Als de zon schijnt door de ruiten

‘k Ben niet rijk maar dat is overbodig
want ik ben kerngezond dat is heel wat waard
Alle luxe vind ik overbodig
tevredenheid dat is een schat op aard
‘k Woon maar op een zolderkamer
‘k Benijd de rijken hun paleizen niet
Al is ook een suite wat voornamer
maar toch zing ik vierhoog, het hoogste lied

[Refrein:]
Want als de zon schijnt door de ruiten
dan is mijn zolderkamertje een paleis
Hoor ik in de dakgoot de vogels fluiten
dan voel ik me als in een paradijs
Zie ik de heldere zonnestralen
dan laten zorgen me zoo koud als ijs
want als de zon schijnt door de ruiten
dan is mijn zolderkamer een paleis.

‘k Slaap maar in een ijzer twijfelaartje
’t is twijfelachtig in zoo’n twijfelaar
’t Deed zijn trouwe dienst al menig jaartje
‘k Denk iedere nacht nou valt het in elkaar
’t Zwiept haast dubbel als ‘k ga slapen
maar ‘k denk dat ‘k op mijn jacht in ’n hangmat rust
En des smorgens vroeg bij het ontwaken
zie ‘k in de moddergracht rievierus kust.

[Refrein]

Allen verblijf is naar de laatste mode
Dat komt de dakpannen die zijn ajour
heel veel ventilatie wordt geboden.
Al stroomt de regen dikwijls op de vloer
giet het soms met pijpenstralen
denk ik dat ‘k in Scheveningen sta
‘k Hoef daarvoor niet extra’s te betalen
een zolder met een strand, wie doet ’t me na.

[Refrein]

‘k Heb een prachtig ameublementje
een hutspot van uowe en om uowe Marie
’n Schommelstoel die kreeg ik als presentje
laatst van een optimist met fantasie.
Als je er zit gaat hij schommelen
krakend geeft de achterpoot een zucht
juist wanneer je lekker in zal domlen
dan lig je met je beenen in de lucht.

[Refrein]