
Het was een mooie zomerdag
Van bloemen en van zon.
Een kikkertje zat in een plas,
En kwaakte wat hij kon:
Kwak kwak!
Maar daar kwam langbeen ooievaar,
Die zocht een fijn dinee.
Hij had een hele grote maag
En honger wel voor twee.
O wee!
Hij zag de kleine kikker dik
Sloop heel stil, stap voor stap,
En deed toen met zijn rode bek
Een vreeslijk grote hap.
Hap! Hap!
Maar hoe hij hapte, hij ving niets
Dan water in zijn snuit.
Want kikker dik zat al in’t riet
En zong en lachte luid:
Sliep uit!