
Bereisde Roel zag op zijn tochten
Geweldig veel! Twee Bullebijters vochten,
Voor ’t wijnhuis, in een kleine Poolsche stad,
Terwijl hij juist aan ’t venster zat:
‘Zulk vechten, Menschen! – Zij verslonden
Malkander letterlijk! Met ied’ren hap, ging oor
Of poot er áf – en glad als vet er dóór!
Ons scheiden kwam te laat! wij vonden
Het restjen: – op mijn eer,
De staarten, en niets meer.’