Vlucht koningshuis
Een Duitse luchtlanding bij Den Haag, bedoeld om het Nederlandse Koninklijk Huis en de regering gevangen te nemen, mislukte. Koningin Wilhelmina weigerde naar Engeland te vluchten. Omdat de nazi’s bijna geheel Nederland al onder de voet hadden gelopen, werd zij geadviseerd om per schip naar Zeeland te gaan; tijdens de reis zou haar het bericht worden gegeven, dat het zinloos zou zijn om in Zeeland te verblijven, met advies om direct door te varen naar Engeland. Deze handelwijze was nodig, omdat de Koningin anders nooit bereid zou worden gevonden op het schip te gaan. Zij was vastbesloten het vaderland niet te verlaten.
Ook de ministers weken uit naar Londen. Op 13 mei droeg Minister van Financiën Max Steenberghe, uit naam van de koningin en het kabinet, het regeringsgezag in Nederland over aan opperbevelhebber van de Nederlandse strijdkrachten Henri Winkelman, en verzocht hij de secretarissen-generaal zich naar de aanwijzingen van Winkelman te gedragen. (Het ambt van staatssecretaris is pas later ingevoerd).
Bombardement van Rotterdam
Op 14 mei eisten de Duitsers de overgave van Rotterdam. Er was een onderhandeling over de overgave gaande, en er was net een nieuw ultimatum door de Duitsers aan de kapitein J.D. Backer overhandigd,. toen de stad tussen 13.00 en 14.00 uur gebombardeerd werd, met ca. 800 doden en 78.000 daklozen tot gevolg. Er werd van gezegd dat dit door een communicatieprobleem veroorzaakt was. Hierna werd Rotterdam overgegeven. Winkelman had ondertussen opdracht gegeven een nieuwe weerstand rond Gouda en bij de as Den Haag-Leiden te construeren. Toen echter de Duitsers voor Utrecht verschenen en aldaar een ultimatum uitbrachten waarbij met de vernietiging van Utrecht werd gedreigd, besloot Generaal Winkelman na overleg met zijn staf rond 1700 uur de wapens neer te leggen voor 10 van de 11 provincies. Pas om 19.00 uur werd de capitulatie van kracht.
Maar er was nog enkele dagen strijd in Zeeland. Daarbij werd Middelburg gebombardeerd. Het bombardement op Middelburg diende geen enkel doel. Het was reeds geëvacueerd door de Franse en Nederlandse troepen alsmede gelukkig door de burgerij. Er vielen in de stad 25 doden, enkele burgers, meest militairen.
Aanleiding tot de capitulatie van Zeeland([zonder Zeeuws Vlaanderen dat nooit capituleerde maar gewoon op 28 mei bezet werd) was de Duitse doorbraak bij de Sloedam, de verbinding tussen Walcheren en Zuid-Beveland. Daarop kregen de Fransen het bevel zich terug te trekken naar Zeeuws Vlaanderen, en evacueerden de Nederlanders deels mee. Hierna besloot Schout bij Nacht Van de Stad om de delen ten noorden van de Schelde over te geven aan de Duitsers.
De hoop was dat de Fransen en Engelsen snel Nederland weer zouden bevrijden, maar ook Frankrijk moest capituleren. Het nieuwe bewind onder maarschalk Pétain (Vichy-regime) ging met de Duitsers samenwerken (collaboratie). Ook de regering van Minister-president De Geer werd uitgenodigd terug te keren en hij wilde daaraan gevolg geven. Koningin Wilhelmina zinde dat allerminst. De Nederlandse marine en handelsvloot waren van groot belang voor de Engelsen en dan was er nog Indië met al zijn olie. Frankrijk moest later Indochina van de Duitsers aan Japan overdragen en Wilhelmina was bang dat hetzelfde met Indië zou gebeuren. Zij ontsloeg op eigen houtje haar premier en stelde een andere aan, Gerbrandy (foto links), die wel door wilde vechten.
Op 15 mei 1940 vond er in Rijsoord een belangrijke gebeurtenis plaats in de, aan de Rijksstraatweg aldaar gelegen school. De capitulatie voor de Duitse overmacht werd hier getekend door de bevelhebber van de Nederlandse strijdkrachten, de generaal Winkelman (foto rechts). (Heden ten dage is er in de betreffende school een Oorlogs- en verzetsmuseum). Na de Nederlandse capitulatie en het vertrek van de laatste Franse troepen was heel Nederland bezet.
De Duitsers stelden een Duits bestuur in Nederland in, geleid door een rijkscommissaris (Reichskommissar), de Oostenrijker Arthur Seyss-Inquart (foto rechts); hij werd op 29 mei 1940 geïnstalleerd. De secretarissen-generaal bleven aan en werkten nu onder hem.
Anton Mussert hoopte op bevoegdheden voor hem en zijn NSB, maar moest genoegen nemen met lagere posten. Seyss-Inquart hoopte de Nederlanders te winnen voor het nationaal-socialisme en het staats- en economisch bestel zo intact mogelijk in handen te krijgen. Hiertoe hanteerde hij de “fluwelen handschoen-aanpak”.
Veel bedrijven waren bovendien de Duitsers graag ter wille. Omdat Frankrijk en België de eerste dagen nog niet gepacificeerd waren, konden zij zo veel mogelijk winstgevende orders van de Duitsers in de wacht slepen. Ondanks negatieve effecten van de Engelse blokkade leek de bezetting mee te vallen. Bedrijven als Philips keerden recorddividenden uit.
Toen in 1941, ’42 steeds duidelijker bleek dat de oorlog nog lang zou duren en dat een Duitse overwinning allerminst zeker was, veranderde dit beeld. De Jodenvervolging begon grimmiger te worden, en de Duitsers traden ook harder op tegen de bevolking, zoals bij de Februaristaking. De NSB wist bij de Duitsers een monopolypositie in de wacht te slepen. Alle andere politieke partijen werden verboden, inclusief de Nederlandse Unie (politieke beweging tijdens de Tweede Wereldoorlog, opgericht door een driemanschap bestaande uit Louis Enthoven, Johannes Linthorst Homan en Jan de Quay) en de fascistische rivalen van de NSB. De Duitsers begonnen nu ook steeds meer van de Nederlandse productie voor zichzelf op te eisen. Goederen werden steeds schaarser. Nog steeds maakten bedrijven winst, maar met het geld kon steeds minder worden gekocht. Via allerlei instrumenten zoals de wisselkoers trachtten de Duitsers nog meer uit Nederland te persen.
Ook op de kunsten en de universiteiten verstevigden de Duitsers hun greep. Kunstenaars moesten lid worden van een speciale bond. Studenten werden gedwongen loyaliteitsverklaringen te tekenen terwijl (studenten) verenigingen Joodse leden niet meer mochten toelaten. Veel corpora en andere studentenvereniging hieven zichzelf daarom op.
Toen bleek de bezetting toch helemaal niet mee te vallen. Naarmate de oorlog vorderde, werden de gebreken steeds nijpender. In de Hongerwinter kwamen uiteindelijk 20.000 personen door de honger om. Eind januari 1945 bracht het Rode Kruis een grote hoeveelheid meel naar Nederland. Het kwam per schip uit Zweden aan. Pas een maand later was het klaar en werd het legendarische Zweedse wittebrood uitgedeeld.
Veel mensen denken nog steeds dat de Zweedse wittebroden uit de lucht kwamen vallen. Maar dat is dus niet waar. Wel dropten geallieerde vliegtuigen in april, met toestemming van de Duitsers, voedselpakketten boven Nederland.