Zomervakanties
Na Leerdam begon er qua veiligheid en goed eten iets dat voor altijd onvergetelijk is geworden. Het leverde indrukken en gevoelens op die nu nog, zo’ n vijfenzeventig jaar later, een rol in mijn leven spelen. Het gaat om de zomervakanties die ik, ik meen in 1942, 1943, 1944, doorbracht in wat voor mij een paradijselijke wereld was. De boerderij van oom Teun en tante Sien in Bennekom. Veel mensen op het platteland realiseerden zich dat er in de grote steden geleden werd onder grote angst en onzekerheid en onder het schrikbewind van de Duitsers. Ook in de kerken was sprake van zorg en meeleven.
Diakenen (mensen in de kerken die de financiën beheerden en hulp verleenden) riepen de kerkmensen op hun huis open te stellen voor hongerige kinderen die ook nog voortdurend gevaar liepen). Zo gebeurde het een keer dat buren van ons bezoek kregen van diakenen uit Bennekom en Ede. Voor de kinderen van de buren was wel een plaatsje te vinden “maar”, vroegen de diakenen “kennen jullie gezinnen met kinderen die ook een poosje geborgenheid nodig hebben?”
De buurman weest schuin naar boven “In het bovenhuis hiernaast is een gezin met een paar kinderen die er voor in aanmerking komen.” Toen ze afspraken gemaakt hadden met de buren belden ze bij ons aan. Het was gauw voor elkaar: mijn zusje en ik kregen beide een adres waar we welkom waren: zij in Ede en ik in Bennekom.