universiteit van Leiden.

Sybren Polet (eig. Sijbe Minnema; geb.1924). Dichter en prozaschrijver die zich in zijn poëzie rationeler toonde dan de Vijftigers. In zijn roman-trilogie, “Breekwater” (1961), “Verboden tijd” (1964) en “Mannekino” (1968) vervlocht hij op speelse wijze tijd en realiteit. Poëzie o.a. “Organon” (1953), “Geboortestad” (1958), “Konkrete poëzie” (1962) en “Illusie & illuminatie” (1975).

Bert Voeten (1918-1992), dichter en vertaler kreeg bekendheid met de dichtbundel “De blinde passagier” (1946). Zijn dichtwerk getuigt van een grote taalvirtuositeit (zeer bedreven in de taal) en verbeeldingskracht. Deze eigenschappen hebben ertoe geleid dat hij als vertaler van toneelwerk van o.a. Shakespeare, Molière en Arthur Miller een grote naam gekregen heeft.

Dichtbundels o.a. “Suite in december” (1948), “Met het oog op morgen” (1953) en “Een bord bekijken (1963). Voeten stelde ook enkele bloemlezingen samen o.a. “De vrijheid smaakt naar pijn” (1970).

Voeten

Vasalis

M. Vasalis (eig. Margaretha Droogleever Fortuyn-Leenmans, 1909-1998), dichteres en jeugdpsychiater, had een bescheiden oeuvre van ongeveer honderd gedichten, maar werd vooral in het voortgezet onderwijs een van de meest gelezen dichters. Beroemd werd Vasalis gedicht “Tijd” uit haar debuutbundel “Parken en woestijnen” (1940). Vooral de eerste zin: ‘Ik droomde dat ik leefde…/ Langzamer dan de oudste steen.’ heeft velen getroffen.

De gedichten van Vasalis zijn vooral geroemd om hun openheid en gebrek aan opsmuk.’Eenvoudige toegankelijke expressie van verheven gevoelens’ schreef de criticus K.L. Poll.  Er verschenen nog twee dichtbundels van haar hand:  “De vogel Phoenix” (1947) en “Vergezichten en gezichten” (1954). Ze publiceerde ook de novelle “Onweer” (1940) en “Kunstenaar en verzet” (1958). Voor dit bescheiden oeuvre is Vasalis bekroond met de Van der Hoogt prijs (voor haar poëzie-debuut), de Constantijn Huygensprijs in 1974 en de P.C. Hooftprijs in 1983 (beide prijzen voor haar complete werk).

Judith Herzberg (geb.1934). In het begin van de jaren zestig stuurde Herzberg enkele gedichten naar de redactie van ‘Vrij Nederland’. Tot haar verbazing werden ze geplaatst en kreeg ze nog geld toe. Zelf zegt ze: ‘Ik schreef veel gedichten maar tot die eerste publicatie in Vrij Nederland had ik er nooit over gepeinsd ze te publiceren.’

In 1984 werd haar hele oeuvre bekroond met de Vondelprijs. Behalve poëzie schrijft Judith Herzberg ook toneelstukken, essays en filmscenario’s. Enkele gedichtenbundels: “Zeepost” (1963), “Beemdgras” (1968) en “Botshol” (1980). Deze bundel werd bekroond met de Jan Campertprijs.

Min

Neeltje Maria Min (geb.1944) debuteerde in 1966 met de dichtbundel “Voor wie ik liefheb wil ik heten” die onmiddellijk een groot succes was. De dichtbundel bevat sombere, gekwelde poëzie, met een voor die tijd volkomen nieuwe thematiek die refereert aan de gevangenschap van een dochter in het kerngezin, aan een vrouwelijk identiteitscrisis, aan haat tegen de moeder en aan een op onduidelijke wijze gedoemde liefde.

Ze werd enorm populair en haar werk sloot naadloos aan bij de problematiek waar vele jonge vrouwen in die tijd mee worstelden. Haar gedichten werden verslonden, gelezen, herlezen en gekoesterd.

 In 1966 was ik zeventien jaar toen ik haar dichtbundel las en de indruk die deze gedichten op mij maakten zijn me altijd bijgebleven. In 1996 verscheen een speciale jubileum-uitgave (eenentwintigste druk), die ik cadeau kreeg van mijn man, waar ik heel blij mee was. Een gedicht uit deze bundel wil ik graag opnemen. 

Mijn moeder is mijn naam vergeten,

mijn kind weet nog niet hoe ik heet.

Hoe moet ik mij geborgen weten ?

 

Noem mij, bevestig mijn bestaan,

laat mijn naam zijn als een keten.

Noem mij, noem mij, spreek mij aan,

o, noem mij bij mijn diepste naam.

 

Voor wie ik liefheb wil ik heten.

Pas in 1985 verscheen haar tweede bundel “Een vrouw bezoeken”. Deze gedichten zijn nog somberder en cynischer, en enkele gaan op niet mis verstane wijze over seksueel geweld. In 1995 kwam Neeltje Maria Min met haar derde bundel “Kindsbeen” waarvoor zij de Pico Bello prijs ontving.

Ga naar het vervolg van dit hoofdstuk (Literatuur)

Ga terug naar het overzicht Jaren 60 en 70

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten