(klik op de afbeeldingen om ze te vergroten)
Patti Page werd op 8 november 1927 als Clara Ann Fowler geboren in Claremore (Oklahoma, VS), een plaatsje in de buurt van Tulsa. Ze was een van de 8 meisjes uit een gezin van elf kinderen. Het gezin had het niet breed, ze hadden zelfs geen elektriciteit. Haar vader werkte voor de spoorwegen en haar moeder en oudere zussen plukten katoen. De familie vestigde zich later in Tulsa. Clara ging daar naar de Middelbare School, waar ze in 1945 haar eindexamen behaalde. Op de Middelbare School werd ze aangetrokken door acteren en zingen. Na haar eindexamen solliciteerde ze bij KTUL radio in Tulsa voor een Country muziekprogramma. Ze werd niet aangenomen, maar wel ging ze bij het muziekstation werken op de advertentieafdeling. Op een keer, toen Clara 18 jaar was, werd de zangeres van het programma “Meet Patti Page” ziek. Het programma werd gesponsord door de Page melkfabriek. Aan Clara werd gevraagd om haar te vervangen. Ze nam de naam Patti Page van het zieke zangeresje over en die naam bleef ze vanaf die tijd als artiestennaam houden.
Ze kreeg een vaste plaats in de middag bij het station. Op een dag had Jack Rael, een saxofonist en bandleider een optreden in Tulsa. Hij hoorde haar op de radio en vroeg haar om bij zijn band, de “Jimmy Joy Band”, te komen zingen. Later, na de ontbinding van de band, werd hij haar manager. Jack richtte zich helemaal op haar carrière en de twee deelden de inkomsten. Tot begin jaren negentig is hij haar manager gebleven.
Haar eerste nationale bekendheid kreeg ze in Amerika nadat ze verhuisd was naar Chicago. Na maanden van een zware tournee waarbij ze honger leed, was ze flink afgevallen. Ze kreeg nu in een plaatsje in het radioprogramma “The Breakfast Club” van ABC Radio. Daardoor steeg haar ster al snel. Hoewel ze nog maar 20 jaar oud was kreeg ze in 1948 een contract bij het platenlabel Mercury. Ze kon zich geen betere omgeving wensen waar haar taltent zo goed tot haar recht kwam.
Bij Mercury werkte einde jaren veertig de legendarische pop producer Mitch Miller. Miller was een technische ’tovenaar’, wat gedeeltelijk te danken was aan de nieuwe techniek van ‘overdubbing’, een techniek waarbij een muziekspoor over een andere gelegd wordt. Patti nam haar eerste hitsingle “Confess” in 1947 op. In de tijd van de opname was er een staking gaande bij Mercury en er was dus geen achtergrondkoortje beschikbaar. Daarom overdubde Mitch Miller haar stem een paar keer, zodat het klonk als een achtergrondkoor, maar dan wel met telkens haar eigen stem. Zij werd daarmee de eerste popartiest die zichzelf als achtergrondkoor had.
Miller zag ook grote mogelijkheden om de simpele structuren van de Country liedjes aan te passen voor de popmuziek. Patti, die was opgegroeid in Oklahoma waar ze Country muziek zong, voelde zich helemaal thuis bij deze Country-achtige popmuziek. Daardoor kwam haar carrière al snel van de grond.
Ze scoorde in 1950 een andere hit met “All My Love”. Bij verschillende nummers die ze in die tijd opnam was duidelijk hoorbaar dat er een kleine Jazzband speelde in plaats van het in die tijd gebruikelijke kleine orkest.
Aan het eind van 1950 maakte ze haar debuut in New York in een nachtclub. Ze werkte ook aan een nieuwe plaat voor Kerstmis. Het was “Boogie Woogie Santa Claus”. Maar op de B-kant stond “Tennessee Waltz”. Direct na het uitkomen van de single begon het publiek juist om dat nummer op de B-kant te vragen. Het werd een enorme hit, waarvan er meer dan 7 miljoen exemplaren verkocht zijn.
De “Tennessee Waltz” was in 1947 op de plaat gezet door een Country band, Pee Wee King and His Golden West Cowboys. Het was gecomponeerd door King en zijn leadzanger Red Stewart. De groep van King scoorde er een klein hitje mee. Patti en haar manager Jack Real kwamen in contact met het liedje door een plaat van de Jazzartiest Erskine Hawkins. Verschillende mensen, waar onder de oprichter van Atlantic Records Jerry Wexler, claimden dat zij het nummer onder de aandacht van Patti gebracht hadden. Hoe dan ook, het nummer paste precies in wat Patti, Real en Miller beoogden. Het simpele lied over een meisje dat bij het dansen haar lieveling verliest aan haar beste vriendin was uitermate geschikt voor Patti’s dromerige, lage altstem. Patti bracht het nummer op een natuurlijke manier zodat het klonk als een melancholische herinnering. De plaat was ook het grootste commerciële succes voor de dubbing-techniek tot dan toe.
In de volgende jaren verschenen nog meer dan 500 cover versies van het nummer en in haar hele carrière had Patti nooit meer zo’n enorme hit, maar ze bleef een van de populairste zangeressen van de jaren vijftig. Ze scoorde nog met nummers als haar versie van “Mockin’ Bird Hill” (1950) en haar eigen favoriete nummer “Old Cape Cod” (1956). In 1952 had ze haar derde nummer één hit met “I went to your wedding”. In datzelfde jaar had ze nog een nummer één hit met een plaat waarvan er weer miljoenen verkocht werden. Het was haar vraag in een dierenwinkel hoe duur het hondje in de etalage is, “Doggie in the Window” (waarbij het blaffen van een hondje mede bijdroeg aan het succes).
Patti,Charles en Kathleen |
Op 28 december 1956 trouwde ze met de choreograaf Charles O’Curran (hij schreef onder andere de choreografie voor de dansnummers in de films van Elvis Presley). Ze adopteerden twee kinderen, een zoon Danny en een dochter Kathleen. In 1972 scheidden ze van elkaar en verhuisde ze met de kinderen naar Rancho Santa Fe (Californië).
Ook in de jaren vijftig trad ze veel op in variétéshows op de televisie. In 1957 was ze de gastvrouw van “The Big Record”, een op Rock and Roll georiënteerd muziekprogramma. Maar Patti’s ontspannen stijl paste niet bij de brutaliteit van het Rock tijdperk. Men probeerde op allerlei manieren nog om het programma te redden, maar dat lukte niet . Ook haar volgende televisieprogramma “The Patti Page Show” (1958) was geen lang leven beschoren. |
In 1962 verhuisde Patti van Mercury naar Columbia Records en haar nieuwe label stuurde haar langzaam in de richting van Country muziek, waar ze toch al mee geassocieerd werd. Een serie van Country elpees aan het eind van de jaren zestig en begin jaren zeventig waren een matig succes. In 1968 bracht ze het lied “Have a Little Faith and Love Will Come to You” uit, door velen beschouwd als een van haar belangrijkste liedjes.
Pas in 1981 haalde ze weer de Country top 40 met een single uitgebracht door Plantation Records uit Nashville. Patti zei daar over: “Veel mensen vragen me hoe het is om weer terug te zijn en ik vertel ze dat ik nooit weggeweest ben, dat ze alleen niet in de buurt waren om naar me te komen kijken.
Haar fans hadden haar namelijk op het toneel kunnen zien in de chicste nachtclubs door heel Amerika. Zelfs eind jaren vijftig, toen haar platen zeer gevraagd waren, vergden haar optredens in clubs in New York en Las Vegas veel van haar tijd en energie. En ook in de decennia daarna bleef ze zeer in trek bij het nachtclubpubliek. Begin jaren tachtig bereikte ze weer een nieuw hoogtepunt in de popmuziek door op te treden met een groot symfonieorkest. Daarmee gaf ze onder andere concerten in Mexico City en Cicinnati.
In 1990 richtte ze haar eigen platenmaatschappij op, C.A.F. Records. Via haar eigen maatschappij bracht ze verschillende albums uit, inclusief een album voor kinderen in 2003.
En eveneens in 1990 trouwde ze met haar tweede man Jerry Filiciotto. Ze hebben een ahornstroop fabriek in New Hamshire. Ze gingen wonen in San Diego (Californië) en ze zijn tot op heden bij elkaar. |
Patti en Jerry |
In 1998 nam Patti haar eerste live album op in de Carnegie Hall in New York met als titel: “Live at Carnegie Hall: The 50th Anniversary Concert”. Het jaar daarop won ze met dit album haar enige Grammy voor het ‘Beste Traditionele Pop Vocale Optreden’.
Ze is een echte artieste die het geluk had om op de juiste tijd op de juiste plaats te zijn. Daardoor werd ze een van de meest geliefde artiesten van net na de Tweede Wereldoorlog. In de jaren vijftig verkocht ze zo’n 14 miljoen platen. Patti treedt nog zo’n 50 keer per jaar op in Amerika en Canada.
Ze maakte ook een aantal films, waaronder “Elmer Gantry” (1960), “Dondi” (1961, een komische film) en “Boys Night Out” (1962).
Kijk en luister naar Patti Page
(TIP: mocht uw internetverbinding niet snel genoeg zijn, klik dan links onder op II)
(er ontstaat dan een driehoekje met de punt naar rechts)
(laat u het filmpje downloaden en klik dan op het driehoekje)
Geraadpleegde bronnen o.a.:
CMT
Enotes
IMDb
Musician Guide
NME
Wikipedia
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.