Jacques Brel
(klik op de plaatjes om ze te vergroten)
Jacques Romain Georges Brel werd op 8 april 1929 geboren in Schaerbeek, een voorstad van Brussel. Zijn vader had vanaf 1911 tot 1926 in Congo gewoond waar hij werkte voor een handelsfirma. In 1921 was zijn vader getrouwd en kwam ook zijn moeder over naar Congo. Uit het huwelijk werd eerst op 13 augustus 1922 een tweeling (Pierre en Nelly) geboren. Beide kinderen overleden echter in januari 1923 aan de gevolgen van tyfus. In 1923 werd er een zoon geboren die ook de naam Pierre kreeg. In 1926 waren ze definitief uit de Congo teruggekeerd en vestigden ze zich in Schaerbeek, waar dus Jacques geboren werd. In 1931 stopte zijn vader met handel en werd vennoot in de Brusselse kartonfabriek van zijn zwager Armand Vanneste, waarbij de naam van het bedrijf veranderd werd in Vanneste & Brel. Het bekrompen bourgeois milieu waar Jacques zich later tegen afzette was niet zozeer gebaseerd op de ervaringen bij zijn eigen familie, maar meer op de familie Vanneste.
Op zijn 16-de gaf Brel voor het eerst uiting aan zijn artistieke talent. Hij richtte een theatergroep op, samen met enkele vrienden, en voor deze groep schreef hij een aantal stukken.
De jonge Brel blonk niet erg uit op school. Hij zakte voor de meeste tentamens en zijn vader wilde toen hij 18 jaar was dat hij voor zijn bedrijf kwam werken. Maar Jacques had andere plannen. Hij ging werken voor een humanistisch-katholieke jeugdbeweging “La Franche Cordée” genaamd, waar hij in 1949 directeur van werd. Intussen hield hij zich bezig met zang en toneelspel. Bij “La Franche Cordée” ontmoette hij ook zijn toekomstige vrouw Thérèse Michielsen (bij haar vrienden bekend als Miche).
In plaats van te wachten op zijn oproep voor militaire dienst meldde hij zichzelf in 1948 aan. Hij schopte het tot korporaal bij de landmacht. Twee jaar later, na zijn diensttijd, trouwde hij op 1 juni 1950 met Thérèse. Op 6 december 1951 werd de eerste van hun 3 dochters, Chantal, geboren.
In 1952 zette Brel zijn eerste liedjes op papier, die hij zong ze op familiefeesten en in het Brusselse cabaretcircuit. Maar geschokt door sommige van zijn teksten en door zijn emotionele manier van optreden moedigden zijn familie en vrienden hem niet aan om hiermee door te gaan. Daar liet Jacques zich echter niet door van de wijs brengen. In 1953 trad hij op in het Brusselse cabaret “La Rose Noire” en in februari van dat jaar nam hij zijn eerste plaat op met twee liedjes “La Foire” en “Il y a”. Jacques Cannetti, een Franse talentenjager en artistiek directeur van het Philips label, was diep onder de indruk van die plaat en nodigde hem uit om naar Parijs te komen. Brel’s familie was veel minder onder de indruk door deze ontwikkeling in zijn zangcarrière en dreigde hem dat hij geen cent van zijn familie zou krijgen als hij op het aanbod inging. Maar Jacques trok zich van dit dreigement niets aan. Ondanks dat op 12 juli 1953 zijn tweede dochter France werd geboren vertrok Brel later dat jaar toch in zijn eentje naar Parijs.
In Parijs vocht Jacques hard om zijn carrière van de grond te krijgen. Hij woonde op een klein kamertje, deed vele audities en slaagde er uiteindelijk in om geboekt te worden voor een aantal optredens in het cabaretcircuit in gelegenheden als “L’Ecluse”, “L’Echelle de Jacob” en in Jacques Canetti’s cabaret “Les Trois Baudets”. Maar het publiek liep niet warm voor dit “provinciaaltje met zijn onvolkomen Frans”.
In 1954 nam Brel deel aan de “Grand Prix de la Chanson” in Knokke. Maar ook hier had hij geen succes. Hij werd 27-ste van de 28 deelnemers. Maar een onverwachte meevaller als gevolg van zijn optreden was dat de Franse vedette Juliette Gréco hem vroeg om één van zijn liedjes (“Ça va le diable”) te mogen zingen bij een optreden in het prestigieuze Parijse “Olympia” muziektheater.
In juli van datzelfde jaar trad Brel zelf ook op in de “Olympia”. Ook dit optreden werd maar lauw door het publiek ontvangen. Maar zoals hij al eerder zijn doorzettingsvermogen toonde ging hij op tournee in Frankrijk met de zangers Dario Moreno, Philippe Clay and Catherine Sauvage.
In 1955 kwamen zijn vrouw en kinderen over om zich met hem in Montreuil, een voorstad van Parijs, te vestigen. In die tijd ontmoette hij Georges Pasquier, beter bekend als Jojo. Hij werd een van de belangrijkste aanjagers van Brel’s carrière. Naast het feit dat hij een van zijn beste vrienden werd, werd hij ook zijn manager en persoonlijke chauffeur.
In hetzelfde jaar 1955 kwam ook Brel’s eerste Franse album uit op het Philips label. In 1955 begon Brel ook op treden voor christelijke verenigingen. Daarom gaf zijn vriend George Brassens hem de bijnaam “Abbé Brel”.
Het jaar daarop ontmoette Brel de klassiek pianist François Rauber die zijn begeleider werd bij studio-opnames. Rauber voelde sterke verwantschap met de liedjes van Brel en hij gaf aan de nog jonge Brel de muzikale training die hij miste. Hij verzorgde ook de muzikale arrangement van zijn werk.
Een andere getalenteerde pianist, Gérard Jouannest, ging Brel bij zijn optredens begeleiden. Brel en Jouannest werkten ook samen bij een groot aantal liedjes die later Brel klassiekers werden, zoals “Madeleine”, “La chanson des vieux amants” en “Les Vieux”.
Van Brel’s tweede album, dat in 1957 werd opgenomen, kwam de hit single “Quand on a que l’amour”, een lied waarmee hij de prestigieuze “Grand Prix de l’Académie Charles Cros” won. In februari van dat jaar trad Brel op in “L’Alhambra” met Zizi Jeanmaire.
Zijn derde dochter, Isabelle, werd geboren op 23 augustus 1958.
Eind 1958 keerde Brel terug in de “Olympia” naast een optreden van Philippe Clay. Dit keer kreeg hij met een ongelooflijk emotioneel optreden de zaal wel plat.
Na het succes van zijn vierde album “La Valse à 1000 temps” begon Brel aan een serie tournees door Frankrijk, waarbij de schare aan fans verder toenam. Eind 1959 had zijn faam zo’n hoogte bereikt dat hij werd uitgenodigd om Francis Lemarque te vervangen als hoofdact van het eindejaarsconcert in de “Bobina club”. Het concert werd een enorm succes en daarmee was Brel eind vijftiger jaren hard op pad om een enorme ster te worden. Tot op dat moment had Brel zichzelf begeleid met gitaar. Hij besloot nu om dat niet meer te doen en zich te concentreren op zijn theatrale vocale voorstelling. Na jaren van training had hij zijn stem nu volledig onder controle.
Begin 1960 organiseerde zijn nieuwe impresario, Charles Marouani, een reeks internationale concerten in de Sovjet Unie, het Midden Oosten en de Verenigde Staten. En Brel trok volgens een slopend schema van stad tot stad, op de been gehouden door grote hoeveelheden alcohol, sigaretten en one-night stands.
In januari 1961 keerde Brel triomfantelijk terug in de “Bobino”. Aan zijn groep musici had hij een accordeonist toegevoegd. In 1962 verschenen twee nieuwe albums.
Maar Brel’s concert in de “Olympia” later dat jaar bleek het keerpunt in zijn carrière te zijn. Toen hij op 12 oktober van dat jaar Marlene Dietrich verving in dit Parijse muziektheater werd zijn optreden een geweldig succes. Het publiek klapte haar handen stuk en critici begroetten hem als de nieuwe ster van het Franse chanson.
Na dit fenomenale succes maakte hij nog een slopende wereldtournee. Hoewel hij nu snel een internationale ster werd, speelde Brel in die tijd al met het idee om een eind aan zijn zangcarrière te maken.
Ook in 1962 stapte Brel over van het platenlabel Philips naar Barclay. In maart van dat jaar was zijn eerste opname voor dit label “Le plat pays”, een persoonlijke ode aan zijn geboorteland België.
In oktober zette Brel zijn eigen muziekuitgeverij op, “Arlequin”. Zes maanden later werd de naam van het bedrijf omgedoopt in “Pouchenel” en werd zijn vrouw directeur van dit bedrijf.
In 1963 triomfeerde Brel weer in de “Olympia”. Zijn show werd geprezen door de critici en na zijn vertolking van het lied “Amsterdam” was het publiek in alle staten en sprongen ze van hun stoel op om hem een staande ovatie te geven.
In januari 1964 overleed zijn vader en twee maanden later zijn moeder. Niettemin bracht hij in dat jaar twee nieuwe albums uit. Eén daarvan was de live opname van zijn concert in de “Olympia”.
In 1964 ontdekte Brel een nieuwe passie, vliegen (een passie die hem veel later erg goed van pas kwam toen hij op de Marquesaseilanden ging wonen in de Stille Oceaan). Na een reeks vlieglessen kocht hij een klein vliegtuig.
In 1964 ontving hij in Frankrijk de “Grand Prix National du Disque”. Aan het eind van 1965 werd hij, na een tournee van zes weken door de Sovjet Unie, uitgenodigd om op te treden in de fameuze “Carnegie Hall” in New York. Het publiek en de critici adoreerden hem. De Amerikaanse pers kon bijna geen woorden vinden om zijn wervelend optreden te beschrijven en noemden hem de “Magnetic Hurricane”.
In heel zijn carrière toonde Brel zijn buitengewone edelmoedigheid door onbekende artiesten met hem te laten optreden in zijn concerten, zodat ze konden profiteren van zijn sterrenstatus. Maar Brel kreeg meer en meer genoeg van die status en de moordende schema’s van zijn tournees. En in 1966 schokte hij de wereld door de aankondiging dat hij een punt zette achter zijn zangcarrière. Hij verklaarde dat hij de muziekwereld niets meer te bieden had en dat hij meer tijd wilde besteden aan andere projecten.
In oktober 1966 gaf hij een van zijn laatste concerten in het “Olympia” in Parijs. Een concert waarvoor George Brassens de introductie van het programma schreef. In de daaropvolgende drie weken trokken tienduizenden naar het muziektheater om de laatste optredens van Brel in Parijs te zien. Het afscheidsconcert op 1 november was een emotionele gebeurtenis. Toen Brel na 15 liedjes het podium verliet klonk in de “Olympia” een daverend applaus. Brel die anders nooit een toegift gaf keerde niet minder dan zeven maal terug om met weer een ander lied een laatste vaarwel aan zijn fans te zeggen.
In november trad Brel nog op in de “Royal Albert Hall” in Londen en kwam nog een paar andere verplichtingen na. Brel’s beste vrienden, waaronder Charles Aznavour, smeekten hem om zijn beslissing te herzien en door te gaan met zijn zangcarrière. Maar Brel was onvermurwbaar.
Begin 1967 gaf Brel zijn tweede en laatste concert in de “Carnegie Hall” in New York. Tijdens zijn verblijf daar bezocht hij de musical “De Man Van La Mancha”, geïnspireerd op het boek “Don Quichotte” van Cervantes. Hij kreeg gelijk het idee om deze musical voor Europa te bewerken. Ironisch genoeg werd Brel later dat jaar zelf het onderwerp van van een Amerikaanse musical “Jacques Brel Is Alive and Well and Living in Paris”. De hoofdrol werd gespeeld door Mort Shuman en de musical kwam in 1968 op Broadway.
Op 16 mei 1967 gaf Brel zijn allerlaatste concert in Frankrijk in de plaats Roubaix. Hierna beëindigde hij daadwerkelijk zijn zangcarrière zoals hij gezegd had.
Hij stortte zich nu op de film. In de zomer van 1967 waren de opnames van de film “Les Risques du métier” (De Risico’s van het Vak) van regisseur André Cayatte, waarin Jaques Brel optrad. Toen de film in de herfst van dat jaar uitkwam kreeg zijn rol goede recensies van de critici.
Later dat jaar werd Brel gegrepen door het reisvirus. Iets wat hij zijn verdere leven is blijven doen. Om lange reizen te kunnen maken kocht hij een zeiljacht.
In oktober 1968 ging Brel’s versie van “De Man Van La Mancha” in première in Brussel. Brel speelde zelf de rol van Don Quichotte en Dario Moreno de rol van Sancho Panza. Tragisch genoeg stierf Dario Moreno tien dagen voor de première van de musical in Parijs. Zijn plaats werd ingenomen door Robert Manuel. Op de geplande datum van 10 december ging de eerste voorstelling in het “Théâtre Royal de la Monnaie” gewoon door. En Brel’s acteertalent werd unaniem toegejuicht. Na 150 voorstellingen van “De Man Van La Mancha”, op 17 mei 1969 gaf een uitgeputte Brel zijn rol als Don Quichotte op. Niemand verving hem.
Aan het eind van de zomer in 1969 speelde Brel een rol in de film “Mon oncle Benjamin” (Mijn oom Benjamin). Na afloop van de opnames liet hij zich inschrijven bij een Zwitserse vliegschool en kocht hij een nieuw vliegtuig.
Brel vervolgde in 1971 zijn acteercarrière met de film “Les Assasins de l’ ordre” (De moordenaars van de Orde) van regisseur Marcel Carné. Later in datzelfde jaar maakte hij zijn debuut als regisseur met de film ” “Frantz” met een hoofdrol van de Franse zangeres Barbara (die ook een deel van de soundtrack van de film schreef).
Eind 1971 had Brel een rol in de film “L’aventure c’est l’aventure” (Avontuur is avontuur) van Claude Lelouch. Tijdens de opnames van de film werd Brel verliefd op de jonge actrice en danseres Madly Bamy. Hij zou de rest van zijn leven bij haar blijven.
Toen Brel’s film “Frantz” in maart 1972 uitkwam in Parijs werd het een hit bij de critici maar geen commercieel succes. “L’aventure c’est l’aventure” werd dat echter wel.
In 1972 tekende Brel een speciaal contract met de platenmaatschappij Barclay. Omdat hij als zanger geen nieuw materiaal kon aanbieden, suggereerde deze platenmaatschappij dat hij nieuwe opnames van zijn oudere hits zou maken. François Rauber, die zijn muziekarrangementen al lange tijd voor zijn rekening nam, zag niets in dit project. Hij vond het commercieel uitmelken van de hits. Het project ging desalniettemin van start.
In juni en juli 1972 ging Brel zich weer met film bezighouden. Hij vloog naar Brussel om daar de film “Le Far West” (Het Verre Westen) te regisseren. De film werd uitgebracht in het voorjaar 1973 tijdens het filmfestival in Cannes. Het werd een complete flop.
Begin 1973 had Brel ontdekt dat hij ziek was en hij stelde een testament op, waarbij hij alles naliet aan zijn vrouw Thérèse.
Kort daarna bracht Brel een nieuwe single uit “L’enfance”, waarvan de opbrengst geheel ten goede kwam aan “La Fondation Perce Neige”, een stichting die opgezet was door de acteur Lino Ventura om gehandicapte kinderen te helpen.
In mei 1973 acteerde Brel naast zijn vriend Lino Ventura in de film “L’emmerdeur” (De treiteraar) van Edouard Moulinaro. Na afloop van de opnames nam hij zijn kinderen mee op een cruise met zijn zeiljacht. Die winter maakte hij ook een twee maanden durende cruise met zijn beste vrienden.
Aan het eind van zijn leven stak Brel al zijn tijd en energie in het zeilen met zijn boot, L’Askoy genaamd. In juli 1974 maakte hij zijn laatste zeiltrip met Madly en zijn dochter France. Brel zeilde rond de Azoren toen hij in augustus van de dood van zijn oude vriend Jojo vernam. Hij keerde terug naar Frankrijk om de begrafenis bij te wonen en hij bleef nog langer om bij het huwelijk van zijn dochter Chantal in september aanwezig te kunnen zijn.
In november ging hij naar Brussel waar hij aan zijn linker long geopereerd werd. Hij wist dat hij aan een vergevorderd stadium van longkanker leed en dat zijn dagen geteld waren. Hij kondigde aan dat hij in zijn eentje in vrede wilde sterven.
In 1975 gingen Jacques en Madly leven op de Marquesaseilanden in een huis op het eiland Hiva-Oa. Terwijl hij genoot van zijn nieuwe levenswijze daar, kocht hij een nieuw vliegtuig en noemde dat “Jojo”, naar zijn oude vriend. Met “Jojo” bracht hij voedsel en andere goederen naar de naburige eilanden.
In de loop van 1976 ging hij twee keer naar Brussel voor medisch onderzoek. Maar tegen het advies van de doktoren in keerde hij telkens weer terug naar de Marquesas, hoewel het tropische klimaat slecht voor zijn longen was.
Luister naar Jacques Brel
Wanneer de Noordzee koppig breekt aan hoge duinen
En witte vlokken schuim uiteenslaan op de kruinen
Wanneer de norse vloed beukt aan het zwart basalt
En over dijk en duin de grijze nevel valt
Wanneer bij eb het strand woest is als een woestijn
En natte westenwinden gieren van venijn
Dan vecht mijn land, mijn vlakke land
Wanneer de regen daalt op straten, pleinen, perken
Op dak en torenspits van hemelhoge kerken
Die in dit vlakke land de enige bergen zijn
Wanneer onder de wolken mensen dwergen zijn
Wanneer de dagen gaan in domme regelmaat
En bolle oostenwind het land nog vlakker slaat
Dan wacht mijn land, mijn vlakke land
Wanneer de lage lucht vlak over ’t water scheert
Wanneer de lage lucht ons nederigheid leert
Wanneer de lage lucht er grijs als leisteen is
Wanneer de lage lucht er vaal als keileem is
Wanneer de noordenwind de vlakte vierendeelt
Wanneer de noordenwind er onze adem steelt
Dan kraakt mijn land, mijn vlakke land
Wanneer de Schelde blinkt in zuidelijke zon
En elke Vlaamse vrouw flaneert in zon-japon
Wanneer de eerste spin zijn lentewebben weeft
Of dampende het veld in juli-zonlicht beeft
Wanneer de zuidenwind er schatert door het graan
Wanneer de zuidenwind er jubelt langs de baan
Dan juicht mijn land, mijn vlakke land
Marieke
(tekst Jacques Brel/ muziek Jaques Brel/G. Jouannest 1961)
Ay Marieke Marieke je t’aimais tant
Entre les tours de Bruges et Gand
Ay Marieke Marieke il y a longtemps
Entre les tours de Bruges et Gand
Zonder liefde warme liefde
Waait de wind de stomme wind
Zonder liefde warme liefde
Weent de zee de grijze zee
Zonder liefde warme liefde
Lijdt het licht het donk’re licht
En schuurt het zand over mijn land
Mijn platte land mijn Vlaanderland
Ay Marieke Marieke le ciel flamand
Couleur des tours de Bruges et Gand
Ay Marieke Marieke le ciel flamand
Pleure avec moi de Bruges à Gand
Zonder liefde warme liefde
Waait de wind c’est fini
Zonder liefde warme liefde
Weent de zee déjà fini
Zonder liefde warme liefde
Lijdt het licht tout est fini
En schuurt het zand over mijn land
Mijn platte land mijn Vlaanderland
Ay Marieke Marieke le ciel flamand
Pesait-il trop de Bruges à Gand
Ay Marieke Marieke sur tes vingt ans
Que j’aimais tant de Bruges à Gand
Zonder liefde warme liefde
Lacht de duivel de zwarte duivel
Zonder liefde warme liefde
Brandt mijn hart mijn oude hart
Zonder liefde warme liefde
Sterft de zomer de droeve zomer
En schuurt het zand over mijn land
Mijn platte land mijn Vlaanderland
Ay Marieke Marieke revienne le temps
Revienne le temps de Bruges et Gand
Ay Marieke Marieke revienne le temps
Où tu m’aimais de Bruges à Gand
Ay Marieke Marieke le soir souvent
Entre les tours de Bruges et Gand
Ay Marieke Marieke tous les étangs
M’ouvrent leurs bras de Bruges à Gand
De Bruges à Gand de Bruges à Gand
De nuttelozen van de nacht
(tekst Jaques Brel/bewerking tekst:Ernst van Altena/muziek: François Rauber)
Ze ontwaken om een uur om vier
Ze ontbijten met een kleintje bier
Ze gaan uit omdat er thuis niets wacht
De nuttelozen van de nacht
Zij gedraagt zich arrogant omdat ze mooie borsten heeft
Hij is zeker en charmant omdat Papa hem centen geeft
Hun onmacht is hun hoogste macht
De nuttelozen van de nacht
Kom dans met mij
Vriendin, kom hier, vriendin, kom hier, kom Hier; nee, nee blijf!
Kom dans met mij, laat ons dansen lijf aan lijf
Ze braken zonder ziek te zijn
Ze braken zacht en zonder pijn
Ze nemen zich bedroefd de nacht
De nuttelozen van de nacht
Ze bespreken zonder end
De poezie die geen van hen kent
De romans die geen van hen schreef
De vrouw die bij geen van hen bleef
De grap waarom geen van hen om lacht
De nuttelozen van de nacht
Kom dans met mij
Vriendin, kom hier, vriendin, kom hier, kom hier; nee, nee blijf!
Kom dans met mij, laat ons dansen lijf aan lijf
In de liefde zijn ze zo berooid
’t Was, ’t was, ze was zo zacht
Ze was, ach, dat begrijp u nooit
De nuttelozen van de nacht
Ze nemen nog een laatste glas
Vertellen nog een laatste grap
En met een allerlaatste glas
De laatste dans
De laatste stap
Het laatste verdriet
De laatste klacht
De nuttelozen van de nacht
Kom, kom, kom huil met mij
Vriendin, kom hier, vriendin, kom hier, kom hier, nee blijf
Kom, kom huil met mij
Laat ons huilen lijf aan lijf
De nuttelozen van de nacht
De Nederlandse vertaling van “Ne me quitte pas”
Laat me niet alleen
(tekst: Ernst van Altena)
Laat me niet alleen
Toe, vergeet de strijd
Toe, vergeet de nijd
Laat me niet alleen
En die domme tijd
Vol van misverstand
Ach vergeet hem, want
het was verspilde tijd
Hoe vaak hebben wij
Met een snijdend woord
Ons geluk vermoord
Kom, dat is voorbij
Laat me niet alleen
Laat me niet alleen
Laat me niet alleen
Laat me niet alleen
Lief, ik zoek voor jou
In het stof van de wegen
De paarlen van regen
De paarlen van dauw
Ik zal heel mijn leven
Werken zonder rust
Om jou licht en lust,
goud en goed te geven
Ik sticht een gebied
Waar de liefde troont
Waar de liefde loont
Waar jouw wil geschiedt
Laat me niet alleen
Laat me niet alleen
Laat me niet alleen
Laat me niet alleen
Ik bedenk voor jou
Woorden rood en blauw
Taal voor jou alleen
En met warme mond
Zeggen wij elkaar
Eens was er een paar
Dat zichzelf weer vond
Ook vertel ik jou
Van de koning
Die stierf van nostalgie
Hunkerend naar jou
Laat me niet alleen
Laat me niet alleen
Laat me niet alleen
Laat me niet alleen
Want uit een vulkaan
Die was uitgeblust
Breekt zich na wat rust
Toch het vuur weer baan
En op oude grond
Ziet men vaak het graan
Heel wat hoger staan
Dan op verse grond
Het wit mint het zwart
Zwakheid mint de kracht
Daglicht mint de nacht
Mijn hart mint jouw hart
Laat me niet alleen
Laat me niet alleen
Laat me niet alleen
Laat me niet alleen
Laat me niet alleen
Nee, ik huil niet meer
Nee, ik spreek niet meer
Want ik wil alleen
Horen hoe je praat
Kijken hoe je lacht
Weten hoe je zacht
Door de kamer gaat
Nee, ik vraag niet meer
Ik wil je schaduw zijn
Ik wil je voetstap zijn
Ik wil je adem zijn
Laat me niet alleen
Laat me niet alleen
Laat me niet alleen
Laat me niet alleen
ROSA
Rosa rosa rosam
Rosae rosae rosa
Rosae rosae rosas
Rosarum rosis rosis
Tango uit een grijs verleden
Die de schooljeugd van het heden
Op moet dreunen als gebeden
Bij het leren van Latijn
Tango van de lyceïsten
Die hun jeugd eraan verkwisten
En die dokteren aan listen
Om te ontkomen aan die pijn
Tango die de strenge ouders
Laden op de smalle schouders
Van hun Keesjes die de houders
Van het roer der toekomst zijn!
Rosa rosa rosam
Rosae rosae rosa
Rosae rosae rosas
Rosarum rosis rosis
Tango van de knappe floppen
Die met pukkels op hun koppen
Hun gebrek aan ziel verkroppen
Als de besten van de klas
Tango van de slappe Kezen
Die geen letter kunnen lezen
Maar straks dokter moeten wezen
Omdat papa dat nooit was
Tango die ik nimmer leerde
Daar ik toen al rebelleerde
En verbuigingen begeerde
Van mijn nichtje Rosa, Rosa!
Rosa rosa rosam
Rosae rosae rosa
Rosae rosae rosas
Rosarum rosis rosis
Tango van het zoete dwalen
Pink aan pink door liefdesdalen
Zo bertrapte vele malen
Ons de zwartrok in het gras
Tango van de Natte Garde
Waar ik in de plassen staarde
En genadeloos ontwaarde
Dat ik geen Columbus was
Maar ook de tango van ’t plantsoen
Waar, in ’t rosarium in ’t groen
Mijn nichtje bij een korte zoen
Al bloosde als een rosa, Rosa!
Rosa rosa rosam
Rosae rosae rosa
Rosae rosae rosas
Rosarum rosis rosis
Tango van het kantjeslopen
Tot ik nullen kreeg bij hopen
Die ik toen maar ging verkopen
Als aureolen voor Sint Jan
Tango van de hoogste prijzen
Voor de ijverigste wijzen
Propvol, op bepaalde wijze
Die geen mens gebruiken kan
En ook de tango van de spijt
Omdat een mens in later tijd
Ontdekt dat, in volwassenheid
Dat een rosa doornen dragen kan
Rosa rosa rosam
Rosae rosae rosa
Rosae rosae rosas
Rosarum rosis rosis
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.