Home / Verhalen / Blaadjes uit een levensboek – 15 Een zusje

Blaadjes uit een levensboek – 15 Een zusje

Met dank aan Kees van Baardewijk voor het insturen van de tekst

“Je mag gaan logeren bij ome Dirk en tante Bep”, zei m’n vader op een dag. “Leuk, hé”. Hij deed net of ik het wel heel fijn zou vinden, maar wist wel beter. Hij bracht me weg en beloofde me gauw weer op te halen. Hij kwam gelukkig al de volgende dag. Nog op de trap riep hij heel vrolijk: “Een dochter, zeven en een half pond en alles is goed.”

baby wandelwagen wieg

Kindje
Thuis lag er een kindje in de wieg. Een klein, dik mokkeltje. M’n moeder knuffelde me of ik dágen weggeweest was.

Een kindje… een paar dagen geleden had ik m’n vader tegen iemand horen zeggen “Mij vrouw loopt op alledag”. Wat was dat nou weer? Je kon toch niet op de dag lopen. Maar ik kreeg wel een idee toen hij op zijn buik wees en liep of hij heel dik was.

Het zusje zag er wel aardig uit, maar toch had ik liever een broertje gehad. Maar ik was dolblij weer thuis te zijn. Bij andere mensen was eigenlijk niks.

Het rook altijd lekker naar het zusje. Nou ja, altijd… Er kwamen veel mensen die wat leuks of wat lekkers meebrachten en iedereen was even vrolijk. Tante Bep klapte hard in haar handen en riep wel drie keer: “Wat een wolk van een kind!”

Vroedvrouw
Er kwam iedere dag een vrouw om m’n moeder te helpen en de was te doen en te koken. Ze was wel aardig maar praatte raar. ,,Kais” noemde ze me. “Ze komt van de eilanden”, zei m’n vader. Ja, maar daarom hoefde ze nog niet zo gek te praten. M’ n vader deed haar na en daar moest ze erg om lachten. “Je heb een gekke vent”, zei ze tegen m’n moeder.

Laveloos
Op Beppie raakte ik niet uitgekeken. Vooral niet als ze dronk. Ze zoog heel hard en gulzig en liet dan ineens los. “Laveloos”, zei m’n moe. Onder het voeden zong m’n moeder soms van die mooie liedjes waarbij ik altijd even moest slikken. Ze zong nog al eens dit liedje:

Er schommelt een wiegje in ’t bloeiende hout.
Een wiegje met bloemengordijntjes.
Dat hebben twee vogeltjes samen gebouwd.
En zie eens hoe keurig en fijntjes.
Als ’t windeke speelt, de loverkens streelt
dan schommelt het tedere wiegelijn mee,
als ’t scheepje op deinende zee.

Dat gulzige drinken van Beppie… “Heb ik dat vroeger ook gedaan, zo drinken?”
“Nee, jou gaven we gewoon een glas melk”. Mijn vader zag wel dat ik het niet leuk vond en vertelde gauw:
“Jij, jij was er niet vanaf te krijgen en schrokkerig dat je was. Die gaat ‘dronken Flip’ achterna” zei ik wel eens.”
‘Dronken Flip’ was een man uit de buurt die heel vaak op weg naar huis door de straat liep. Hij kon een hele tijd op zijn hoofd staan. Niet op z’n handen, maar echt op zijn hoofd. Midden op de middenstraat. Ze zeiden dat hij dat alleen maar kon als hij veel gedronken had. Het was wel een goedige man, maar als ze iets lelijks zeiden over de koningin, werd hij woedend.

Geloof en Vrijheid
“Zeg Kees, jij mag straks mee naar ‘Geloof en Vrijheid’, weet je wel, waar de dokter naar de babytjes kijkt of ze goed gezond zijn. Maar eerst moet ik je wat vertellen.” In ‘Geloof en Vrijheid’ onderzocht een hele dikke dokter met grote handen en een geweldige buik pasgeboren kinderen. Dat hij ze niet fijnkneep… Het was er wel leuk maar het gekrijs was er afschuwelijk.

“Wat moet u vertellen?” Er kwam iets naars, ik voelde het in mijn maag. “Volgende week mag je naar de bewaarschool.” Dat was het dus…



Dit is deel 15 uit de reeks verhalen van dhr. Kees van Baardewijk genaamd: Blaadjes uit een levensboek.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten