Verhalen Steel 1



 

Herinneringen aan de lagere school

Er zijn herinneringen die je altijd bij blijven, de lagere school is er daar een van. Terugdenkend aan die tijd ruik ik de prikkelende lucht van krijt, boeken en schoolbanken weer.

Ik was in 1957 een klein meisje met lange blonde pijpenkrullen dat huppelend naar school ging.

De school stond naast het klooster van de zusters van Liefde, (door de volksmond ook wel krengen van barmhartigheid genoemd) die het gezag stevig in handen hadden. 

Als kind merkte je daar weinig van omdat er zoveel nieuwe indrukken op je af kwamen.

De eerste schooldag brak aan en mijn moeder bracht mij weg. Even voor halfnegen stond je een beetje bibberend voor de grote poort te wachten. Een van de zusters opende de poort met het nodige gekraak en je liep met de andere kinderen de speelplaats op. Rechts stonden kleine groene huisjes, dat bleken de wc’s te zijn. Pas toen ik in de 5de klas zat werden er binnen in het schoolgebouw wc’s geplaatst. Met ontzag keek je naar de groten die de kleintjes uitscholden voor krielkip maar die je toch hielpen door aan te wijzen waar je moest gaan staan.  

Even later kwam er een zuster naar buiten met een grote bel in haar hand. Ze keek speurend in het rond en begon met de bel te zwaaien. Een oordovend lawaai overspoelde de speelplaats en de kinderen stoven uiteen en gingen netjes in de rij staan, twee aan twee. Pas als het helemaal stil was in alle rijen ging men naar binnen, soms duurde dat wel  tien minuten en in de winter stond je te trappelen van de kou. Ook hadden de nonnen voor het handje om wie een beetje uit de rij stond stevig in de arm te knijpen.

In de lange donkere gang had ieder kind zijn eigen kapstok, het was een zwarte smeedijzeren haak die veel te hoog hing voor de kleintjes en lagen er dus veel jasjes op de grond die door een non weer netjes op de haken werd gehangen. Weer keurig in de rij en dan eindelijk mocht je de klas binnen waar de juffrouw of non al zat te wachten.

In het lokaal stonden bruine houten schoolbankjes, met links boven een inktpotje erin verzonken op ons te wachten. Ik veroverde een plaatsje bij de grote ramen dat uitkeek op de tuinen van het klooster en bij het overgaan naar de volgende klas zorgde ik ervoor door heel hard te hollen dat ik weer bij het raam zat.

AAP NOOT MIES

In de eerste klas stond een groot bord met gekleurde plaatjes en woordjes eronder die we moesten leren. 

Als de juffrouw een teken gaf begon de hele klas het Aap Noot Mies etc.op te dreunen.

Mijn moeder had mij toen ik vijf jaar was al leren lezen dus ik had het makkelijk en kon lekker naar buiten zitten kijken. Het duurde niet lang of de juffrouw stond voor mijn neus en vroeg of het mooi was buiten. Ik stamelde van ja juffrouw en meteen daar achteraan vertelde ik dat ik al kon lezen. “Kom jij maar een voor het bord staan en lees maar voor” zei ze. Met een bibberend stemmetje begon ik hardop te lezen. “Heel goed” zei de juffrouw, “nu weer netjes op je plaats gaan zitten en goed opletten want we gaan nog meer woordjes leren.

Uit een grote bruine kast pakte ze een stapel dozen en begon die aan de kinderen uit te delen. Nieuwsgierig maakte ik de doos open die vol zat met kleine kartonnen lettertjes waar je woordjes mee kon leggen. Menigmaal kletterde er een doos op de grond en was iedereen mee aan het rapen. (wat een pokkedingen waren dat) Dat was gauw afgelopen, “zelf laten vallen dan ook zelf oprapen’ zei de juffrouw. Ze was erg lief en had altijd tijd om je te helpen of om je te troosten

Toen ik in de vierde klas zat, ging ze naar het Trappistinnen klooster in Berkel-Enschot. Daar heb ik veel verdriet van gehad omdat er zo’n fijne band tussen ons was ontstaan. Tot ongeveer mijn 16de jaar ben ik in contact met haar gebleven en haar een paar keer per jaar gaan opzoeken in het klooster. Het was fijn om haar weer te zien ook al zaten we gescheiden door een muur en tralies naar elkaar te kijken. Praten mocht niet dus schreven we briefjes die we in een soort  la stopten en schuiven maar. Als ik weer weg ging kreeg ik via die la altijd een hele grote goudrenet mee die ik op de fiets lekker oppeuzelde.

De eerste communie was een grote gebeurtenis in die jaren. Maanden van tevoren werd al geoefend in de kerk. Hoe je moest lopen, de handjes gevouwen etc.

En dan de grote dag zelf.

Mijn moeder had mijn communiejurk en het kapje zelf gemaakt. (ze was coupeuse) Het onhandelbare haar van mij werd bewerkt met suikerwater en ‘s nacht slapen met rollers in. Het resultaat was krullen in mijn van nature steil haar.

Na de plechtigheid in de kerk naar huis waar mijn moeder de tafel feestelijk had gedekt. Het huis zat vol ooms, tantes, neven en nichtjes die dit heugelijk feit mee kwamen vieren. Veel cadeautjes zoals:  een kerkboekje wit met goud op snee, natuurlijk een rozenkrans en een ontbijtbordje met kop en schotel voorzien van een heilige voorstelling. Van de juffrouw een prentje met de datum van je eerste communie erop. Het was een mooie dag waar je als kind nog lang daarna van genoot.

Van de handwerkzuster, (zuster Constanza) een gezellig dikkerdje, leerden we kousen breien met 4 pennen en pannenlappen haken. Vreselijke kriebelkousen. Ik heb ze nooit gedragen. Ook moesten we zelf inktlappen maken wat een ware wedstrijd opleverde wie de mooiste had gemaakt. Die kwam op het prikbord voor in de klas en de trotse maakster straalde de hele dag.

De 2de klas kwam ik bij juffrouw Smits te zitten

Zij kon prachtig vertellen over het circus en zigeuners. Soms verkleedde ze zich om het verhaal aanschouwelijker te maken.

De kinderen hingen aan haar lippen en zelf ging ze zo in het vertellen op dat ze de tijd vergat.

Dan kwam de hoofdzuster kijken en maakte een eind aan dat heerlijke verteluurtje.  

Er was nog iets dat ik me nu nog duidelijk voor de geest kan halen, omdat het verdriet maar ook angst in je teweegbracht. Voor de school liep een smal straatje, en op een dag had de poortzuster vergeten om de poort te sluiten. Er rende een meisje uit de 5de klas de straat op pardoes onder een auto, ze was op slag dood.  Het beeld van het meisje op straat liggend en de begrafenis daarna maakte een diepe indruk op mij en het duurde tijdje voordat ik daar overheen was. Maar de school en vooral de zusters deden erg hun best om de kinderen  weer zo gauw mogelijk vrolijk en blij te laten zijn.  

Met het St. Nicolaasfeest in zicht  nam het leven op school weer zijn normale loop. In de laagste klassen vonden de kleintjes ’s morgens een verrassing op hun bank in de vorm van suikergoed en een sinaasappel.

Alle kinderen liepen hand in hand achter elkaar de hele school door en zongen luidkeels alle sinterklaasliedjes die ze kenden. Het was een groot feest en toen ik later met mijn eigen zoon sinterklaasliedjes zong kreeg ik datzelfde gevoel weer terug.

Ook met kerstmis werd weken van tevoren de school al versierd met eigengemaakte kerstkaarten, kerstballen, sterren en engeltjes. En natuurlijk het kerstspel. 

Op de speelplaats mocht je touwtje springen, knikkeren en gevangertje (tikkertje) doen maar handstand tegen de muur dat mocht niet van de nonnen. Dat was onzedelijk vonden ze en niets voor meisjes.

Mijn moeder had voor mij een wit zomertruitje gehaakt, door de kleine gaatjes zag je als je heel goed keek mijn vel. De hoofdzuster stuurde mij naar huis om een ander meer zedelijker truitje aan te doen. Mijn moeder was het daar niet mee eens, reeg kleurige linten door de gaatjes en stuurde mij weer naar school. Ik was het eerste meisje dat met een lange broek op school kwam, de nonnen kregen zowat een toeval en weer werd ik naar huis gestuurd. Mijn moeder werd kwaad trok haar jas aan en ging op oorlogspad. Wat ze gezegd heeft weet ik niet maar de nonnen gingen overstag en even nadien droegen meer meisjes een lange broek. 

Ik klom regelmatig in het grote Heilig Hartbeeld  dat op de speelplaats stond maar moest er door de koster weer worden afgehaald wat me flink wat strafwerk opleverde en een niet lezen vanavond van vader en moeder. Dat was een ramp daar ik alles las wat ik maar te pakken kon krijgen. De bibliotheekzuster kon me wel schieten met mijn gezeur om nieuwe boeken.

Achter onze school was de jongsschool, daar mochten we niet komen van de nonnen, als de school uitging liep er altijd een non mee om te controleren of we toch niet stiekem daar naar toe gingen.  

Pas toen we in de 6de klas zaten durfden we de nonnen te trotseren en liepen een straatje om terwijl we nog eens zwaaiden en renden dan naar de jongensschool. Het was allemaal heel onschuldig maar toch voelde je je schuldig.  

De komst van de schooltandarts werd door de kinderen met angst en vreze tegemoetgezien. Al te zachtzinnig ging het daar niet aan toe en als het busje dan ook voorreed trok ik wit weg en kwam terug als een zeer rustig kind dat stilletjes zijn plaatsje in de klas weer innam.

In de hoogste klas hadden we klein lessenaartjes met een klep. De binnenkant van die klep had ik volgeplakt met foto’s van filmsterren uit beginjaren zestig,  af en toe deed ik de klep omhoog om even te kijken.

Op een keer bleef de klep nogal lang omhoog, heel zachtjes liep de hoofdzuster in mijn richting en mepte de klep dicht. Verstijfd van schrik keek ik haar aan.

“Jij kunt na vieren blijven om die rommel er af te halen” zei ze en beende wild zwaaiend met haar zwart habijt naar haar eigen lessenaar waar ze driftig in een schrift ging zitten   bladeren.

Van deze zuster, (die altijd de pik op mij had) kregen we ook franse les. Daar ik goed was in Frans kon ze niet anders dan mij een goed punt geven. Maar er stond altijd wel een of andere minder leuke opmerking bij.

In de 6de klas moesten we toelatingsexamen doen en dat werd afgenomen door de nonnen in een muf bijgebouwtje van het klooster. Het beste herinner ik me de angst om te falen en de angst voor de nonnen die niet voor de poes waren.

Daarna kwam er een afscheidsfeestje wat erg leuk was, zelfs de nonnen kwamen wat los uit hun stijve keurslijfje. Je kreeg nog een hoop goedbedoelde raadgevingen mee en wandelde nog eenmaal door de school die je toch lief geworden was en ervaarde wat afscheid nemen eigenlijk inhield. Ook nu het inmiddels al zo lang geleden is fiets ik er in  de zomer even langs met een vleugje weemoed maar met de wetenschap dat herinneringen een kostbaar bezit zijn.

Ilse Steel

Terug naar verhalen

 

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten