Nostalgie



 

Leonard Bernstein

(klik op de afbeeldingen om ze te vergroten) 

Leonard Bernstein werd op 25 augustus 1918 geboren in de plaats Lawrence (Massachusetts, Verenigde Staten) in een Pools-Joods gezin. Zijn grootmoeder had erop gestaan dat ze hem Louis zouden noemen en zo heette hij officieel ook. Zijn ouders noemden hem in de praktijk echter Leonard omdat hij zelf liever zo genoemd wilde worden. Hij liet op zijn vijftiende jaar zijn voornaam officieel veranderen in Leonard. Zijn vader Sam was een zakenman en hij was niet zo gecharmeerd van Leonard’s interesse in de muziek. Toch nam hij hem vaak mee naar concerten. Toen hij nog jong was hoorde hij een pianoconcert en hij was er onmiddellijk door gegrepen. Als gevolg daarvan nam hij dan ook pianolessen.

Als kind ging hij naar de Garrison School en naar de Boston Latin School. Toen hij in 1934 eindexamen gedaan had ging hij naar de Harvard Universiteit om daar muziek te studeren. Voordat hij in 1939 afstudeerde debuteerde hij onofficieel als dirigent.

Nadat hij afgestudeerd was ging hij naar het Curtis Institute of Music in Philadelphia. Daar kreeg hij pianoles, dirigeerlessen en lessen in het schrijven van arrangementen.

In 1940 ging hij naar zomercursus van het Boston Symphony Orchestra, onder leiding van de dirigent Serge Koussevitzky, in Tanglewood. Later werd Berstein assistent dirigent van Koussevitzky.

In 1943 kreeg hij een vaste baan als assistent dirigent van het New York Philharmonic. Op 14 november 1943 was de dirigent van het orkest, Bruno Walter geveld door griep. En zonder enige repetitie moest Bernstein zijn taak als dirigent van hem overnemen. De kranten schreven lovend over hem en het toeval wil dat het concert rechtstreeks werd uitgezonden op de nationale radio waardoor hij nog meer bijval kreeg. Al snel wilden orkesten over de hele wereld hem hebben als gastdirigent.

In 1945 werd hij benoemd tot muzikaal directeur van het New York City Symphony Orchestra, een post die hij vervulde tot 1947. Na de dood van Serge Koussevitzky in 1951 nam Bernstein zijn taak bij het Boston Symphony Orchestra in Tanglewood over. Hij zou daar vele jaren les geven.

In 1958 werd hij muzikaal directeur van het New York Philharmonic. Vanaf die tijd gaf hij meer concerten met het orkest dan enig dirigent voor hem had gedaan. Zijn leven lang was hij de meest gelauwerde dirigent van het orkest. Meer dan de helft van de meer dan vierhonderd platen die Bernstein maakte waren met het New York Philharmonic.

Leonard Bernstein reisde over hele wereld als dirigent. Direct na de Tweede Wereldoorlog, in 1946, dirigeerde hij in Londen en bij het Internationale Muziek Festival in Praag. In 1947 dirigeerde hij in Tel Aviv. Hij kreeg daardoor voor de rest van zijn leven een band met Israël. In 1953 was Bernstein de eerste Amerikaan die een opera dirigeerde in het Scala in Milaan, “Medea” met Maria Callas in de hoofdrol.

Bernstein en Copland

Bernstein was een pleitbezorger voor Amerikaanse componisten, in het bijzonder Aaron Copland, met wie hij levenslang bevriend was. Als jonge pianist voerde hij de Piano Variaties van Copland zo vaak uit dat hij de compositie beschouwde als zijn handelsmerk. Bernstein programmeerde vrijwel alle composities van Copland voor orkest in zijn concerten en hij maakte er opnames van, van veel van de composities zelfs twee keer.

Hoewel hij als dirigent een standaard repertoire had zal hij toch het best herinnerd worden door zijn stukken van Haydn, Beethoven, Brahms, Schumann, Sibelius and Mahler. In het bijzonder vielen zijn uitvoeringen van de symfonieën van Mahler in de jaren zestig op. Door deze legendarische uitvoeringen werden de werken van Mahler weer opgenomen in het concert repertoire en werd zijn reputatie als componist hersteld.

Geïnspireerd door zijn joodse afkomst voltooide hij in 1943 zijn eerste grote werk, Symfonie No. 1: “Jeremiah”. Het stuk werd voor het eerst in 1944 uitgevoerd door het Pittsburgh Symphony Orchestra, gedirigeerd door Bernstein zelf. Hij kreeg er de New York Music Critics Award voor. De première van zijn tweede compositie, Symfonie No. 2: “The Age of Anxiety”, werd uitgevoerd door het Boston Symphony Orchestra, met als dirigent Koussevitzky en Bernstein als pianist. Zijn Symfonie No.3: “Kaddish”, uit 1963, werd voor het eerst uitgevoerd door het Israel Philharmonic Orchestra. “Kaddish” is opgedragen “aan de herinnering aan John F. Kennedy”.

Andere belangrijke composities van Berstein zijn Prelude, Fugue en Riffs voor solo klarinet en jazz ensemble (1949); serenade voor viool, snaarinstrument en percussie (1954); symfonische dansen uit “West Side Story” (1960); psalmen voor koor, jongenssopraan en orkest (1965); “Mass”, een theaterstuk voor zangers, muzikanten en dansers, ter gelegenheid van de opening van het John F. Kennedy Center for the Performing Arts in Washington, D.C. en voor het eerst uitgevoerd in 1971; “Songfest”, een zangcyclus voor zes zangers en orkest (1977); “Divertimento for Orchestra” (1980); een stuk voor solo fluit en klein orkest (1981); een stuk voor solo piano (1981); een Missa Brevis voor zangers en percussie (1988); “Thirteen Anniversaries” voor solo piano (1988); “Concerto for Orchestra”: “Jubilee Games” (1989); en Arias and Barcarolles voor twee zangers en piano duet (1988).

Bernstein schreef in 1952 ook een (eenakter) opera, “Trouble in Tahiti”. In 1983 schreef hij het vervolg daarop, de opera met drie aktes, “A Quiet Place”. Hij werkte samen met Jerome Robbins bij het schrijven van de muziek voor drie balletten, “Fancy Free” (1944) en “Facsimile” (1946) voor het American Ballet Theatre en “Dybbuk” (1975) voor het New York City Ballet. Hij schreef de partituur voor de met een Oscar bekroonde film “On the Waterfront” in 1954. Daarnaast schreef hij muziek voor twee Broadway stukken “Peter Pan” (1950) en “The Lark” (1955).

Bernstein droeg aanmerkelijk bij aan musicals die op Broadway opgevoerd weren. Hij werkte samen met Betty Comden en Adolph Green bij het schrijven van de musicals “On the Town” (1944) en “Wonderful Town” (1953). Samen met Richard Wilbur, Lillian Helman en anderen schreef hij “Candide” (1956). In 1957 werkte hij weer samen met Jerome Robbins en Stephen Sondheim, en ook Arthur Laurents, bij het schrijven van een van de beroemdste musicals “West Side Story”, waarvan ook een Oscar winnende film gemaakt werd. In 1976 schreef hij samen met Alan Jay Lerner “1600 Pennsylvania Avenue”.

In de hele wereld zijn er festivals geweest met de muziek van Bernstein. In 1978 was er een festival met het Israel Philharmonic ter ere van zijn jarenlange genegenheid voor aan Israël. In 1988 eerde het Israel Philharmonic hem met de titel Beste Dirigent. In 1986 was er een Bernstein festival in het Barbican Centre met optreden van het London Symphony Orchestra. In 1987 benoemde het London Symphony Orchestra hem tot honorair leider. In 1989 was er in Bonn een Beethoven/Bernstein Festival.

In 1985 eerde de National Academy of Recording Arts and Sciences Bernstein met een Grammy Award voor zijn hele oeuvre. Hij won elf Emmy Awards in zijn carrière.

In 1954 begon hij met “Omnibus”, een reeks van concerten en praatjes voor de televisie. De serie werd in 1958 gevolgd door de Young People’s Concerts met het New York Philharmonic. Een reeks concerten die 14 seizoenen op de buis bleef. In 1989 herdachten Bernstein en anderen vanuit Warschau met een wereldwijd uitgezonden televisie-uitzending de Duitse invasie van 1939 in Polen.

Bernstein’s werken werden gepubliceerd in The Joy of Music (1959), Leonard Berstein’s Young People’s Concerts (1961), The Infinite Variety of Music (1966) en Findings (1982). Zijn werken werden in vele talen vertaald.

Bernstein verheugde zich er altijd in om les te geven aan jonge musici. Zijn Master Classes aan het Tanglewood waren beroemd. Hij droeg bij aan het opzetten van het Los Angeles Philharmonic Institute in 1982. Hij richtte het Pacific Music Festival op in Sapporo (Japan), naar het model van Tanglewood. Het was het eerste festival in zijn soort in Azië.

Bernstein ontving vele onderscheidingen. Hij ontving in 1981 de Gouden Medaille van de American Academy of Arts and Letters. In 1985 kreeg hij de National Fellowship Award voor zijn levenslange inzet voor de mensenrechten. Hij kreeg de MacDowell Colony’s gold medal; medailles van de Beethoven Society en het Mahler Gesellschaft; de Handel Medallion, de hoogste kunstprijs van New York City; een Tony Award (1969) voor zijn verdiensten voor het theater en vele eredoctoraten van universiteiten.

Hij kreeg de ceremoniële sleutels van onder andere de steden Oslo, Wenen en Beersheva (Israel) en het dorp Bernstein (Australië). Nationale onderscheidingen kreeg hij van Italië, Israël, Mexico, Denemarken, Duitsland (Grootkruis van Verdienste) en Frankrijk (chevalier, officier en commandant van het Legion d’Honneur).

Bernstein was zeer geïnteresseerd in de wereldvrede. Tijdens toespraken in 1980 aan de Johns Hopkins University en in 1983 in de Cathedral of St. John the Divine in New York zette hij zijn visie uiteen over een harmonische samenleving in de wereld. Zijn Journey for Peace tournee naar Athene en Hiroshima met het European Community Orchestra in 1985 waren ter herinnering aan het veertigjarig bestaan van de atoombom.

In december 1989 dirigeerde hij in Berlijn concerten aan beide kanten van de muur, nadat deze neergehaald was. De concerten waren een niet eerder geziene vorm van samenwerking, waarbij de muzikanten kwamen uit Oost Duitsland, West Duitsland en uit de vier grootmachten die Berlijn verdeeld hadden na de Tweede Wereldoorlog.

Vanaf haar oprichting steunde Bernstein Amnesty International. Om een financiële bijdrage te kunnen geven richtte hij in 1987 het Felicia Montealegre Fund, ter nagedachtenis aan zijn in 1978 overleden vrouw.

Voor zijn verdiensten voor de kunst ontving hij in 1990 de Praemium Imperiate, een internationale prijs van de Japan Arts Association. De prijs van $ 100.000 gebruikte hij voor het oprichten van het Bernstein Education Through the Arts (BETA) Fonds.

Zijn persoonlijke leven

Als jong volwassene leidde Bernstein een uitbundig sociaal leven in New York, waarbij hij relaties aanging met zowel mannen als vrouwen. Na een lange interne strijd en een turbulente knipperlichtrelatie, trouwde hij op 9 september 1951 met de Chileense actrice en pianiste Felicia Montealegre Cohn. Er wordt gezegd dat hij dat uiteindelijk deed om chef-dirigent te kunnen worden bij het Boston Symphony Orchestra. Dimitri Mitropoulos, dirigent van het New York Philharmonic en mentor van Bernstein, adviseerde hem dat een huwelijk zou helpen tegen de roddels over hem, zodat hij meer aanvaardbaar zou zijn voor de conservatieve directie van het Boston Symphony Orchestra.

Leonard en Felicia kregen drie kinderen, Jamie, Alexander en Nina (ze hadden twee kleinkinderen Francisca en Evan). Tijdens zijn huwelijk probeerde hij zo discreet mogelijk te zijn over zijn buitenechtelijke relaties. Maar naarmate hij ouder werd en de homobeweging in Amerika meer succes kreeg werd Bernstein steeds opener over zijn seksuele geaardheid. Uiteindelijk verliet hij Felicia om samen te gaan wonen met zijn geliefde, Tom Cochran. Niet lang daarna vernam hij dat zijn vrouw longkanker had. Hij ging naar haar terug en bleef bij haar tot haar dood op 16 juni 1978.

Er wordt gesuggereerd dan Bernstein biseksueel was, een bewering die gevoed werd door de uitspraak van Bernstein dat hij geen voorkeur had voor “een speciale keuken, muziekgenre of sekse”. Men zegt dat hij intern worstelde met zijn toewijding aan zijn gezin en zijn homoseksuele verlangens. Maar Arthur Laurents (waarmee hij samenwerkte aan “West Side Story”), zei dat hij “een homoseksuele man was die getrouwd was. Hij worstelde er helemaal niet mee. Hij was gewoon homseksueel.” Shelley Rhoades Perle, een vriendin van het gezin Bernstein zei dat ze dacht dat “hij seksueel behoefte had aan een man en emotioneel aan een vrouw.”

Laatste maanden

Bernstein trad voor de laatste keer met het Boston Symphony Orchestra als dirigent op in Tanglewood op 19 augustus 1990. Tijdens de uitvoering van Beethoven’s Zevende Symfonie kreeg hij een hoestbui, waardoor hij het concert bijna moest beëindigen.

Op 14 oktober 1990, slechts een paar dagen nadat hij met werken gestopt was, overleed hij aan de gevolgen van een longontsteking en een tumor in zijn borstvlies. Hij was altijd een zware roker en vanaf zijn midden twintiger jaren vocht hij tegen longemfyseem. Hij werd 72 jaar. Bij zijn begrafenisprocessie door de straten van Manhattan zetten bouwvakkers hun helmen af en zwaaiden en riepen: “Vaarwel Lenny.” Leonard Bernstein ligt begraven op de Green-Wood begraafplaats in Brooklyn (New York).

Kijk en luister

(TIP: mocht uw internetverbinding niet snel genoeg zijn, klik dan links onder op II)

(er ontstaat dan een driehoekje met de punt naar rechts)

(laat u het filmpje downloaden en klik dan op het driehoekje)

Ode to Joy – finale (Beethoven)

Candide – ouverture (Bernstein)

Rhapsody in Blue (Gershwin)

Concerto in G (Ravel)

West Side Story

Proloog

Maria

America

Somewhere

Tonight

I Feel Pretty

Officer Krupke

Geraadpleegde bronnen o.a.:

Componisten.net

IMDb

PBS

Sony Classical

Wikipedia

Terug naar Nostalgie


We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten