Jaren 60 en 70



 

(klik op de plaatjes om ze te vergroten en op de blauwe titel van de liedjes om ze te horen en zien)

Buitenlandse politiek

Een greep uit de belangrijkste gebeurtenissen

1959. Ho Tsji-Minh (ca. 1890-1969), Vietnamees politicus en oprichter en president (1945-1969) van de Democratische Republiek Vietnam, tevens premier (1945-1955). Streefde naar onafhankelijkheid van Indo-China en bond de strijd aan tegen Frankrijk (1946-1954). Vanaf 1959 steunde hij openlijk de Vietcong in de strijd tegen het Zuid-Vietnamese bewind.

Tsi-Minh

Vietnam-oorlog (1959-1975). Oorlog in Zuid-Vietnam tussen de door Noord-Vietnam gesteunde Vietcong en het door de Verenigde Staten gesteunde Zuid-Vietnamese bewind. Na de eerste Indo-Chinese oorlog (1946-1954) namen de Amerikanen de positie van de verslagen koloniale macht Frankrijk over om het communisme te stuiten. Met de overval op de stad Tay Ninh begon in 1959 een guerrillaoorlog tegen Diem (de VS steunde Ngo Dinh Diem in de hoop een levensvatbaar liberaal Zuid-Vietnam te creëren), waarbij de Verenigde Staten steeds meer betrokken raakte.

Onder de regering van Kennedy (1960-1963) en Johnson (1963-1968) werd de Amerikaanse hulp steeds meer opgevoerd tot er zich 550.000 Amerikaanse soldaten bevonden in Vietnam.

Ondanks de vele bombardementen en chemische wapens wisten de Zuid-Vietnamese en Amerikaanse troepen de op het platteland zeer populaire Vietcong niet onder controle te krijgen.

Na het Tet-offensief in 1968 besloot de regering Nixon (1969-1974), onder druk van de publieke opinie, tot geleidelijke terugtrekking van de Amerikaanse troepen. Na de wapenstilstand, overeengekomen in Parijs (januari 1973) trokken de Verenigde Staten hun troepen terug. In april 1975 capituleerde Saigon. Noord- en Zuid-Vietnam werden herenigd en in juli 1976 werd de Socialistische Republiek Vietnam uitgeroepen. De Vietnam oorlog heeft aan circa 2,5 miljoen Vietnamezen het leven gekost en veel schade toegebracht aan het land; 55.000 Amerikanen sneuvelden in deze oorlog. 

Bouw van de Berlijnse muur. Op 13 augustus 1961 werd begonnen met de afsluiting, eerst met het plaatsen van prikkeldraad en de bewaking van de afscheiding door militairen. Kort daarop werd begonnen met de bouw van een betonnen muur, die uiteindelijk 160 kilometer lang werd.

De Berlijnse muur maakte een einde aan de massale uittocht  van vooral jonge en geschoolde krachten uit de DDR (van 1949 tot 1961 namen 2.7 miljoen Oost Duitsers de wijk naar de Bondsrepubliek).

In de jaren daarna trachtten velen te ontsnappen naar het vrije westen.  Bij deze pogingen kwamen circa 190 mensen om het leven. Pas nadat in de loop van 1989 tienduizenden DDR burgers via vooral Hongarije naar het westen ontkwamen en de druk op de Oost-Duitse autoriteiten steeds groter werd, werd de Berlijnse Muur op 9 november 1989 geopend. De val van de muur luidde het definitieve einde in van de DDR. Binnen een jaar was de Duitse hereniging een feit.

1961. John F. Kennedy werd op 30 januari beëdigd als president van de Verenigde Staten.

1962. Blokkade voor Cuba (Varkensbaai) afgekondigd door president J.F. Kennedy.

Toen Fidel Castro aan de macht kwam betekende dat het einde van de traditioneel zeer grote Amerikaanse invloed op het eiland. Cuba ging een communistische koers varen en knoopte nauwe betrekkingen aan met Moskou.

In 1962 ontdekte de Amerikaanse inlichtingendienst dat de Sovjet Unie kernraketten installeerden op Cuba. President Kennedy eiste dat de raketbasis  zou verdwijnen en kondigde een marineblokkade af om de doorgang van Sovjet schepen naar Cuba te versperren. Eind oktober 1962, na intensief diplomatiek verkeer, doorbrak de toenmalige Sovjet partijleider N. Chroesjtsjov de impasse door te verklaren dat de basis en de raketten zouden verdwijnen. Naar later is gebleken hadden de VS beloofd in ruil hiervoor een Amerikaanse raketbasis in Turkije te ontmantelen.  In 2008 draagt Fidel Castro de macht over aan zijn broer Raoul Castro.

1963.  President Kennedy  vermoordt in Dallas.

De wereld rouwt. Het belangrijkste wat hij ons heeft nagelaten was zijn levenshouding. Kennedy keek vooruit en durfde risico’s te nemen. Een vooruitstrevende president.

Bekijk de (schokkende !) Zapruder tape van de moord hier.

Dallas 1963

Ben Bella

In september 1963 wordt Ahmed Ben Bella gekozen tot de eerste president van de Algerijnse Republiek. Zijn beleid steunde hierop dat Arabisme en de Islam de pijlers van de Algerijnse persoonlijkheid dienden te zijn, maar dat de Algerijnse Revolutie haar inspiratie moest putten uit het (Arabische) socialisme.

Sjah

Mohammed Reza Sjah Pahlawi, de sjah van Perzië, lanceerde in 1963 zijn zogenaamde ‘witte revolutie,’ een ambitieus plan om het olierijke Iran op te bouwen tot een westerse staat.  De positie van de armen, vooral die op het platteland werd echter nauwelijks verbeterd. Daarnaast sloot het ontwikkelingsmodel niet aan op de culturele traditie van het land.

Tsjombe

Moise Kapenda Tsjombe (Congolees politicus) verklaarde in 1960 Katanga, een rijke mijnbouwprovincie, onafhankelijk van de rest van Congo en werd president.

In februari 1963 werd hij gedwongen te capituleren door VN-troepen die de Katanga opstand beëindigden.

Profumo

De Profumo-affaire. Een schandaal in 1963 rond de Britse minister van Defensie, John Profumo, die werd beschuldigd van een relatie met het fotomodel Christine Keeler. De staatsveiligheid was in het geding, omdat Keeler tevens een verhouding had met de Sovjet attaché Ivanov. Profumo trad in juni af na de relatie te hebben toegegeven. Deze affaire verzwakte de positie van de Conservatieven en van het kabinet Macmillan, en had tevens grote gevolgen voor het uiterlijk zo strakke Britse societyleven.

Keeler

Croesjtsjov

1964.  Sovjet Unie. Op 15 oktober wordt Nikita Chroesjtsjov (in april nog geëerd als “Held van de Sovjet-Unie”) afgezet als partijleider (sinds 1958). Hij brengt in mei van dat jaar nog wel een bezoek aan de Egyptische president Nasser waar hij tekeer gaat tegen het Britse militaire ingrijpen in Jemen (een tot mislukken gedoemde poging om die kolonie te behouden voor Engeland).

Tien jaar lang was Chroestjsov de grote man in de Sovjet Unie.

Hij heeft na de dood van Stalin de grondslag gelegd voor de aanpassing van de Sovjet Unie aan de eisen van de tweede helft van de 20e eeuw. Chroesjtsjov overleed in 1971 aan de gevolgen van een hartaanval.   

1965. Onafhankelijkheid Rhodesië (kolonie van Engeland). Minister Wilson leest de onafhankelijkheidsverklaring voor op de televisie. Premier Ian Smith (van Rodesie) ondertekende op 11 november de onafhankelijkheidsverklaring van zijn land,  Het was de climax van een ernstig conflict tussen Engeland en zijn kolonie Rhodesië, het huidige Zimbabwe.

Sir Winston Churchill, de man die Engeland door de Tweede Wereldoorlog heeft geleid, sterft in 1965 op 91 jarige leeftijd.

Ghandi

1966. Indira Ghandi wordt de eerste vrouwelijke premier van India. Ze werd direct geconfronteerd met een ernstige voedselschaarste in haar land. Toen in tal van westerse landen hulpacties van de grond kwamen baarde zij opzien met haar uitspraak dat de hongersnood in haar land wel meeviel.

Later bleek dat die uitspraak vooral was bestemd voor de binnenlandse politiek en om het prestige van de regering op te houden.

Mao

Mao Tse-toeng roept de proletarische culturele revolutie uit over China op het Plein van de Hemelse Vrede in Peking. De proclamatie volgde na een jarenlange burgeroorlog tegen de nationalistische regering van Tsang Kai Tsjek. Boeren, arbeiders en soldaten werden gedwongen de wijsheden van voorzitter Mao, gebundeld in diens Citaten (het rode boekje) te bestuderen.

In deze culturele revolutie vielen vooral de Rode Gardisten op. Meisjes en jongens in de leeftijd van zestien tot twintig jaar die zich soms met geweld keerden tegen de restanten van het feodalisme (leenstelsel, beheerst door de adel) en het kapitalisme. Ze vernielden zeer veel archeologische kunstvoorwerpen omdat die niet voor de grote massa waren gemaakt en stelden in een muurkrant het onrevolutionaire gedrag van bestuurders aan de kaak. De culturele revolutie eindigde in 1976 met de dood van Mao.   

1967. Israël wint de zesdaagse oorlog met Arabië. Deze oorlog duurde van zes tot tien juni en ging tegen Egypte, Jordanië en Syrië. De aanleiding was de Egyptische blokkade van de voor Israël van vitaal belang zijnde Golf van Akaba.  

Soekarno

In Indonesië wordt in 1967 president Soekarno afgezet door generaal Soeharto. Soekarno roept in 1945 samen met Hatta eenzijdig de Republiek uit en wordt president (niet erkent door Nederland). Na de soevereiniteitsoverdracht in 1949 is hij de eerste president van Indonesië. Voerde een nationalistische en anti-westerse koers, maar stelde zich international neutraal op. Na zijn afzetting werd hij onder huisarrest geplaatst en in 1979 gerehabiliteerd.

Che Guevarra

De Argentijnse revolutionair, Ernesto Che Guevara, geneesheer en strijdmakker van Fidel Castro, werd volgens de officiële lezing op 8 oktober 1967 in een vuurgevecht te Bolivia gedood. Al snel werd het gerucht verspreid dat hij gevangen genomen was, ondervraagd en tenslotte geëxecuteerd (zijn buik was doorzeefd met kogels).

Hij was een van de belangrijkste ideologen van de Cubaanse revolutie en een fel tegenstander van de VS en hun imperialisme. Hij paste zijn revolutionair-marxistische theorie ook toe op de situatie op het Latijns Amerikaanse vasteland. Als medestrijder van Fidel Castro ontwikkelde hij zich tot een expert in guerrillaoorlogvoering. Hij werd slechts 39 jaar.

Guevara’s “Boliviaans dagboek” en zijn in 1960 verschenen boek, “De guerrillaoorlog” hebben veel bijgedragen tot de aanhang, die hij zowel in ontwikkelingslanden als in West-Europa onder linkse jongeren kreeg.

Robert Kennedy

1968. Robert F. Kennedy  (de broer van John F. Kennedy) wordt vermoord.

Hij kreeg grote bekendheid door zijn voortvarende strijd tegen gangsterpraktijken in de vakverenigingen. Als minister van Justitie, onder zijn broer John, versterkte hij met verschillende wetten de burgerrechten van de negers.

In 1964 dong hij met succes naar het senatorschap voor New York. Hij pleitte onder meer voor een andere Vietnam politiek en in 1968 was hij kandidaat voor het presidentschap. Bij de voorverkiezingen kreeg hij steun uit vele staten.

Op de dag van zijn overwinning in Californië (5 juni 1968) werd hij te Los Angeles neergeschoten door Sirhan B. Sirhan, een Jordaniër, die beweerde zich te verzetten tegen zijn Israël politiek. De volgende morgen, zes juni, bezweek Robert Kennedy aan zijn verwondingen.

Dubček

De Praagse Lente, een korte periode in 1968 (januari-augustus) van liberalisering van het communistisch bewind in Tsjecho-Slowakije. Onder het bewind van Alexander Dubček bloeide de interne partijdemocratie weer op.

Er werd een nieuwe grondwet voorbereid en het recht op vrije meningsuiting werd voor het eerst serieus genomen. Slachtoffers van de zuiveringen van de jaren vijftig en andere politieke gevangenen werden gerehabiliteerd en de macht van overheidsorganen (in het bijzonder de veiligheidsdienst) werd beperkt.

De door de communistische leiders begonnen hervormingen werden door de bevolking met enthousiasme ontvangen. Ondanks dat alles met de grootste omzichtigheid voorbereid was in Praag, werd er door de omringende communistische landen grote politieke en militaire druk uitgeoefend.

Op 21 augustus vallen landen van het Warschaupact (niet gesteund door de Roemenen) Tsjecho-Slowakije binnen. De inval werd gerechtvaardigd (geformuleerd door Leonid Brezjnjev) doordat een communistisch land het recht heeft, en zelfs de plicht, in te grijpen in een ander communistisch land als de sociale verworvenheden in dat land teloor dreigen te gaan en daardoor indirect de veiligheid van het hele socialistische gemenebest in gevaar komt.

Dit werd ook wel de Brezjnjev-doctrine genoemd (doctrine=leerstelling).

Brezjnjev

Dubček en andere vooraanstaande vrijzinnigen werden gevangen genomen en naar Moskou afgevoerd. De bevolking gaf, in tegenstelling tot het Tsjecho-Slowaakse leger, duidelijk blijk van hun ongenoegen. Dit uitte zich in brandstichting. Tanks en andere legervoertuigen gingen in vlammen op. Demonstratief werd met de nationale vlag op straat gezwaaid. Regelmatig kwam het tot ernstige botsingen waarbij in totaal enkele honderden slachtoffers vielen.

Op 26 augustus werd in Moskou een akkoord bereikt. De troepen zouden vertrekken, er zou weer censuur worden ingesteld en Dubček en het merendeel van zijn aanhangers bleven in functie. Ondanks dat Dubček zich na zijn terugkeer minder vrijzinnig opstelde moest hij op 17 april 1969 aftreden als partijleider.

Meir

1969.  Golda Meir wordt president van Israël. Een bezielende leidersfiguur, bijzonder geliefd in Israël. Tot ver over de grenzen wekte zij sympathie en bewondering. In 1974 trad zij af na buitenlandse kritiek op de afloop van de Jom Kippoer oorlog (1973). Mosje Dayan was Minister van Defensie ten tijde van deze oorlog.

Terwijl de Israëli’s hun heiligste dag van het jaar vierden, Jom Kippoer, vielen de buurlanden aan. Israël herstelde zich uiteindelijk maar de verrassingsaanval onthulde wel dat het Israëlische leger niet oppermachtig was.

Deze oorlog leidde tot het eerste vredesverdrag met een Arabisch land, Egypte, en de erkenning dat er een oplossing moest komen voor het Palestijnse vraagstuk. 

De Gaulle

De Franse kiezers sturen in 1969 bij een referendum de ‘grote president’ Generaal Charles de Gaulle naar huis. Hij was tien jaar en vier maanden president van de door hem gestichte Vijfde Republiek geweest. De Gaulle was een bekwaam politicus en als president werd hij vooral gedreven door de wens Frankrijk een onafhankelijke positie in de wereldpolitiek te bezorgen.  Dit streven bracht hem vooral in conflict met de Verenigde Staten en leidde er ook toe dat hij de binnenlandse problemen verwaarloosde ten koste van de buitenlandse politiek.

Brandt

Willy Brandt wordt in oktober 1969 Kanselier van West Duitsland. Voor het eerst in de geschiedenis van de Bondsrepubliek was een socialist Kanselier geworden. Tijdens zijn burgemeesterschap van West-Berlijn (1957-1966) werd de Berlijnse Muur opgetrokken. In 1971 krijgt hij de Nobelprijs voor de vrede onder andere voor zijn streven de betrekkingen met de Oosteuropese landen te normaliseren (de zogenaamde Ostpolitik).

Arafat

Yasser Arafat, politicus en guerrillaleider, wordt in 1969 leider van de PLO. Hij was vanaf 1949 actief in de moslimbeweging en de unie van Palestijnse studenten.

In 1956 richtte hij de bevrijdingsorganisatie Al Fatah (= de overwinning) op. Arafat streeft onder meer naar contacten met alle Arabische regeringen.

Vanaf het begin van de jaren zeventig nam het internationaal aanzien van de PLO toe. Mede doordat in later jaren de PLO steeds meer ging afzien van terroristische daden en de nadruk ging leggen op diplomatieke activiteiten, werd de PLO ook voor een aantal West-Europese staten aanvaardbaar als gesprekspartner. 

R. Nixon volgt, eveneens in 1969, L.B. Johnson op als president van Amerika. Zijn oorspronkelijke felle anticommunisme verloochende hij als president.

Op  20 april 1970 vallen Amerikaanse troepen Cambodja binnen. De Amerikanen reageren geschokt. Er waren er al veel die tegen de Amerikaanse inmenging in Zuidoost Azië waren. Men vreesde dat de Verenigde Staten steeds dieper bij deze uitzichtloze oorlog zou worden betrokken. Bij een betoging van studenten tegen de inval van Amerikaanse troepen in Cambodja schoot de Nationale Garde op de campus van de Universiteit zeven studenten neer.

Tijdens een bloedig neerslaan van een arbeidersopstand in Gdansk (Polen) in 1970 vallen 44 doden en ongeveer 1.000 gewonden. De communistische leider generaal W. Jaruzelski zou de oproerpolitie hebben opgedragen het vuur te openen op de demonstrerende arbeiders. In 1999 moest  hij met negen andere voormalige functionarissen voor de rechter verschijnen.

Jaruzelski

Nasser

Amin

Op 28 september 1970 overlijdt Nasser in zijn buitenhuis bij Caïro aan een hartaanval. In dat jaar leidde een crisis in Jordanië, een burgeroorlog tussen Palestijnse guerrilla’s en het Jordaanse leger, tot een Arabische topconferentie die een diplomatiek succes werd voor Nasser. Hij bracht de Palestijnse guerrillaleider Yassar Arafat en de Jordaanse koning Hoessein ertoe om na negen dagen strijd een vredesakkoord te tekenen. 

Idi Amin grijpt op 25 januari 1971 de macht in de Afrikaanse staat Uganda. Een jaar later toont hij zijn ware gezicht, dat van een wrede dictator. Een wispelturig en meedogenloos heerser. In 1979 komt hij ten val.

Cooper

Op 30 januari 1972 vond een schietpartij plaats in Derry, Noord-Ierland, bekend geworden onder de naam Bloody Sunday. Hierbij werden 13 ongewapende jongens en mannen neergeschoten door Britse paratroopers na een vreedzame demonstratie voor de mensenrechten. De demonstratie was georganiseerd door de protestantse Ivan Cooper (die niet bij het incident betrokken was) om te protesteren tegen de opsluiting van, voornamelijk katholieke, Ieren in Noord-Ierland.

De Watergate affaire (afluisterschandaal) was in 1972. Ondanks deze affaire wordt Nixon toch herkozen als president van Amerika. De affaire ontleent haar naam aan het Watergate gebouwencomplex in Washington (DC) waarin juni van dat jaar werd ingebroken met het doel afluisterapparatuur te plaatsen in het in het complex gevestigde hoofdkwartier van de Democraten. Na onderzoek bleek de inbraak een onderdeel te zijn van een reeks ontoelaatbare praktijken van Republikeinse zijde om de Democratische Partij schade toe te brengen en de herverkiezing van president Nixon veilig te stellen. Deze initiatieven bleken mede afkomstig van de naaste medewerkers van Nixon en later werd ook Nixon’s betrokkenheid in deze affaire vastgesteld die uiteindelijk leidde tot zijn afzetting in 1974.

Pinochet

Met een bloedige staatsgreep grijpt Pinochet in 1973 de macht in Chili. Pinochet grijpt met militair geweld de macht. President Salvador Allende wordt vermoord en vele burgers laten het leven. Allende was de eerste marxistische president in Zuid-Amerika. Zijn politiek riep veel tegenstand op, vooral omdat zij een enorme inflatie (geldontwaarding) tot gevolg had.

Tijdens het regime van Pinochet (1974-1989) verdwenen 1.200 mensen, politieke tegenstanders van Pinochet. Hij schond de mensenrechten op grote schaal.

Allende

 

Papadopoulos weg, Griekenland wordt een democratie. Papadopoulos was de leider van het kolonelsregime dat in 1967 via een staatsgreep de macht veroverde. Eind 1973 kwam hij ten val en werd in 1975 onder meer voor zijn aandeel in de staatsgreep tot gevangenisstraf veroordeeld.

Papadopoulus

Johnson

Ben Goerion

Op 22 januari 1973 overlijdt voormalig president van Amerika, Lyndon B. Johnson. David Ben Goerion, de eerste president van Israël (1948), overlijdt op 1 december van dat jaar.

De Argentijnse president Juan Peron overlijdt op 1 juli 1974. Hij wordt opgevolgd door zijn vrouw Isabella (derde echtgenote van Juan Peron), die niet kan voorkomen dat het de rechtse Peronisten zijn die eigenlijk de macht uitoefenen en de bevolking in een  ijzeren wurgreep houdt. Zij was president van 1974-1976. kijk en luister naar “Don’t Cry for me Argentina” uit de film “Evita”.

Peron

Isabella Peron

Ford

Selassi

Gerald Ford, vice president onder Nixon, wordt in 1974 de nieuwe president van Amerika. Ford erfde van Nixon een wankele economische situatie, waarin de inflatie meer dan tien procent per jaar bedroeg. Hij werd president op een moment dat het vertrouwen van de Amerikaanse burgers in de politiek geringer was dan ooit tevoren.

De keizer van Ethiopië, Haile G. Selassi, wordt in 1975 afgezet door militairen omdat hij niet in staat is iets te doen  aan de honger in zijn land en zich bovendien verrijkt heeft ten koste van de bevolking. In 1930 werd Haile Selassi tot keizer gekroond. Hij voerde een geleidelijke moderniseringspolitiek, onder meer afschaffing van de slavernij. Selassi verwierf aanzien in de Pan-Afrikaanse beweging, binnenslands was zijn politiek weinig succesvol.

Carter

De grote roerganger van China, Mao overlijdt op 9 september 1976. 

In november 1976 wordt Jimmy Carter (ook wel de pindaboer genoemd) gekozen tot de negenendertigste president van Amerika.

De Rode Khmer, radicale communistische beweging in Cambodja, voerde vanaf 1970 een guerrilla tegen de rechtse regering van Lon Nol, daarbij gesteund door Noord-Vietnam. In 1975 nemen ze de macht over in Cambodja en onder de leiding van Pol Pot (1925-1998), eigen naam: Saloth San, voerde de beweging een waar schrikbewind. De stedelijke bevolking werd te werk gesteld in heropvoedingskampen op het platte land.

“Broeder nummer 1”, zoals Pol Pot ook wel genoemd werd wordt verantwoordelijk geacht voor de Killing Fields, waarbij zeker twee miljoen van zijn landgenoten het leven lieten. Als een permanente herinnering aan het schrikbewind van Pol Pot’s Rode Khmer liggen overal in het land bergen stoffelijke resten. In 1979 werd het regime van Pol Pot door het Vietnamese leger ten val gebracht.

Raoul Castro

Fidel Castro (geb.1927) werd na de invoering van de nieuwe grondwet vanaf december 1976 president van Cuba. Een van zijn grootste successen werd alfabetisering van de bevolking. Hij voert een communistische politiek en heeft een grote invloed op progressieve en revolutionaire groeperingen. Castro beschouwt de Cubaanse revolutie als model voor de ontwikkelingslanden. Castro behandelt zijn volk als een menner zijn paarden, soms laat hij de teugels vieren, dan worden ze weer aangehaald. Hij heeft ze leren lezen, maar ze mogen niet lezen. Hij heeft hen leren denken, maar ze mogen niet denken.

Antennes ontvangen niets anders dan staatszenders en internet is het grote kwaad in de wereld van dit moment.  Het eiland is geïsoleerd en de mensen zijn arm. Toch hangt er een keerpunt in de lucht. In 2008 draagt Castro, door ziekte, zijn macht over aan zijn broer Raoul, die een aantal maatregelen wat verzachtte, zoals toegang tot het internet en het mogen gebruiken van een mobiele telefoon. 

In 1978 komen in Iran komen de fundamentalistische moslims vurig in verzet tegen het bewind van de Sjah.

Sadat

In september 1978 wordt een akkoord bereikt tussen de Egyptische president Mohammed Anwar Sadat (1918-1981) en de Israëlische premier Menachem Begin (1913-1992). Het Camp David akkoord werd bereikt dankzij bemiddeling van de Amerikaanse president Jimmy Carter. Het akkoord voorzag in een Israëlisch-Egyptisch vredesverdrag, uiteindelijke bestuursautonomie (zelfbestuur) voor de door Israël bezette Westoever en Gazastrook en ontruiming door Israël van de Sinaï.    

Begin

Het vredesverdrag en ontruiming van de Sinaï werden gerealiseerd, de Westoever en de Gazastrook zijn nog steeds onder Israëlische bezetting.  Begin en Sadat kregen in 1978 samen de Nobelprijs voor de Vrede. Op 6 oktober 1981 werd Sadat vermoord.       

Ayatollah  Khomeini (1900-1989) werd in 1979 als de nationale bevrijder binnengehaald in Teheran. Hij zou tot aan zijn dood een grote stempel drukken op de totstandkoming van en ontwikkelingen in de Islamitische Republiek Iran. Zijn charismatische persoonlijkheid bezorgde hem veel aanhangers. Hij leidde de Islamitische revolutie in Iran.

Khomeini

Kaddafi

Muammar al-Kaddafi wordt in 1979 staatshoofd van Libië. Kaddafi leidde met de Vrije Officieren voor Eenheid en Socialisme de revolutie van 1969 tegen koning Idris en werd voorzitter van de  revolutionaire raad en opperbevelhebber van de strijdkrachten. Hij streefde naar een Arabische eenheid. Kadaffi steunde revolutionaire bewegingen in onder meer Tsjaad en Uganda. Door zijn radicale uitspraken, bijvoorbeeld dat de joden in Alaska hun eigen staat moesten stichten, bouwde Kaddafi een imago op van een irrationeel politicus (irrationeel, niet beredeneerd of onredelijk). Ondanks de meer gematigde uitspraken die hij in latere jaren deed, is dit beeld niet echt veranderd.  

Thatcher

Margaret Thatcher wordt in 1979 de eerste vrouwelijke premier van Groot-Brittannië. In 1959 werd ze lid van het Britse Lagerhuis en van 1970 tot 1974 was zij minister van onderwijs. In 1975 werd ze fractieleider en voorzitster van de Conservatieve Partij.

Zij was een voorstander van staatsonthouding, particulier initiatief, vrije economie, persoonlijke verantwoordelijkheid en recht en orde en stond positief tegenover de Europese Unie en NAVO. Thatcher kreeg de bijnaam: Iron Lady (ijzeren dame).   

Er gebeurde natuurlijk nog veel meer in de wereldpolitiek, maar deze bovenstaande gebeurtenissen en personen geven een goed beeld van wat er zich afspeelde in het buitenland. Op alle fronten vonden veranderingen plaats en werden nieuwe politieke ideeën en ideologieën gelanceerd. Overal ter wereld kwamen mensen in opstand en stonden nieuwe leiders op die de komende jaren het politieke wereldbeeld zouden bepalen. Op sommigen had men de hoop gevestigd dat zij in staat zouden zijn om de wereld een beter aanzien te geven. Dit lukte maar ten dele, maar desondanks hebben de Groten der Aarde uit die tijd hun best gedaan en de hervormingen in werking gezet. De jaren zestig en zeventig waren bepalend voor de wereldpolitiek in de jaren daarna.

Ga terug naar het overzicht Jaren 60 en 70

Ga terug naar de vorige pagina van dit hoofdstuk (Provo’s, binnen- en buitenlandse politiek)

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten