Nostalgie



 

Al Jolson

(klik op de afbeeldingen om ze te vergroten)

     

Al Jolson werd als Asa Yoelson geboren in Srednike in Rusland, dat heet tegenwoordig Seredzius en ligt in Litouwen. Hij claimde zelf dat zijn geboortedag 26 mei 1886 was, maar er bestaan geen documenten om dat te bevestigen, het kan eigenlijk iedere datum na 1884 zijn. De openlijk antisemitische autoriteiten van Rusland waren er absoluut niet in geïnteresseerd om weer een nieuwe jood te registreren. Asa was het vierde kind van de joodse voorzanger Moshe Yoelson en zijn vrouw Naomi. Zij hadden toen al twee dochters Rosa en Etta en een zoon Hirsch. De kinderen werden opgevoed volgens de strikt joodse traditie en Moshe wilde dat zijn zoons ook eenmaal voorzangers zouden worden. Hij trainde zijn zoons in het zingen en schroomde daarbij niet om hun mond opengesperd te houden met lucifershoutjes om hen op die manier luid en duidelijk te leren zingen.

Moshe Yoelon wilde zijn familie behoeden voor de voortdurende onderdrukking van joden door de Russische tsaar. Al snel nadat hij door zijn studie in 1890 de titel rabbi mocht voeren, vertrok hij alleen naar Amerika en beloofde dat zijn vrouw en kinderen zich zo snel mogelijk bij hem konden voegen. De geestelijk sterke, maar lichamelijk zwakke, Naomi hield de familie bij elkaar en zij werd daardoor het middelpunt van Asa’s beleefwereld. Toen Moshe in 1894 hoofd werd van de congregatie in Washington, liet hij de familie overkomen. Maar de hoop op een normaal familieleven was al snel vervlogen toen Naomi kort daarna stierf. Asa was toen acht jaar oud.

Asa kreeg hier zo’n klap van dat hij eigenlijk de rest van zijn leven emotioneel gezien een kind is gebleven. Hij werd een kleine opschepper die bang was om alleen te zijn, een overgevoelig persoon met een hart van goud die lastig was voor de mensen om hem heen. En een losbandig persoon die altijd achter jonge meisjes aanzat. Kortom hij was een vat vol tegenstrijdigheden.

Asa en zijn broer Hirsch pasten zich al snel aan de Amerikaanse cultuur aan. Ze leerden Ragtime liedjes die ze op straat speelden en in saloons in Washington. Moshe deed wat hij kon om zijn zoons in het gareel te houden. Om weer een soort familieleven te herstellen trouwde hij met Cheysa Yoels, een ex-buurvrouw uit Srednike die ook werkelijk om de kinderen gaf. Maar niets kon voorkomen dat de jongens de nieuwe manier van leven omarmden. Hirsch veranderde zijn naam in Harry en Asa werd Al. Ze liepen verschillend keren van huis weg. Al bracht zelfs een aantal weken door in een weeshuis in Baltimore.

De broers raakten geobsedeerd door het idee om door te breken in de showbizz. Al ging zingen in een reizend circus (1899), en toerde in het variétécircuit in 1901. Als onderdeel van zijn “geïllustreerde zangvoorstelling” zong hij populaire liedjes terwijl er met een “toverlantaarn” afbeeldingen geprojecteerd werden op een scherm. Al en Harry kregen het voor elkaar dat ze geboekt werden voor een ruwe etnische komedie “The Hebrew and the Cadet”. En zij veranderden hun achternaam van Yoelson in het meer Amerikaans klinkende Joelson en later in Jolson. Ze contracteerden Joe Palmer, een man in een rolstoel, voor een drieman’s variéténummer dat er eigenlijk wel veelbelovend uitzag, maar Al’s wat verlegen optredens belemmerden een doorbraak.

In 1904 toen ze optredens hadden in Keeney’s Theatre in Brooklyn begon Al op te treden met een zwart gezicht, waarschijnlijk in navolging van de oude komiek James Francis Dooley. Het werken met een zwartgeschminkt gezicht gaf Al een gevoel van vrijheid en spontaniteit die hij niet eerder gevoeld had. De act werd een enorm lachsucces en zorgde voor meer boekingen.

In die tijd, begin 1900, werd het zwart maken van je gezicht niet als een racistische belediging opgevat. Dat mannen zich zwart schminkten was niet nieuw en bestond al sinds 1830. Het was een vorm van ruwe humor waaraan alle racistische groeperingen waren blootgesteld. Ook Al Jolson bedoelde het niet verkeerd en het zwart maken van zijn gezicht werd alleen ingegeven door zijn wens om mensen te vermaken. Hij had zeker geen racistische houding en hij stond erom bekend dat hij zwarte artiesten steunde tegen de discriminatie van theaters, hotels en restaurants.

Uiteindelijk trok Harry zich terug uit de act om alleen verder te gaan. Al ging samen verder met Palmer, maar deze trok zich terug toen hij er van overtuigd raakte dat hij de verdere carrière van Al belemmerde. In 1906 begon Al’s solocarrière als zingende komediant. Hij had een zwart gezicht, droeg een zwart pak, zwarte schoenen, witte sokken en witte handschoenen en zijn mond was wit geschminkt. Hierdoor viel de meeste nadruk op zijn handen en zijn mond, de belangrijkste attributen voor een variétéartiest.

Een engagement in San Francisco zorgde ervoor dat hij in het westen van de Verenigde Staten bekend werd. Dat was overigens geen geringe prestatie. In die tijd mocht er in de theaters nog gerookt worden en het publiek las in het theater op zijn gemak de krant totdat iets op het toneel hun aandacht trok. Elektronische geluidsversterking was in die tijd nog niet uitgevonden. Artiesten moesten allerlei trucjes uithalen om de aandacht van het publiek te trekken. Jolson kende ze allemaal en voegde ook zijn eigen trucs daaraan toe. Hij danste, stampte, perste werkelijk tranen uit zijn ogen, maakte grove grappen en liep zelfs over het toneel terwijl hij vrouwelijke gebaren maakte.

De in Californië geboren Henrietta Keller was een achttienjarig danseresje met een prachtig stel benen en een verlegen glimlach. De twintigjarige Al werd smoorverliefd op haar, maakte haar voortdurend het hof en papte aan met haar familie. Na bijna een jaar van afwijzingen accepteerde Henriette uiteindelijk Al’s huwelijksaanzoek. Ze trouwden op 20 september 1907. Maar Henriette ontdekte al snel dat ze nu in de echt verbonden was met de meest gekmakende en egocentrische man op aarde.

Al Johnson werd steeds beroemder in het variétécircuit. Maar in 1908 sloot hij zich als komediant aan bij een van de laatste groepen minstrelen (rondtrekkende muzikanten) van Amerika.

Al en Henrietta

Hij ging er flink in salaris op achteruit, maar hij besefte dat hij hiermee nieuwe kansen kreeg om in Amerika bekend te worden. Het publiek was gek op Jolson’s capriolen. Toen de groep in New York optrad kreeg hij eindelijk de bijval waar hij altijd van gedroomd had. Na een kort uitstapje naar het variétécircuit was hij ook in 1909 weer van de partij bij de groep minstrelen. Nu begon Al tijdens zijn optredens te fluiten, waarmee hij zijn liedjes en zijn grollen accentueerde. Dit zou gedurende heel zijn carrière zijn handelsmerk blijven. Hij werkte ook nauw samen met de musicus Harry Akst die zijn persoonlijke begeleider werd en degene die zijn liedjes selecteerde en ze waren ook nog eens goede maatjes.

Hij vertoonde toen al tekenen van zijn enorme ego dat hij de rest van zijn leven zou hebben. Toen Florenz Siegfeld hem vroeg om auditie te doen voor optredens in de beroemde ‘Folies’ weigerde hij dat. Anderen zouden zo’n unieke kans met beide handen aangegrepen hebben, maar Jolson wilde voor niemand auditie doen. In plaats daarvan toerde hij in 1910 in het variétécircuit en in februari 1911 trad hij op in Hammerstein’s Victoria in New York. In die tijd repeteerde hij al voor zijn debuut op Broadway.

De gebroeders Shubert openden hun nieuwe theater ‘Winter Garden’ in New York met de musical “La Belle Paree” (de versierde schoonheid) die gaat over een rijke weduwe die aan de boemel is in de omgeving van Parijs. Maar eigenlijk was het verhaal niet van belang en enkel een excuus om een reeks variétéacts achter elkaar te kunnen opvoeren. De voorstelling opende op 20 maart 1911 met een hoofdrol voor Jolson en Jolson was bloednerveus door de plankenkoorts, een euvel dat hem ook later steeds parten bleef spelen. Hij had matig succes met zijn optreden. Maar de dag daarna veranderden de gebroeders Shubert de volgorde van de optredens, zodat Al’s solo’s beter tot hun recht kwamen. En opeens stal hij de show.

Al veranderde steeds zijn grappen en bracht nieuwe versies van zijn liedjes. Het publiek vond het prachtig en bleef terugkomen om te zien wat er nu weer veranderd was. Een show die was begonnen als een gewone show werd steeds meer zijn persoonlijke show. Toen in juni de show ophield vanwege de zomerhitte was Al Jolson een nieuwe ster in de Amerikaanse showbusiness.

Zijn vrouw Henrietta wilde dat hij een welverdiende rust zou inlassen en aan een gezin zou beginnen. Maar Al wilde geen afscheid nemen van het razend enthousiaste publiek. Nadat hij “La Belle Paree” ook met succes had opgevoerd in New England keerde hij terug naar de ‘Winter Garden’ om op te treden in “Vera Violetta”. De show was maar matig, maar Al’s vertolking van of “Rum Tum Tiddle” bevestigde zijn status als ster van Broadway.

In “The Whirl of Society” (de maalstroom van de maatschappij) uit 1912, een revueachtige musical, speelde Al Jolson met zijn zwart geschminkte gezicht voor het eerst de rol van ‘Gus’ een Afro-Amerikaanse underdog die zijn vijanden te slim af is en intussen grappige opmerkingen naar het publiek maakt. ‘Gus’ werd Al Jolson’s perfecte alter ego. Hij zou deze rol nog in vele musicals spelen omdat deze vindingrijke overlever in allerlei onwaarschijnlijke situaties paste. Jolson begon nu ook met het invoegen in de show van willekeurige nieuwe liedjes die in hem opkwamen. Het publiek was er gek op. “Waitin’ For the Robert E. Lee” en “Row, Row, Row” kwamen bij hem op in “The Whirl of Society” en hij nam ze op in zijn standaard repertoire. Veel uitgevers deden er van alles aan om hem te interesseren voor hun liedjes, want Jolson kon van bijna elk liedje een hit maken.

Naast zijn optreden in “The Whirl of Society” trad hij in zijn vrije tijd op in de ‘zondagconcerten’ van de ‘Winter Garden’. De puriteinse wetten van New York uit die tijd verboden theateroptredens op zondagen. Daarom noemden de gebroeders Shubert het ‘concerten voor en door iedereen’ en traden de artiesten op in straatkleren. Al Jolson was altijd een van de laatst optredende artiesten en het publiek wilde lied na lied van hem horen. Op verzoek van Jolson bouwden de gebroeders Shubert een looppad in de ‘Winter Garden’ dat liep tot in het publiek. Daardoor kon Al dansen en zingen te midden van zijn publiek. Het laatste kwartier van zijn optreden duurde vaak meer dan veertig minuten. De toen 27-jarige Al Jolson barstte van de energie.

Na een onderbreking in de zomer en een tournee in de herfst met “The Whirl of Society” was Al in 1913 weer de ster van “The Honeymoon Express” (de huwelijksreis expres). Dit keer speelde hij als alter ego ‘Gus’ de butler van wie zijn baas een scheiding moet uitstellen om in het bezit van een erfenis te komen. Op de avond van de première vroeg Jolson aan het publiek: “Willen jullie de rest van het verhaal horen of willen jullie mij ?”. Toen het publiek luidkeels met het laatste instemde veranderde hij de show in een concert waarin hij in zijn eentje lied na lied zong. Geen enkele artiest op Broadway heeft voor en na hem ooit zo’n stunt uitgehaald. In de shows daarna stuurde hij vaak de andere artiesten weg om vervolgens voor het publiek puur als zichzelf op te treden. De oorspronkelijke cast verdween dan één voor één en voor het eerst in zijn carrière was hij de topattractie.

Tijdens zijn optredens viel hij tijdens de finale vaak op een knie onder het roepen van “Jullie zorgen ervoor dat ik van jullie houd”. Hij vertelde dikwijls aan interviewers dat hij op zijn knie ging vanwege een ingegroeide teennagel, maar dat was pure onzin. Hij had iemand anders dit met groot succes ook eens zien doen en hij imiteerde dit alleen maar.

In de volgende musical in 1914 in de ‘Winter Garden’ scoorde hij dankzij de gewaardeerde componist Sigmund Romberg vanwege het lied “Sister Suzie’s Sewing Shirts for Soldiers”. Het werd een kleine sensatie en Jolson loofde een beloning uit voor iemand die het tongbrekende refrein sneller kon zingen dan hijzelf. Hij heeft de beloning nooit hoeven uitkeren.

Sister Suzie’s sewing shirts for soldiers.
Such skill at sewing shirts our shy young sister Suzie shows.
Some soldiers write epistles,
Say they’d sooner sleep in thistles
Than the saucy, soft, short
Shirts for soldiers sister Suzie sews.

In de musical “Robinson Crusoe” in 1916 neemt hij maar liefst drie rollen voor zijn rekening: de metgezel van Crusoe Vrijdag, zijn eigen alter ego ‘Gus’ en iemand Fatima genaamd. Het onsamenhangende verhaal was absoluut niet van belang. De mensen kwamen om Al Jolson te zien en hij gaf ze wat ze wilden. Zijn populairste nummers waren “Where the Black Eyed Susan’s Grow” en “Where Did Robinson Crusoe Go With Friday on Saturday Night ?”. Nadat de show op Broadway eindigde toerde deze nog gedurende een jaar door Amerika. De gebroeders Shubert plaatsten de naam van Al Jolson op de affiches boven de titel van de show als bewijs dat hij belangrijker was dan de show zelf.

Al en vader Moshe

Toen ze tijdens de tournee in Washington D.C. kwamen nodigde Al zijn familie uit om hen te laten zien dat hij voor president Wilson zong. Maar de voor zijn familie gereserveerde stoelen bleven onbezet. Het was sabbat en zelfs rabbijn Moshe Yoelson had het te druk met het zingen voor God. Moshe was wel trots op wat Al bereikt had, maar hij was een van de weinige mensen die Al’s grote ego kon doorprikken door hem aan zijn afkomst te herinneren. Al had groot respect voor zijn vader en kocht voor Moshe en Cheysa een mooi huis waar hij af en toe ook op bezoek ging. Moshe aanvaardde dit gebaar van goede wil, maar gaf nooit zijn officiële goedkeuring aan wat Al deed.

Maar het publiek gaf Al vele blijken van hun goedkeuring. In hun volgende musical “Sinbad” uit 1918 afficheerden de gebroeders Shubert Al als “Amerika’s grootste entertainer”.

En Al voelde zeker de grote druk die op zijn schouders rustte. Bij de première voelde hij zich zo ziek dat er emmers aan beide kanten van het podium stonden voor het geval hij moest overgeven. In deze show introduceerde hij een aantal van de beste liedjes uit zijn carrière: “N’Everything” en “I’ll Say She Does” bleken erg populair, maar zijn grootste hit uit deze musical werd dit keer”Rock-a-Bye Your Baby With a Dixie Melody.”

De musical “Sinbad” toerde bijna twee jaar door Amerika. En Al bleef al die tijd liedjes aan zijn repertoire toevoegen. “Avalon” en “Swanee” werden permanent in zijn repertoire opgenomen. Het laatste lied, geschreven door Irving Caesar en George Gershwin, was al eerder vertolkt in een andere onsuccesvolle revue. Maar toen Al Jolson het vertolkte werd het direct een groot succes. In deze musical scoorde hij ook met het nummer “My Mammy”. Het sloeg in als een bom op de dag dat hij het voor het eerst introduceerde. En nog meer dan met de andere nummers die hij bracht werd hij juist met dit lied geïdentificeerd. Hijzelf noemde zich graag “de zanger van Mammy liedjes”.

Tijdens de eerste wereldoorlog zong Jolson op benefietavonden om geld te verzamelen voor de oorlog. Maar hij trad ook op voor de militairen, iets dat hij voor de rest van zijn leven zou blijven doen. Voor de mannen die ver van huis waren en de dood in de ogen keken hadden de liedjes van thuis en zijn “Mammy” een onweerstaanbare aantrekkingskracht.

Zijn volgende optreden was in de musical “Bombo” in 1921. Deze werd opgevoerd in een nieuw theater van de gebroeders Shubert met 1.600 zitplaatsen, “Jolson’s 59th Street Theatre” genaamd. Hij trad weer op als ‘Gus’ en keek daarbij als een slaaf terug op de reis van Columbus waarop hij Amerika ontdekte. Zoals gewoonlijk was Al weer op van de zenuwen bij de première en moest hij zowat het podium opgeduwd worden. Niettemin gaf hij een adembenemende voorstelling waarbij het publiek aan het eind zijn naam bleef scanderen. Hij kreeg maar liefst zevenendertig open doekjes. Onder de liedjes die hij zong waren “April Showers”, “Toot, Toot, Tootsie” en “California Here I Come”.

Al Jolson’s persoonlijkheid was een vat vol tegenstrijdigheden. Hoewel hij bijna angstaanjagend zelfverzekerd overkwam op het podium was hij in werkelijkheid zo gespannen dat er emmers aan beide kanten van het toneel stonden waarin hij kon overgeven. En die gebruikte hij ook, vooral op premièreavonden. Hij gaf talrijke benefietvoorstellingen en gaf meer dan een miljoen dollar aan de liefdadigheid. Maar hij vergat net zo gemakkelijk om leningen af te betalen aan oude vrienden.

Hij was geobsedeerd door het feit dat hij een “mannelijke man” gevonden wilde worden en daarom was hij een bekend gezicht bij bokswedstrijden en op renbanen. En hij had de reputatie om een flinke gokker te zijn. Maar in werkelijkheid had hij een afspraak met het personeel dat hij met ‘vijfduizend’ vijftig dollar bedoelde, ’tienduizend’ was honderd dollar enz.

Op het hoogtepunt van zijn roem beoordeelde hij het werk van nieuwe liedjesschrijvers. Vaak veranderde hij dan een paar kleine dingen aan de tekst zodat hij mee kon delen in de royalty’s. Als iemand naast hem optrad op het podium en daarbij groot applaus oogstte waarschuwde hij de betreffende persoon dat dit niet nog eens mocht gebeuren. En als dat toch gebeurde zorgde hij ervoor dat de betreffende artiest ontslagen werd. Ondanks zijn grote talent en zijn roem kon Jolson niet tegen concurrentie. Dit alles werd gevoed door zijn grote onzekerheid.

Ieder van zijn eerste drie vrouwen kreeg te maken met zijn wispelturige karakter. Hij belde hen wanhopig op en smeekte hen om direct naar hem toe te reizen. Als ze dan alles uit hun handen lieten vallen en ze het halve land doorreisden om hem te zien, verwelkomde hij hen met een snelle begroeting en stuurde ze vervolgens weer terug naar huis. Jolson zat ook achter de danseresjes aan en naar men zei werden er hoertjes naar zijn kleedkamer gebracht om zijn stress te verlichten. Zijn vrouw Henrietta werd gestoord door dit soort optreden van hem. Hetzelfde gold voor haar opvolgsters.

In 1918 had Henrietta er echt genoeg van en vroeg zij echtscheiding aan. Hij had haar al meer dan tien jaar genegeerd en haar zelfs geslagen. Intussen bedroog hij haar openlijk met danseresjes en bracht hij zijn dagen al gokkend door met zijn vrienden. Al deed nog een snelle poging tot verzoening, maar zij zette de echtscheiding door. Deze werd op 8 juli 1920 uitgesproken en zij nam genoegen met een kleine toelage.

Ook de verhouding van Al Jolson met zijn broer Harry verliep moeizaam. Harry vond het in toenemende mate moeilijk om uit de schaduw van zijn broer te stappen. Toen Al steeds beroemder werd, werd Harry aangekondigd als “de broer van Al Jolson”. En de onvermijdelijke overeenkomsten in hun optreden en hun manieren maakten de vergelijking nog moeilijker te verdragen. Hoewel Harry het zelf nooit toegaf, was hij niet zo getalenteerd als zijn broer. Het was onvermijdelijk dat dit tot conflicten tussen de broers leidde, gevolgd door oprechte pogingen tot verzoening. Toen Harry’s carrière in het variétécircuit minder werd, nam Al hem op in zijn staf als zijn ‘manager’, hoewel Harry nooit om een functie gevraagd had. Harry overleefde Al uiteindelijk drie jaar en maakte er geen geheim van hoe verbitterd hij was over het succes van zijn broer.

Al en Ethel

Tijdens de zomervakantie van de musical ” Bombo” maakte hij Ethel Delmar het hof en trouwde met haar op 22 juli 1922. Volgens de overlevering was het liefde op het eerste gezicht van Al toen hij haar als danseresje zag optreden in “Scandals” van George White. Hij viel op haar uiterlijk en haar vrolijke persoonlijkheid. Maar al snel na hun huwelijk liet hij haar voor weken alleen (zoals dat ook bij zijn eerste huwelijk ging). Ethel verdronk haar zorgen in de alcohol. Af en toe stak Al een hand naar haar uit, maar deze pogingen waren halfslachtig. Zijn aandacht was, zoals altijd, gefocust op zijn publiek.

In 1925 stond Al Jolson weer in de ‘Winter Garden’ als ‘Gus’ in “Big Boy”. ‘Gus’ was nu een jockey die, ondanks allerlei listige streken op de renbaan, races moest winnen. Weer kreeg hij lovende kritieken.

Een terugkerend geval van bronchitis dwong Jolson om zijn optredens af te zeggen. Na acht weken waren de gebroeders Shubert gedwongen om de uitverkochte shows te beëindigen. Niemand zou het voor mogelijk gehouden hebben, maar Al Jolson trad daarna nooit meer op in de ‘Winter Garden’.

Al Jolson herstelde tijdens een uitgebreide cruise waarbij hij zijn vrouw Ethel negeerde en zich afvroeg waarom ze toch zoveel dronk. Bij zijn terugkeer in augustus 1925 gaf hij zo’n 120 voorstellingen van “Big Boy” in een elf maanden durende tournee. Hij voegde aan zijn repertoire “Keep Smiling At Trouble” en “It All Depends on You” toe.

Op 19 april 1926 scheidde hij van Ethel. Zoals ook bij zijn eerste vrouw deed hij weer een zwakke poging tot verzoening, maar zonder succes. Haar drinkgedrag werd steeds erger en vanaf 1930 onderging ze een serie behandelingen voor haar verslaving. Ze leefde tot 1976, waarbij ze een vast traktement kreeg van Jolson.

Jolson was al een paar keer in een stomme film opgetreden, maar geen daarvan kon de goedkeuring van Al en zijn fans wegdragen. In 1926 had hij een geluidsfilm opgenomen voor Warner Brothers waarin hij met zwartgeschminkt gezicht een aantal van zijn hits zong. Hoewel de film eigenlijk nagenoeg niets teweegbracht herinnerde de leiding van Warner Brothers hem toen ze de rechten verwierven voor “The Jazz Singer”, een kort verhaal dat met veel succes op Broadway gebracht was. Het verhaal gaat over een zanger, Jack Robin genaamd, die een ster werd ondanks dat zijn vader, een voorzanger in de kerk, dit afkeurde. Het verhaal was Jolson op het lijf geschreven. Warner Brothers hadden een kassucces nodig. Toen de hoofdrolspeler van het stuk op Broadway, George Jessel, teveel geld vroeg om in de filmversie op te treden, besloot de studio om de veel populairdere Jolson in te huren. En deze had geen scrupules om deze rol van een oude vriend in te pikken.

De opnames voor “The Jazz Singer” vonden plaats aan het eind van de zomer van 1927. Het script werd aangepast om tegemoet te komen aan het talent van Jolson. Het oorspronkelijke plan was om de film alleen van geluid te voorzien in die gedeeltes waarin gezongen werd, maar Jolson veranderde dat door daar al improviserend tekst bij te spreken. Zijn spontane opmerkingen richting publiek in een cabaret scene waren zo opwindend dat besloten werd om een dialoog tussen hem en zijn moeder ook van geluid te voorzien. Uit de onzekere reacties van Eugene Bessenger die op zijn knie zit kan worden opgemaakt dat de scene geïmproviseerd was. Na een paar minuten van charmant geplaag barst Jolson uit in het lied “Blue Skies” van Irvin Berlin. Maar dit wordt plotseling afgebroken als zijn vader verschijnt en hem beveelt daar mee op te houden. Later is te zien dat de hoofdrolspeler (Jolson dus) een ster geworden is op Broadway. De scènes hiervoor werden gedeeltelijk opgenomen in de ‘Winter Garden’.

Jolson’s geluidscènes (hij is de enige die ook werkelijk spreekt en zingt) zijn de levendigste momenten in een verder saaie film. Maar niemand had daarvoor ooit iets dergelijks gehoord of gezien op het filmscherm. Toen “The Jazz Singer” in oktober 1927 in première ging, luidde dit het einde van het tijdperk van de stomme film in. Binnen een paar maanden wilde het publiek niets anders meer dan geluidsfilms, hoe matig van kwaliteit deze vaak ook waren. Sprekende films ware de laatste mode en Al Jolson was de eerste ster van dit genre.

Omdat het filmwerk veel beter betaalde dan optredens op Broadway besloot Jolson om naar Californië te verhuizen en zich volledig aan films te gaan wijden.

In “The Singing Fool” uit 1928 speelde Jolson een zanger wiens vrouw wegloopt en hun geliefde zoon met zich meeneemt. Als het kind vreselijk ziek wordt is de zanger er juist op tijd bij om zijn zoon te zien sterven. In de film zingt hij de liedjes “I’m Sitting on Top of the World” en “There’s a Rainbow ‘Round My Shoulder”. Maar de echte hit uit deze film was Jolson’s tranentrekkende vertolking van “Sonny Boy”.

De schrijvers van het lied, Buddy De Sylva, Ray Henderson en Lew Brown, maakten het lied als een soort parodie op sentimentele liedjes. Maar Jolson realiseerde zich dat zijn publiek hier gek op zou zijn. Zijn platenopname van “Sonny Boy” was de eerste plaat ooit waarvan er meer dan een miljoen verkocht werden.

In 1928 was Al Jolson op het toppunt van zijn roem. In die tijd ontmoette hij Ruby Keeler, een negentien jaar oud danseresje uit een clandestiene kroeg in Texas Guinan’s Manhattan en hij viel direct voor haar. Jolson was twee keer haar leeftijd en ze had al een romantische verhouding met bendelid Johnny “Irish” Costello. Maar net als vroeger begon Al aan een ongekend offensief om haar te veroveren met cadeautjes en aandacht. Nadat hij Ruby een cadeau van één miljoen dollar gegeven had liet haar Iers Katholieke familie al hun bezwaren varen en ook Costello deed dat. Al en Ruby trouwden op 12 september 1928 en gingen op huwelijksreis naar Europa. Hoewel Al de pers verzekerde dat dit ‘een huwelijk voor altijd’ was begon hij al snel Ruby te mishandelen, zoals hij ook bij zijn vorige twee vrouwen gedaan had

Al en Ruby

Maar Ruby was opgegroeid in de straten van New York en zij was niet iemand die maar rustig zijn afwijzende en soms grove houding accepteerde. En, anders dan zijn vorige vrouwen, Ruby had een eigen carrière. Zo lang deze carrière haar voldoende afleiding bood kon ze de spanning om mevrouw Jolson te zijn wel verdragen.

Al had de neiging om veel interesse in Ruby te tonen als dat goed uitkwam voor zijn onverzadigbare hang naar publiciteit. Toen Florenz Ziegfeld Ruby in 1929 uitnodigde om de ster te worden van de Broadway musical “Show Girl”, stond Al erop dat ze deze uitnodiging zou accepteren. Omdat Ruby zelf wist dat haar talenten maar beperkt waren was ze doodsbenauwd. Bij de eerste try-out in Boston was ze aan het dansen op het stuk “Liza” van Gerswin toen Al onverwacht opstond uit het publiek en het nummer begon te zingen. Het publiek dacht dat hij dit deed om zijn jonge vrouw aan te moedigen en gaf luidkeels blijk van hun bijval. En Ziegfeld maakte er maar het beste van door Al uit te nodigen om deze stunt te herhalen in de eerste week op Broadway.

De golf aan publiciteit zorgde ervoor dat, hoewel de kritieken niet goed waren, er veel kaarten verkocht werden. Kort daarna moest Ruby zich door ziekte (of een blessure, bronnen vermelden verschillende oorzaken) uit de show terugtrekken. Ziegfled probeerde de show met haar vervangster voort te zetten, maar moest al snel de show stopzetten.

De smaak van het publiek begon te veranderen, maar Warner Brothers liet Al Jolson film na film op de oude voet verdergaan. Jolson maakte nog het tranentrekkende “Say It With Songs” in 1929 en het mierzoete “Mammy” in 1930 en nog een knullige filmversie van “Big Boy”, eveneens in 1930. Maar zijn hoogtijdagen als Hollywood ster waren voorbij.

Toen de interesse van Hollywood in Jolson afnam keerde hij terug naar Broadway om in 1931 op te treden in “The Wonder Bar”. In deze relatief kleine musical kwam de figuur “Monsieur Al” voor, de eigenaar van een Parijse nachtclub, gespeeld door Al. Maar dit keer voegde Al geen liedjes toe en bleef hij binnen de rol van het personage dat hij speelde. De ‘Grote Depressie’ was in die tijd op zijn dieptepunt en daardoor bleven de stoelen leeg. Daarom moest de show al na een paar weken sluiten. Het was Al’s eerste en enige flop op Broadway.

In 1932 had Jolson succes met zijn eerste variétéprogramma op de nationale radio, NBC. De show stopte na vijftien weken. Hij trad in 1933 op in de experimentele muzikale film “Hallelujah, I’m a Bum” (halleluja ik ben een neitsnut), maar het filmscenario was een rommeltje waar Jolson maar slecht mee uit de voeten kon. Tegelijkertijd vierde zijn vrouw Ruby Keeler triomfen in “42nd Street” (1933), “Gold Diggers of 1933” en “Footlight Parade” (1933). Terwijl Al wat aanmodderde in de filmversie van “The Wonder Bar (1934) scoorde Ruby nieuwe hits met “Dames” (1934) en “Flirtation Walk” (1934). Al gaf publiekelijk aan dat hij blij was met het succes van zijn vrouw, maar haar als ster te zien rijzen terwijl zijn succes afnam moet hem toch wel wat gedaan hebben.

Warner Brothers probeerde Al’s populariteit weer te vergroten door hem als tegenspeler van Ruby in “Go Into Your Dance” (1935) te laten optreden. Hij zong tevens de titelsong en het charmante nummer “About a Quarter to Nine” (ongeveer kwart voor negen). Maar de film deed noch Ruby noch Al goed. De filmcarrière van Ruby Keeler was na twee jaar weer voorbij en na het floppen van “The Singing Kid” (1936) was Al veroordeeld tot het spelen van bijrollen. Hij begon zich daarom te concentreren op de radio, zowel als gast bij anderen alsook met eigen shows.

Ruby Keeler en Al Jolson adopteerden in 1935 een zoon die in dat jaar geboren was en noemden hem Al Jolson Jr., maar Al noemde hem altijd ‘Sonny Boy’. Ondanks de aanwezigheid van een kind mishandelde Al Ruby meer en meer. Hij vernederde haar in het bijzijn van gasten en negeerde haar voor de rest. Toen Al geen betere rollen meer kreeg dan bijrollen in “Rose of Washington Square” (1939) en “Swanee River” (1939) werd de sfeer thuis ondragelijk en ging Ruby bij hem weg. Al deed zijn gebruikelijke poging tot verzoening, maar Ruby zette de scheiding door waarbij ze hem beschuldigde van extreme wreedheden. De scheiding werd op 27 december 1940 uitgesproken.

Ruby vertrok met Al Jr. naar Californië waar ze uiteindelijk trouwde met John Loewe. Al Jr. veranderde later zijn naam is Albert Loewe. In de loop der tijd gaf Ruby veel interviews, zeker na haar hoofdrol in “No, No Nanette” uit 1971, maar ze weigerde altijd om te praten over haar huwelijk met Jolson.

Op Broadway had Al weer een succes met “Hold On Your Hats” (hou jullie hoeden op, 1940) zoals hij dat lang niet gekend had. Hij bleek nog steeds in staat om met het publiek te spelen en zong daarbij veel van zijn oude hits. En zijn oude fans genoten. Maar na de scheiding van Ruby kreeg Al problemen met zijn gezondheid. Hij was, ondanks de goede kaartverkoop, gedwongen om met de show te stoppen. Op 1 februari 1941 had hij zijn laatst optreden op Broadway. Hij begon aan een tournee, maar hield daarmee op toen bleek dat de kosten niet tegen de baten opwogen.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog stortte Al zich met heel zijn hart op het vermaken van de troepen. Hij trad overal op, van militaire kampementen tot ziekenhuizen en locaties aan de frontlinies over de hele wereld. Hij had een speciale piano die gemakkelijk te vervoeren was en op de plaatsen waar het niet mogelijk was om de piano daar te krijgen zong hij a capella. Hij nam zijn tijd om met de soldaten te spreken en handtekeningen uit te delen en hij beloofde hen om hun familie op te bellen als hij weer thuis zou zijn. En dat laatste deed hij ook echt. Hij voerde honderden telefoongesprekken op zijn eigen kosten. En zijn sentimentele liedjes deden het nu bij het thuisfront ook weer goed. Hij was vaak op de radio te horen, maar het vermaken van “de jongens” bleef zijn prioriteit houden totdat onverwacht de liefde weer in zijn leven kwam.

Al en Erle

Toen hij in 1944 op tournee was langs militaire kampen in Georgia ontmoette Al de eenentwintigjarige Erle Galbraith, een röntgenfoto technicus. Ze zag er goed uit en had een ontwapenende lijzige stem met het accent van Kentucky. Jolson viel direct voor haar en bood haar een screen test aan. Hij bracht haar in contact met Columbia en begeleidde haar bij haar tocht door Hollywood. Toen een terugkerende aanval van malaria (opgelopen tijdens een van zijn concerten aan de frontlinie) bijna zijn einde betekende, verdiepte de verhouding met Erle zich omdat zij hem steeds opzocht. Op 24 maart 1945 trouwden ze.

Het werd al snel duidelijk dat dit huwelijk zou verschillen van zijn voorgaande. Erle liep gewoon weg als Al tekeer ging tegen haar en ze weigerde een gevecht met hem aan te gaan op zijn voorwaarden. Zelf had Erle geen enkele ambitie voor een carrière en ze wijdde haar leven volledig aan Al. En hij waardeerde haar veel meer dan zijn vorige drie vrouwen. Hoewel het onwaarschijnlijk was dat een leven met Jolson eenvoudig was, hield ze altijd vol dat haar jaren met Al Jolson gelukkig waren.

Tijdens de lange herstelperiode na zijn malaria-aanval begon Al weer zachtjesaan te werken. Hij zong als zichzelf het nummer “Swanee” in de biografische film over George Gershwin met als filmtitel “Rapsody in Blue” (1945). Vervolgens begon Columbia Pictures te werken aan een film over het leven van Al Jolson zelf. Al mocht wel de liedjes voor de film zingen, maar mocht niet zichzelf spelen omdat hij al te oud voor die rol was. Die eer ging naar de relatief onbekende acteur Larry Parks. Parks lip-synchroniseerde de liedjes en gebruikte veel van de maniertjes die Al ook bij zijn optredens gebruikte. Niet zozeer als imitator van Al, maar meer om op die manier een karakterschets van Al te geven.

De film “The Jolson Story (1946) werd een regelrechte sensatie, niet in het minst om de tientallen oude hitliedjes die deel uitmaakten van de film. De film bevatte één nieuw nummer, het sentimentele “Anniversary Song” (“Oh, how we danced on the night we were wed . . .”). Het verhaal was een zwaar aangepaste versie van Al Jolson’s levensverhaal. Eigenlijk was het gewoon een zoetsappig verhaal dat er bijgemaakt was om gewoon vermaak te kunnen bieden. Al is zelf nog op een grote afstand in een shot te zien als hij danst op “Swanee”.

Op zijn eenenzestigste jaar was Al Jolson weer terug aan de top. Door “The Al Jolson Story” werd Al bekend bij een geheel nieuwe schare fans en werd zijn platenverkoop omhoog gestuwd. Omdat hij recht had op een percentage van de rechten van de film en de platen, verdiende hij bakken met geld. En als hij op de radio kwam zorgde dit voor veel luisteraars.

En zijn nieuwe sterrendom zorgde ook voor nieuw levensgeluk. Met Esa adopteerde hij twee kinderen, Asa Jr. (1948) en Alicia (1949). Om maar jonger te lijken begon Al ook zijn haar te verven en verstopte hij zijn bril als anderen in zijn buurt kwamen. Zijn platen “Is It True What They Say About Dixie ?” en “Baby Face” haalden de hitparade. En met zijn vertolking van het Israëlische volkslied haalde hij meer van 100.000 dollar op voor het United Jewish Appeal.

Columbia Pictures maakte ook nog een vervolg op “The Jolson Story”. En ook deze film, “Jolson Sings Again” (1949), was maar losjes gebaseerd op Jolson’s echte leven. Hij zong zestien nummers, iets minder dan in de eerste film, maar veel meer liedjes dan in de gemiddelde muzikale film voorkomen. Al reisde door Amerika om de film te promoten en hij genoot weer van de toejuichingen van het publiek.

De aanbiedingen stroomden binnen en Al tekende een contract voor het maken van een nieuwe film en een serie televisie specials. Maar hij zette alles opzij om te kunnen optreden voor de Amerikaanse militairen die in Korea vochten. Toen het ministerie van defensie meldde dat ze geen budget hadden om zijn optreden te financieren, betaalde hij alle kosten uit eigen zak. Hij gaf in 1950 42 concerten in zeven dagen en dat ondanks een hevige verkoudheid die anderen al lang geveld zou hebben.

Bij zijn terugkeer in Californië zag Al er vermoeid uit en hij gaf aan de verslaggevers toe dat het een zware reis geweest was. Op 23 oktober 1950 was hij in San Francisco een optreden voor de radioshow van Bing Crosby aan het voorbereiden. Hij speelde kaart met zijn vrienden in zijn hotelkamer en klaagde over indigestie. Toen er twee dokters bijgehaald werden lag hij in bed en maakte hij grapjes toen hij zijn klachten beschreef. Plotseling greep hij naar zijn pols om zijn hartslag te controleren en hij zei: “Oh, ik sterf” en viel weg. De “werelds grootste entertainer” was dood. Hij werd 64 jaar. Op de dag dat hij stierf werden de lichten op Broadway  ter ere van Jolson gedoofd en draaiden radiostations over de hele wereld zijn liedjes.

Toen zijn vrouw Erle het nieuws via de telefoon vernam raakte ze in shock en vroeg familieleden om bij haar te blijven. Op zijn begrafenis ware ongeveer 20.000 mensen. Het werd een van de grootste begrafenissen uit de show business historie die door vele beroemdheden werd bijgewoond.

Graftombe Al Jolson

Ongeveer een jaar later herbegroef Jolson’s weduwe hem in een van de meest spectaculaire graven ooit. Het bestaat nog steeds en is gelegen op het Hillside Memorial Park in Hollywood. Het bestaat uit zes zuilen van marmer, afgedekt door een koepel. Ernaast staat een bronzen beeld van Jolson die op één knie rust met de armen uitgestrekt alsof hij ieder moment in het lied “Mammy” kan uitbarsten. Onder de koepel bevindt zich een enorme mozaïek van Mozes die te stenen tafelen met de tien geboden vasthoudt. En ook een waterval ontbreekt niet.

In zijn testament liet Al Jolson miljoenen na aan Joodse en liefdadigheidsinstellingen.

Al Jolson heeft drie sterren op de Hollywood Walk of Fame: één voor zijn bijdrage aan de film, één voor platencarrière en één voor zijn verdiensten voor de radio.

Kijk en luister naar Al Jolson

(TIP: mocht uw internetverbinding niet snel genoeg zijn, klik dan links onder op II)

(er ontstaat dan een driehoekje met de punt naar rechts)

(laat u het filmpje downloaden en klik dan op het driehoekje)

(klik op de vier pijltjes rechts onderaan voor volledig scherm)

That Haunting Melodie (1911) Jolson’s eerste hit

The Spaniard That Blighted My Life (1912)

That Little German Band (1913)

You Made Me Love You (1913)

Back to the Carolina You Love (1914)

Rock-A-Bye Your Baby With A Dixie Melody (1918)

Swanee (1919)

Swanee uit “Rapsody in Blue” 1945

Avalon (1920)

April Showers (1921)

Angel Child (1922)

Oogie Oogie Wa Wa (1922)

That Wonderful Kid From Madrid (1922)

Toot, Toot, Tootsie (1922)

California, Here I Come (1924)

I Wonder What’s Become of Sally (1924)

All Alone (1925)

I’m Sitting on Top of the World (1926)

When the Red, Red Robin (Comes Bob, Bob, Bobbin’ Along) (1926)

My Mammy (1927)

Back in Your Own Backyard (1928)

There’s a Rainbow ‘Round My Shoulder (1928)

Sonny Boy (1928)

Little Pal (1929)

Liza (All the Clouds’ll Roll Away) (1929)

Let Me Sing and I’m Happy (1930)

The Cantor (A Chazend’l Oif Shabbos) (1932)

You Are Too Beautiful (1933)

Ma Blushin’ Rosie (1946)

Anniversary Song (1946)

Alexander’s Ragtime Band (1947)

Carolina in the Morning (1947)

About a Quarter to Nine (1947)

Waiting for the Robert E. Lee (1947)

When You Were Sweet Sixteen (1947)

After You’ve Gone (1949)

Is It True What They Say About Dixie? (1949)

Are You Lonesome Tonight? (1950)

Geraadpleegde bronnen o.a.:

IMDb

Jazz Biographies

Musicals

Notable Biographies

Wikipedia

 

Terug naar Nostalgie

 


We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten