Nostalgie



 

Mario Lanza

(klik op de afbeeldingen om ze te vergroten)

Mario Lanza werd op 31 januari 1921 als Alfred Arnold Cocozza geboren in Philadelphia in Amerikaanse staat Pennsylvania. Hij was het enige kind van Antonio Cocozza en Maria Lanza, beiden Italiaanse immigranten. De vader van Freddie, zoals Alfred genoemd werd, had een uitgebreide platencollectie van grote zangers. En Freddie luisterde graag naar die muziek. Al op jonge leeftijd was Freddie gek op opera. Toen hij 16 jaar was werd het duidelijk dat hij een vocaal talent was. Al snel verscheen hij in producties die in Philadelphia op het podium gebracht werden door de YMCA Opera Company. In 1940 kreeg hij zangles van de sopraan Irene Williams.

Twee jaar later kwam hij onder de aandacht van Serge Koussevitzky, die tegen de toen 21-jarige tenor zei: “Je hebt een stem die je maar één keer in de honderd jaar hoort.” Koussevitzky nodigde Freddie uit naar het Berkshire Music Festival, een muziekopleiding in Tanglewood (Massachusetts), waar hij hem voorzag van een studiebeurs. In die tijd veranderde Freddie zijn naam in de artiestennaam in Mario Lanza, de mannelijke vorm van de meisjesnaam van zijn moeder. In 1948 wijzigde hij ook legaal zijn naam van Alfred Cocozza in Mario Lanza

Na slechts zes weken van intensieve studie met de dirigenten Boris Goldovsky en Leonard Bernstein achtte men hem gereed om op 7 augustus 1942 zijn operadebuut te kunnen maken. Hij trad in Tanglewood op in de rol van Fenton in “The Merry Wives of Windsor” van Nicolai. De volgende dag omschreef de muziekcriticus van de New York Times Lanza als “extreem getalenteerde, of misschien wel zeer geroutineerde student, wiens fantastische natuurlijke stem, voor wat betreft warmte en kracht, maar weinig gelijken kent onder de tenoren uit deze tijd.”

De volgende avond trad Mario op als Rodolfo in de derde akte van Puccini’s “La Boheme”. De New York Time schreef nu: “Mevrouw Gonzales als Mimi en Mario Lanza als Rodolfo vielen op door de schoonheid van hun stem en de levendigheid van hun karakters.”

Door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd zijn ontluikende operacarrière plotseling onderbroken. Hij hoefde niet in actieve dienst omdat hij gedeeltelijk blind was aan zijn linker oog. Hij werd ingedeeld bij de Special Services. Later trad hij op in On the Beam en Winged Victory. Dat waren shows speciaal voor de militairen.

Mario en Betty

Toen hij in 1945 uit militaire dienst kwam trouwde hij op 12 april 1945 met Betty Hicks (sommige bronnen zeggen dat haar achternaam Lyhan was), de uit Chicago afkomstige zus van een van zijn dienstmaten. Ze kregen vier kinderen: Colleen (een scenarioschrijfster, in 1997 omgekomen bij een auto-ongeluk), Elisa (werd huisvrouw en kreeg twee zonen), Damon (hield zich bezig met restaurants en handel in motorfietsen) en Marc (stierf in 1993 op 37-jarige leeftijd aan een hartaanval).

Mario pakte zijn zangcarrière weer op en werkte met zijn vriend en collega, de bariton Robert Weede, aan zijn stemtechniek. Hij oefende met operarepertoire bij Renato Cellini en hij werkte nauw samen met de dirigent Peter Herman Adler, in die tijd muzikaal directeur van de Columbia Artists Management Touring Opera Company. In 1951 zei de laatste dat als Mario tien jaar met het juiste operagezelschap zou optreden hij zijns gelijke niet zou kennen.

In oktober 1945 verving hij tijdelijk Jan Peerce bij het CBS radioprogramma Great Moments in Music. Vier maanden lang zong hij een gevarieerd repertoire van “Otello” tot “The Student Prince”. Maar Mario was niet tevreden over zijn zang en nadat hij zes keer was opgetreden verliet hij de show om aan zijn stemtechniek te gaan werken.

Dit bleek een gelukkige zet te zijn, want al snel werd hij geïntroduceerd bij de beroemde Enrico Rosati, de voormalige leraar van Beniamino Gigli en Giacomo Lauri-Volpi. Rosati verklaarde: “Ik heb 34 jaar, sinds Gigli, gewacht op deze stem.” De volgende vijftien maanden studeerde Mario intensief bij Rosati. Daarmee verbeterde hij onder andere zijn ademhalingstechniek, waardoor hij uren kon zingen zonder dat hij moe werd.

Zijn stem had een enorm bereik van de lage A tot de hoge D en had een uniek timbre waar door je die direct herkende.

Columbia Artists Management had een groep samengesteld, bestaande uit Mario Lanza, George London en de sopraan Frances Yeend. De groep werd bekend onder de naam het Bel Canto Trio. Tussen juli 1947 en mei 1948 gaf dit trio 86 concerten in de Verenigde Staten, Canada en Mexico. Ze kregen lovende kritieken, waarbij Lanza telkens geprezen werd als het meest bijzondere talent van de drie.

Bel Canto Trio

Het belangrijkste concert uit zijn leven vond ook in die periode plaats. Hij verving de tenor Ferruccio Tagliavini, die door omstandigheden verhinderd was, in de Hollywood Bowl. Hij zong drie duetten met Frances Yeend en drie aria’s. De uitwerking hiervan op het publiek en de critici was opmerkelijk. Het publiek applaudisseerde wel 12 minuten voor hem. De volgende dag schreef de muziekcriticus van de Los Angeles Times: “Het type tenor waar ieder operapodium in de hele wereld naar verlangd heeft.”

Onder het publiek bevond zich ook filmbaas Louis B. Mayer, een liefhebber van opera, die gelijk een zevenjarig filmcontract namens MGM (Metro-Goldwyn-Mayer) met hem afsloot.

Lanza als Pinkerton

Acht maanden later, in april 1948, zong Lanza weer de rol van Pinkerton in “Madame Butterfly” voor de New Orleans Opera Association. De St. Louis News schreef: “Mario Lanza speelt zijn rol als luitenant Pinkerton met verve. We hebben zelden zo’n uitstekende romantische tenor gezien …….. De combinatie van zijn mooie verschijning en zijn vocale talent zullen zeer behulpzaam zijn bij zijn toekomstige projecten.”

Zijn beslissing om naar Hollywood te verhuizen zou uiteindelijk desastreus blijken te zijn voor zijn zangcarrière, zijn gezondheid en zijn zelfrespect. Maar in 1947 leek het contract met MGM geweldig. Volgens de condities van dit contract moest Mario ieder jaar maar zes maanden voor de studio beschikbaar zijn. Daardoor meende hij dat hij zijn filmcarrière met zijn carrière in de opera kon combineren. In het begin leek dit goed te lukken. Na de ondertekening van zijn contract met MGM ging Lanza gewoon door met zijn tournee met het Bel Canto Trio. Hij gaf ook een concert met de sopraan Dorothy Kirsten en hij trad op in een voorstelling van “Madame Butterfly”. In mei 1949 bracht hij, vier jaar nadat hij bij RCA getekend had, zijn eerste commerciële grammofoonplaat uit.

Maar Lanza was slecht voorbereid op het succes van zijn eerste twee films, “That Midnight Kiss” (1949) en “The Toast of New Orleans” (1950). Daarnaast bracht hij een reeks singles uit waarvan er van iedere single meer dan 1 miljoen verkocht werden, iets dat in die tijd heel bijzonder was. Plotseling was hij niet langer een artiest die alleen bekend was bij het concert- en operapubliek, maar een artiest die bij het grote publiek bekend was als filmster en zanger. Voor een man die altijd weinig zelfdiscipline getoond had werd de druk van zijn beroemd zijn een groot probleem.

Om zich verder te ontwikkelen was een artistieke omgeving vereist waar hij kon werken met de beste dirigenten, musici en muziekleraren om zijn zangkunst te verfijnen. Maar dat kon Hollywood hem niet bieden. In de wereld van glitter en glamour kon hij de tijd niet vinden om nieuw repertoire in te studeren.

Door het verbazingwekkende succes van de film “The Great Caruso” in 1951, namen zijn problemen alleen maar toe. Muziek-recensenten begonnen zich nu tegen hem te keren en stelden ter discussie of hij met zo weinig podiumervaring Caruso wel mocht portretteren. Er begonnen geruchten de ronde te doen dat hij wellicht niet in staat zou zijn om een hele opera te zingen, dat zijn stem te iel was voor het toneel en dat hij zijn grammofoonplaten in kleine gedeeltes opnam. Zijn zangstijl werd nu volledig ontleed: Lanza schreeuwt, Lanza heeft te veel emoties, enz.  Critici die eerst lovend over hem schreven gingen nu negatief over hem schrijven. Ze konden niet accepteren dat een “serieuze” zanger zo immens populair kon zijn. Ze gunden hem eenvoudigweg zijn commerciële succes niet.

Caruso

Time Magazine schaarde zich onder deze critici in een anoniem geschreven hoofdartikel. Niet alleen werd zijn zangstijl bekritiseerd en voorspelden ze dat er snel een eind zou komen aan zijn zangcarrière, maar ze bespotten ook zijn intellect en zijn persoonlijke gewoontes. De schokkende beweringen in het artikel waren desastreus voor de uiterst gevoelige tenor.

Een tijd lang ging hij door met zijn optredens. Hij werd vurig aanbeden door het publiek, iets dat tot dan toe was voorbehouden aan sterren als Frank Sinatra. Maar hij aarzelde of hij wel naar het podium van de opera zou terugkeren. Hij was zich ervan bewust dat de pers hem uiterst kritisch zou benaderen. “Hij wist van zichzelf niet hoe goed hij eigenlijk was.” zei Giusepe Di Stefano daarover later. Hij was niet langer de zelfbewuste zanger die vier jaar daarvoor naar Hollywood gekomen was.

Volgens de voormalige muzikale directeur van MGM was hij erg onzeker over zichzelf geworden. “Hij wist dat God hem voorbestemd had om een geweldige operazanger te worden. Als hij al de zanger van de Metropolitan Opera was geweest en hij tussen de operaseizoenen in naar Hollywood gekomen zou zijn om een film te maken zou hij de Metropolitan Opera als zijn thuis beschouwd hebben.”

En inderdaad vroeg Edward Johnsons tijdens de laatste vier jaar van zijn functie als General Manager van de Metropolitan Opera hem keer op keer om tot het gezelschap toe te treden. Maar, ondanks het feit dat hij volgens hem zelf totaal verbijsterd was over dit aanbod, wees hij de aanbieding telkens af. Hij voelde zich nog niet klaar voor zo’n uitdaging. Maar ook andere operahuizen benaderden hem. In 1950 reisde Victor De Sabata speciaal naar Los Angeles om het uit te nodigen voor de opening van het seizoen 1950/1951 in La Scala in Milaan. Hoewel hij erg gevleid was door het aanbod, wees Lanza dit aanbod af met de woorden: “De uitnodiging is een vreselijk compliment, maar ik wil naar Italië gaan om daar eerst op te treden in kleinere operahuizen, niet in het Scala, om daar verschillende rollen te zingen voor operaliefhebbers. Als dat goed gaat zal ik de uitnodiging van een groot operahuis aanvaarden.”

Dichter bij huis bood Gaetano Merola, muzikaal directeur en eerste dirigent van de San Francisco Opera hem aan om bij hen te komen zingen omdat hij ervan overtuigd was dat Lanza de nieuwe Caruso was. De voorstellingen waren gepland voor oktober 1950, maar Lanza zei dat hij dan andere verplichtingen had. “Ik ben nog maar 29” zei hij “er is dus nog een hoop tijd.”

 Hoewel zijn gebrek aan zelfvertrouwen aan hem knaagde hadden zijn collega’s er geen enkele twijfel over of hij wel op het podium kon staan. De sopraan Dorothy Kirsten, die met Lanza samenwerkte in “The Great Caruso”, zei daar later over: “Hij had kunnen zingen in ieder operahuis in de hele wereld en hij zou een sensationele carrière gehad hebben.”

Maar Mario Lanza was zo onzeker geworden dat hij na zijn zeer succesvolle tournee van 1951 gedurende zes-en-een-half jaar niet op het concertpodium durfde op te treden. Intussen zat zijn filmcarrière ook in het slop en hij kon er niet langer zijn luxe levensstijl op na houden. Louis B. Mayer was bij MGM vervangen door Dore Schary, een man waarmee hij constant in botsing kwam over zijn verzoek om films van een hogere artistieke waarde te mogen maken. In 1952 werd Mario bij MGM ontslagen omdat hij de liedjes van de film “The Student Prince” op de plaat had gezet voordat de film uitgebracht was. Daarnaast ging hij bijna failliet door een aantal slechte investeringen die zijn vorige manager gedaan had. De belastingdienst eiste ook nog eens een nabetaling van $250.000. Lanza zocht meer en meer zijn toevlucht tot de alcohol. Hij was fysiek en mentaal niet meer in staat om op het podium te staan en gedurende twee jaar leefde hij schijnbaar als een kluizenaar. 

Aan dit bestaan in afzondering kwam een einde toen hij de film “Serenade” (1956) maakte voor Warner Bros. Zijn stem was nu nog gepolijster en donkerder, maar zijn prachtige hoge tonen waren er nog steeds. Lanza had ijverig met de zangleraar Giacomo Spadoni aan de operanummers voor de film gewerkt. Misschien kwam het door de lange periode van inactiviteit dat zijn zang niet altijd helemaal zuiver was, maar al met al was “Serenade” een geweldige prestatie. Bij sommige nummers had hij meer controle over zijn stem dan in zijn dagen bij MGM. Hoogtepunten waren zijn aria’s “Amor Ti Vieta”, “Di Rigori Armato”, de monoloog van “Otello” en het Napolitaanse lied “Torna a Surriento”. De monoloog van “Otello” is het overtuigende bewijs dat de tenor heel geschikt was om deze rol op het concertpodium te spelen.

Lanza en Tebaldi

Renata Tebaldi bezocht de set van “Serenade” in 1955 en later was ze aanwezig bij de filmvertoning van de muzikale hoogtepunten uit de film. Ze was zo aangedaan door de zang van Mario dat ze tot tranen toe bewogen was. Ze bracht ook een avond bij Mario thuis door, waar ze beiden zongen. Toen ze hem daar live hoorde zingen was haar reactie: “Je hebt de prachtigste natuurlijke tenorstem die ik ooit gehoord heb.”

Hoewel “Serenade” niet het kassucces was waarop men hoopte (het was van zijn vijf films tot dan toe, de minst succesvolle), hielp het Mario om tot de overtuiging te komen dat hij een frisse start moest maken in Europa. In mei 1957 verhuisde hij met zijn gezin naar Rome en hij begon onmiddellijk met de opnames van de film “The Seven Hills of Rome”. Hoewel de film cineastisch gezien niet veel voorstelde was het toch een commercieel succes, vooral in Italië.

The Seven Hills of Rome

Maar belangrijker nog was dat hij bij zijn terugkeer naar Europa weer live begon op te treden, om te beginnen in november van 1957 in het Palladium in Londen. En hij kreeg weer lovende kritieken voor zijn zangkunst. In 1958 maakte hij een totaal uitverkochte tournee door Europa.

 Maar tijdens deze tournee openbaarde zich het begin van zijn fysieke aftakeling. Hij kreeg een lichte aderontsteking in zijn rechter been  en hij leed aan een zeer hoge bloeddruk (grotendeels te danken aan zijn vele drinken en zijn snelle diëten). Lanza’s gezondheid ging snel achteruit. Hij werd gewaarschuwd werd voor het gevaar van longembolie die voort zou kunnen komen uit zijn aderontsteking. Maar hij negeerde de bezorgdheid van zijn dokter en ging gewoon door met zijn tournee. Hij kondigde ook aan dat hij weer een nieuwe film zou gaan maken.

De film, die ironisch genoeg “For The First Time” heette maakte duidelijk dat Mario gegroeid was als artiest en dat hij wat betreft zijn zang in de vorm van zijn leven was. Onder begeleiding van Annibale Bizzelli en Franco Zauli gaf Mario een indrukwekkende vertolkingen van een aantal operaselecties, zoals “Vesti la Giubba” uit Pagliacci en “Niun Mi Tema” uit Otello. De stukken waren in augustus 1958 opgenomen in het operahuis in Rome. Beide stukken hadden niet de “aanstellerij” dat zijn vroegere operawerk soms had. Vakkundig moduleert hij zijn stem om de woorden te zingen zoals Mozart het bedoeld had.

Bij de opnamesessies was ook Riccardo Vitale, de artistiek directeur van de Romeinse Opera, aanwezig. Hij was diep onder de indruk, zoals hij zei: “van zijn uitzonderlijke timbre en zijn grote muzikaliteit.” Vitale nodigde hem uit om er het seizoen te openen met een opera van zijn keuze. Het nieuws van dit aanbod verspreidde zich en hij kreeg dezelfde aanbiedingen van het management van La Scala en San Carlo. Uiteindelijk accepteerde hij het aanbod van Vitale. Hij wilde het operaseizoen van de Romeinse Opera openen als Canio in “Pagliacci”.

Lanza eerder als Canio

Er werden nog een aantal andere projecten aangekondigd, waaronder een 90-minuten durend televisiespektakel met Maria Callas en een serie platenopnames van complete opera’s voor RCA in Bologna.

Maar het was allemaal te laat. Lanza’s gezondheid ging onomkeerbaar achteruit en hij had nog maar een jaar te leven. Hij leed nu aan een beschadiging van zijn lever, jicht, aderverkalking en de nog steeds aanwezige aderontsteking. In april 1959 kreeg hij een lichte hartaanval, gevolgd door een dubbele longontsteking in augustus, waardoor het allemaal nog sneller ging. Op 7 oktober 1959 overleed hij op 38-jarige leeftijd in Rome aan de gevolgen van longembolie. Zijn door verdriet overmande weduwe overleefde hem maar vijf maanden. Ze stierf op 11 maart 1960.

 Kijk en luister naar Mario Lanza

(TIP: mocht uw internetverbinding niet snel genoeg zijn, klik dan links onder op II)

(er ontstaat dan een driehoekje met de punt naar rechts)

(laat u het filmpje downloaden en klik dan op het driehoekje)

Santa Lucia

Granada

Arrivederci Roma

Be My Love

Ave Maria (uit The Great Caruso)

You Are My Love en Golden Days

Danny Boy

You’ll Never Walk Alone

La donna e mobile

I’ll Walk With God

Funiculì, Funiculà

The Seven Hills of Rome

Madam Butterfly – Stolta paura, I’amor

Geraadpleegde bronnen o.a.:

All Music Guide

Grandi Tenori

IMDb

Lanza Legend

Mario Lanza Institute

Wikipedia

Terug naar Nostalgie


We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten