Home / Gedichten / Een Noordpool-vaart

Een Noordpool-vaart

Met dank aan Jeanne Albers voor het insturen van de tekst

Een schip voer op de Oceaan,
Met passagiers en vracht belaân;
Doch ’t had verkeerde koers genomen,
En was te noordelijk gekomen.
Zoo dreef de niet te groote schuit,
Naar den Noordpool of dien kant uit.
De kapitein deed niets dan vloeken,
Wijl hij een uitweg liep te zoeken.
De equipage was verslagen,
En dronk slechts rum de laatste dagen!
Want daar een schipbreuk was te vreezen,
Wilden ze voor hun dood reeds zalig wezen.
Twee passagiers liepen aan dek,
De één, een koopman, was haast gek,
En riep maar: Oo! Wat slaat ’t mij tegen,
‘k Heb d’ koorts op ’t lijf van angst gekregen.
Daar heb ik nou, na heel lang sappelen,
Gekocht 10 kisten sinaasappelen,
En nou, nou overkomt me datte,
O, wat een mieze mazzematte.
‘k Zie niets dan beren op deez’ kusten,
Die geen sinaasappelen lusten.
‘k Wordt van de kou maar aldoor strammer,
Wat is me zoo’n kap’tein een gammer.
Hij ging naar Holland, heeft-ie gezegd,
En nou komt-ie aan d’Noordpool terecht.
De and’re passagier hield zijn mond,
Omdat geen mensch hem toch verstond.
’t Was een Chinees —– en ’t was gebleken,
Dat hij alleen Chinees kon spreken.
Hij zat maar stiekem in een hoekje,
En las in een gebedenboekje.
En prevelde vol melancholie:
‘Tja tji Tjong tschi tscha tjing tja tji’
In ’t Hollandsch dan beduidt dit alles:
Heere, Heere, wat zit ik in de alles!

Zoo dreef het schip reeds dagen rond,
Toen er iets vreeselijks plaats vond;
Een walvisch kwam, ten hoogst verbolgen,
Het ong’luksschip daar achtervolgen.
Zijn muil deed ’t beest 6 ellen open,
Alsof hij buit daarop kon loopen.
De manschap kwam toen op ’t idee:
Die walvisch is de geest der zee,
Wij moeten hem een offer geven,
‘Wellicht spaart hij dan ons leven.
En wat de kapitein ook zei,
Bij die opinie, daar bleven z’ bij.
Ze zouden dan een offer plengen,
Om zoo het beest tot rust te brengen.
En de Chinees —– ook al geen boffer,
Werd door hen toen bestemd als offer.
Men greep ‘m, hij riep: Tji mou mou tschjek!
Maar een matroos riep: hou je bek!
Men sleepte ‘armen langstaart voort,
En wierp hem ijlings overboord,
En door dat boutje aangelokt,
Had´ d’walvisch hem dra opgeslokt.

Maar immer nog bleef daar verbolgen,
Trots ’t offer —- ’t beest het schip nog volgen.
Een houten bank smeet men in ’t water,
Ook die verdween in ’t beest zijn snater.
Toe greep de manschap, zeer ontdaan,
Een kist met sinaasapp´len aan,
Om die in ’t water neer te ploffen, —-
Maar toen schoot d’ koopman uit zijn sloffen
En klampte zich met kracht en list
Als een wanhoop’ge aan de kist.
Mijn sinaasappels! Ben j’ mesjokke!
Los vent, of ‘k sla je van de sokken!
’t Binne mijn appels! O wat een reissie!
‘k Kon ze verkoopen: zes voor een beissie!
En nou —- ach, ’t is een reine moord,
Nou smijten ze ze overboord!
Maar ’t hielp hem niet —- al zijn gesnater,
De kist ging, ondanks hem, te water.
En ging, als waar’ ’t een stukje peen.
Ook door des walvisch keelgat heen.

Maar immer nog bleef daar verbolgen,
Trots ’t offer —- ’t beest het schip nog volgen.
Toen werd de wanhoopskreet gehoord:
Dan moet de koopman overboord.
Dra werd de koopman aangegrepen,
Om naar d’verschansing heen te sleepen;
Doch men begrijpt, dat ’t niet passeerde,
Zonder dat de koopman protesteerde!
Ik overboord! O Gossiemijne,
Wat benne jelui toch voor zweinen,
Eerst laan z’ me van de kou bevriezen,
En nou, nou slaan ze m’ahtelemiese.
Een mooi schip is ’t! ’t Is een sof,
Ik zal…. opeens een gil, een plof
En, in zijn keel nog ’t laatste woord,
Vloog daar de koopman overboord.
En was weldra met kop en beenen,
Ook in des walvisch buik verdwenen.

Maar immer nog bleef daar verbolgen,
Trots ’t offer —- ’t beest het schip nog volgen.
Toen sprak de kapitein: Meneeren,
Wij moeten dat beest mores leeren,
Misschien bewerkt thans een harpoen,
Wat al die offers niet konden doen!
De manschap, door de wanhoop moedig,
Maakten zich op tot ’n strijd, zoo bloedig,
Als er nog nimmer was geweest.
Men smeet harpoenen in het beest, —-
En toen het dood was —- in een wip
Haalde men het lijk aan boord van ’t schip.

En ziet, wat zag men toen men ’t beest sneed open?
Daar zat de koopman op de bank, den Chinees de Sinaasappels te verkopen!

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten