Componisten



 

Peter Iljitsj Tsjaikovski

(door Ilse Steel)

 

(klik op de plaatjes om ze te vergroten en op de blauwe titel van de muziek om die te horen en zien)

(TIP: mocht uw internetverbinding niet snel genoeg zijn, klik dan links onder op II)

(er ontstaat dan een driehoekje met de punt naar rechts)

(laat u het filmpje downloaden en klik dan op het driehoekje)

 

Tsjaikovsi

1860

Pjotr Iljitsj Tsjaikovski werd op 7 mei 1840 geboren in Kamsko-Votkinsk, een stad zo’n 1.000 kilometer ten oosten van Moskou. Daar woonden ze tot Peter een jaar of acht was.

De familie was welgesteld. Zijn vader, Ilja Petrovitsj, was directeur van een fabriek, verdiende goed en stond in aanzien in de stad, waar metaalbewerking de belangrijkste industrie was. Ilja was al een keer eerder getrouwd geweest maar al snel weduwnaar geworden. Uit dit huwelijk had hij een dochter, Zinaida. In 1833 trouwde hij met Alexandra Andrejevna d’Assier (afkomstig uit een Franse immigrantenfamilie) die hem zes kinderen schonk waarvan Peter de tweede zoon was.

De oudste zoon, Nikolai werd in 1838 geboren, zijn zusje Alexandra (Sasja) in 1843, broer Ippoliet in 1845 en de tweeling Modest en Anatol in 1850.

Peter kon goed opschieten met zijn broer Ippoliet en de tweeling Modest en Anatol, terwijl later zijn zus Alexandra en haar kinderen  een belangrijke rol in zijn leven zouden spelen. Ook met de Zwitserse gouvernante Fanny Durbach die op 22 jarige leeftijd in dienst trad van de familie Tsjaikovski kreeg hij een sterke band.

Familiefoto

1848

Peter was een uiterst gevoelig, teer en breekbaar kind. Het was een enorme klap voor Peter toen zijn moeder in 1854 overleed, hij hield niet alleen van haar, maar koesterde ook een fysieke verering voor haar. De band met haar was buitengewoon sterk. De klap was zo groot dat hij er pas anderhalf jaar later over kon schrijven aan Fanny Durbach. Vanaf die tijd begonnen zijn aanvallen van zwaarmoedigheid.

Orchestrion

Behalve de piano stond er in huis ook een zogenaamde Orchestrion (een soort orgel dat de stemmen van allerlei instrumenten kon nabootsen).

Peter raakte als kind gefascineerd door de muziek die uit beide instrumenten kwam. Verder trommelde Peter overal en altijd met zijn vingers, alsof hij zelf achter de piano zat. Zoals in alle welgestelde Russische families gebruikelijk was kreeg Peter al op zeer jonge leeftijd  muziekles. Het werd piano, daar dat instrument duidelijk zijn voorkeur had.

Peter kreeg zijn eerste pianolessen van Maria Markovna Palichikova. De muzikale indrukken die Peter in zijn jeugd opdeed waren voor hem buitengewoon heftig. In 1848 had hij voor het eerst een balletvoorstelling gezien, waar hij erg enthousiast over was. In 1849 nam zijn moeder hem mee naar een opvoering van “Glinka’s Ivan Soessanin” (Een leven voor de tsaar) en in 1850 maakte hij kennis met de opera “Don Giovanni” van Mozart. De opera bracht hem in verrukking.

De jonge Tsjaikovski was een gretig lezer, er is met zekerheid bekend dat hij veel van Gogol las. Op zijn kennis van muziekliteratuur was echter wel wat aan te merken: het schijnt dat hij de symfonieën van Beethoven niet kende, noch de muziek van Schumann evenals muziek van andere belangrijke componisten.

School St. Petersburg

Het jaar 1849 bracht hij door op een kostschool in Moskou, (waar hij ook muzieklessen volgden) onder toezicht van zijn oudere halfzuster Zinaida met wie hij niet op kon schieten. In 1850 werd hij, tien jaar oud, ingeschreven aan de school voor Rechtswetenschappen in St. Petersburg. In 1859 werd hij ambtenaar bij het Ministerie van justitie In St. Petersburg. Aangemoedigd door familieleden en vrienden voelde hij de behoefte om zijn kennis te vergroten van de muziek, die hem zeer dierbaar was geworden.

Zaremba

In de herfst van 1861 begon hij theorielessen te volgen, van een van Sint Petersburgse strengste en meest ouderwetse muziekdocenten, Nikolai Zaremba, die de eerste was die Tsjaikovski’s talent onderkende.

Tsjaikovski schreef zich in 1862 in aan het nieuwe conservatorium van St.Petersburg waar hij de lessen van Zaremba bleef volgen en compositieleer en orkestratie studeerde bij Anton Rubinstein. Deze raadde hem aan zijn overheidsbaan op te zeggen en bezorgde Peter privé-lessen, waardoor hij de financiële moeilijkheden gedeeltelijk kon opvangen, die waren ontstaan door de slechte gezondheid van zijn vader. In 1865 voltooide hij zijn studie aan het conservatorium. Zijn eindexamenwerk, de cantate ‘Aan de Vreugde’ voor zangsolisten, koor en orkest, gebaseerd op de beroemde ode van Schiller An die Freude, leverde hem een zilveren medaille en veel loftuitingen op.

Rubinstein

Rubinstein

Nicolai

In 1866 bood Nikolai Rubinstein (broer van Anton) hem een betrekking aan als docent harmonieleer aan het nieuwe conservatorium dat hij zojuist in Moskou had opgericht, waar zijn belangrijkste leerling Sergei Tanajev (pianist) was. Tsjaikovski nam het aanbod aan en verhuisde naar Moskou, waar zijn leven als beroepsmusicus begon.

Hier  voltooide hij zijn eerste symfonie en de opera “Voyevoda” (De Veldheer). Samenvallend met zijn vestiging in Moskou bouwde hij in de daarop volgende dertig jaar een omvangrijk oeuvre op dat alle genres omvatte, maar waarvan vooral zijn symfonische werken hem van een lokale grootheid tot een wereldberoemdheid maakten.

Tsjaikovski woonde in huis bij Nikolai, de broer van Anton. Nikolai was een vrolijk man die van goed gezelschap hield en hij introduceerde Tsjaikovski al snel in de intellectuele kringen van Moskou. Tijdens zijn positie in Moskou overtuigde hij Tsjaikovski er van zijn 1e pianoconcert te schrijven. Volgens Tsjaikovski‘s brieven was Rubinstein niet onder de indruk van het werk, en wilde hij het alleen uitvoeren als het herschreven werd, iets wat Tsjaikovski weigerde, zodat de première door pianist Hans von Bülow werd uitgevoerd, die het vervolgens in heel Europa en in de Verenigde staten op het programma zette.

Bülow

Taneyev

Na een matige première met een slechte pianist en dirigent in St. Petersburg, werd het concert in Moskou in 1875 goed ontvangen. De solopartij werd hier gespeeld door een leerling van Tsjaikovski, de componist, pianist, dirigent en criticus Sergei Taneyev. Tsjaikovski zou zijn leven lang met hem bevriend blijven.

Enige tijd later gaf Anton Rubinstein zijn vergissing toe en nam het concert zelf op in zijn repertoire. Niettemin schreef Tsjaikovski het “Piano Trio in a mineur” ter ere van Rubinstein nadat deze in 1881 in Parijs overleed.

In 1866 ontstond zijn eerste grote werk, de symfonie “Winterdromen”. Hij schreef dat hij zich liet meeslepen door zijn fascinatie voor het platteland: ‘een eenvoudig Russisch landschap, een avondwandeling in de zomer over het land, door het bos of over de steppe, emotioneren me zozeer dat ik me op de grond uitstrek, bevangen door een stille verlamming, door een overweldigend gevoel voor de natuur, geheel van streek door de duizeligmakende atmosfeer om me heen, van het woud, van de steppe, van het riviertje, van het dorpje in de verte, van het eenvoudige plattelandskerkje, van alles wat onderdeel is van het decor van mijn geboorteland Rusland.’

De druk die het opleveren van de symfonie op hem legde bracht hem nabij een zenuwcrisis. Overgevoelig voor de wijze waarop zijn omgeving zich om hem vermaakte was hij ervan overtuigd dit niet te overleven. De symfonie werd met grote onverschilligheid ontvangen.

Een vurig bewonderaarster, de pianiste Nadesja von Meck, was lange tijd een grote stimulans voor Tsjaikovsky. Zij voorzag hem van opdrachten en stelde een groot jaargeld ter beschikking, maar op haar uitdrukkelijke wens ontmoetten zij elkaar nimmer.

Von Meck

Des te eenzamer bleef Tsjaikovsky achter toen von Meck na 13 jaar alle banden verbrak. In zijn correspondentie met haar, geeft de componist meer van zichzelf prijs, dan in al zijn andere brieven aan vrienden.

Rome, 20 november 1882, van Pjotr Iljitsj aan Nadezjda:

“Mijn liefste, je weet niet wat je hoort. Je zult verbaasd zijn. Ik heb besloten een poging  te wagen om een trio te componeren. Toen ik hoorde dat Nikolai Rubinstein was overleden, voelde ik me zo intens verdrietig dat ik troost zocht in het componeren van…van…een pianotrio. Plots was er de inspiratie en de wil om alle technische problemen te overwinnen. En de wetenschap dat ik jou met dit stuk misschien een plezier doe…”.

Bovenstaande is uit een briefwisseling tussen Tsjaikovski en zijn weldoenster de rijke weduwe Nadesja Philaretovna von Meck, over het ontstaan van zijn Pianotrio in a.

Balakirev

Borodin

Cui

Moessorgski

Korsakov

In 1868 maakte Tsjaikovski kennis met de groep van Russische componisten die bekend stond onder de naam ´De Vijf´. De leider van dit nationalistische gezelschap was Milij Alexevitsj Balakirev. De overige leden van de groep van ‘De Vijf’ waren:  Alexander Borodien, Cecar Antonowitsj Cui, Modest Moessorgski en Nikolai Rimski Korsakov. Ofschoon Tsjaikovski het in grote lijnen met hun nationalistische ideeën eens was, was hij niet erg overtuigd van de kwaliteit van hun muziek.

Tsjaikovski die het grootste deel van zijn leven in Moskou woonde, in het hart van het oude Rusland, heeft nooit enige noodzaak gezien voor een echte nationalistische stijl van componeren. Dit dankte hij aan zijn studietijd in St. Petersburg, dat een bolwerk was van westerse muziek, zijn gedeeltelijke niet Russische afkomst en de invloed van zijn Zwitserse gouvernante Fanny Durbach.

Dit alles leidde tot zijn scheppingsdrang naar de neo-romantiek. Hij voelde zich aangetrokken tot de Russische liederen en dansen, niet omdat ze een bron waren voor de nationale emancipatie, maar om hun melancholie, om de wetenschap dat men in het leven aan bepaalde dingen nooit deel zal kunnen hebben, om de gedachte dat iets goeds verloochend wordt door een persoonlijke voorbestemming van vervreemding, uitsluiting of verzaking.

Artôt

In datzelfde jaar maakte Tsjaikovski kennis met de Franse zangeres Desirée Artôt die in het Bolsjoi-theater in Moskou optrad. Vooral de musicus in Tsjaikovski was diep onder de indruk van de Française en volgde haar zelfs naar Parijs.

Aan zijn broer Modest schreef hij o.a: “wat een zangeres ! Wat een actrice ! Ik ben heel goed met haar bevriend en ze doet erg lief tegen me. Zelden heb ik zo’n beminnelijke, eerlijke en intelligente vrouw gezien.” Tsjaikovski meende verliefd op haar te zijn maar Desirée Artôt beantwoordde zijn gevoelens niet. Korte tijd daarna trouwde zij met een Spaanse bariton, Mariano Padilla y Ramos. Een latere affaire zou voor Tsjaikovski wel tot een huwelijk en een drama leiden.

Eind december 1873 verliet Tsjaikovski het huis dat hij deelde met Nikolai Rubinstein. Hij woonde nu in een huis met Sofronov, een persoonlijke bediende, een manusje van alles, wiens aanwezigheid voor de componist veel heeft betekend. Later volgde Alexei, een jongere broer van Sofronov hem op en die bleef bij Tsjaikovski tot aan zijn dood.  Alexei was twintig jaar jonger dan zijn werkgever, en een stabiele factor in Tsjaikovski’s leven. Hij dineerde mee, vergezelde Tsjaikovski bij zijn wandelingen en naar het theater. Tsjaikovski hield van hem zonder dat er ooit een lichamelijke verhouding ontstond.

Tijdens een verblijf bij zijn zuster in Kamenka voltooide Tsjaikovski de “Derde Symfonie”, ook wel de “Poolse” genoemd daar de finale, het ritme en de beweging van een Poolse dans heeft. Bij de première in 1875 was de Franse componist Camille Saint-Saëns aanwezig. Tsjaikovski wilde graag met Saint- Saëns bevriend raken. Deze was niet alleen componist, maar ook een uitstekend pianist en dirigent, maar ook een vertegenwoordiger van de vernieuwingen in de Franse muziek. Ze ontdekten dat ze onder meer een hartstocht voor het ballet gemeen hadden.  De vriendschap tussen de twee componisten werd bezegeld door een bezoek van Tsjaikovski aan Parijs in 1876. Hier voltooide hij het grootste deel van de balletmuziek voor “Het Zwanenmeer”. De première in het Bolsjoi-theater ging in 1877 welhaast ongemerkt voorbij, en pas in 1895, twee jaar na de dood van de componist, werd het ballet een groot succes.

Saint-Saëns

Tsaikovski

en

Milikova

Tsjaikovski trouwde in 1877 met een van zijn leerlingen, Antonina Milikova,: om een gerucht over vermeende homoseksualiteit te weerleggen. In een brief aan zijn broer Modest schreef hij; dat hij had besloten om te trouwen “met wie ik maar wil”; “omdat onze neigingen het grootste en onoverkomelijke beletsel vormen om het geluk te vinden, en we met alle kracht tegen onze natuur moeten vechten.” Bij Modest vond Tsjaikovski begrip en steun daar zijn broer met dezelfde gevoelens worstelde.

Het had Tsjaikovski al een hoop geld gekost om beginnende schandaaltjes de kop in te drukken, dus besloot hij dat een huwelijk de beste manier was om aan de geruchten definitief een einde te maken.

Antonina werd omschreven als dom, snobistisch een nymfomane en een kleine intrigante. Na twee maanden vluchtte Tsjaikovski in overspannen toestand uit zijn huwelijk weg. Voor herstel reisde hij naar Zwitserland en Italië, waar hij twee van zijn meest geslaagde werken voltooide: de “vierde symfonie” (1877) en de opera “Jevgeni Onegin”, naar de gelijknamige versroman van Poesjkin (1878). 

Tsjaikovski

en

Kotek (links)

Tsjaikovski knapte verbluffend snel op toen de jonge violist Josef Kotek, een vroegere leerling, tot wie hij zich meer dan vriendschappelijk voelde aangetrokken zich bij hem voegde.

Hij legde de pianosonate, waar hij tot dan toe bij wijze van disciplinaire maatregel aan werkte, weg en componeerde in recordtempo het voor zijn doen opvallend zonnige en uitbundige “Vioolconcert”. Wie nu eerst naar de pianosonate luistert, en dan naar het “Vioolconcert”, weet genoeg. Dat Tsjaikovski zijn aanvankelijke plan om het “Vioolconcert” aan Kotek op te dragen liet varen uit angst voor nieuwe roddels, zegt ook genoeg.

Na enige tijd moest hij natuurlijk terugkeren naar huis maar daar werd hij wanhopig van de opdringerigheid van zijn vrouw. Op een herfstavond in oktober liep hij het ijskoude water van de Moskwa in in de hoop zwaar ziek te worden.

Zijn broer Anatol en Nikolai Rubinstein besloten om in te grijpen en bezochten Antonina om haar te bewegen van Tsjaikovski te scheiden. Ze weigerde en bleef dat doen, ook toen ze een paar onwettige kinderen had gekregen. Nadat ze haar man nog jaren had achtervolgd en gechanteerd, ze dreigde hem te verraden met wat ze wist over zijn seksualiteit, stemde ze er tenslotte in toe om in Odessa te gaan wonen, een flink eind van haar echtgenoot vandaan. Tsjaikovski had medelijden met haar vanwege toenemende symptomen van psychische gestoordheid en liet de zaak verder rusten. De laatste twintig jaar van haar leven bracht Antonina in een inrichting door.

Anatol

Alexandra

Tsjaikovski nam in 1878 ontslag als conservatoriumleraar en hield zich sindsdien in hoofdzaak met componeren bezig. Tot de bekendste werken uit die tijd behoren het vioolconcert uit 1878, de serenade voor strijkorkest uit 1880 de ouverture 1812, en “Capriccio Italien”, 1880. Een van zijn belangrijkste kamermuziekwerken voltooide hij in 1882, het pianotrio opus.50. In deze jaren leefde hij in verschillende plaatsen in Rusland (o.a op de landgoederen van zijn weldoenster Nadezjda von Meck) en in het buitenland, Frankrijk, Zwitserland en Italië. Vaak ook reisde Tsjaikovski naar Kamenka, waar zijn zuster Alexandra, getrouwd met Lev Davidov, woonde. Op het landgoed van de Davidov’s zou hij de plezierigste momenten van zijn leven doorbrengen.

In 1885 vestigde Tsjaikovski zich op een buiten in Maidanova bij Klin Dit huis is nu het Tsjaikovski-museum ). Hij kon niet meer bij zijn zuster Alexandra logeren, die zwaar ziek was. Hij bevestigde een bord op de deur met een waarschuwing dat de componist alleen op donderdag ontving, van drie tot vijf uur ’s middags, en dat de bezoekers niet mochten aanbellen.

Tsjaikovski’s bekendheid leidde ertoe dat de keizerlijke familie hem onder haar vleugels nam, in de personen van Maria Fjedorovna en groothertog Constantin. Voor de keizerlijke familie moest hij voortaan meer werken in opdracht schrijven.

Huis in Maidanova

Alexander III

Voor de kroning van Alexander III (de opvolger van Alexander II die in 1881 vermoord was) kreeg hij de opdracht voor een Plechtige mars. Hij werkte hier zes weken onafgebroken aan en werd hiervoor beloond met ring waarop een diamant glinsterde ter waarde van 1.500 roebel. Tsjaikovski had liever contanten ontvangen, want nadat hij de ring voor 375 roebel beleend had, verloor hij behalve het geld ook het pandbriefje.

Vanaf 1887 trad Tsjaikovski op als dirigent van zijn  eigen werken en ging hij concertreizen maken. Behalve in grote Europese muziekcentra trad hij ook op in de Verenigde Staten, o.a New York.

Kerstmis 1887 bracht Tsjaikovski door in Leipzig in het huis van de violist Brodski, die als eerste zijn Vioolconcert had gespeeld. Hij ontmoette Johannes Brahms en Edvard Grieg. In Praag raakte hij bevriend met Anton Dvorak.

Op 18 april 1891 scheepte Tsjaikovski zich in Le Havre in op weg naar Amerika voor een concerttournee. Bij zijn vertrek vernam hij uit de krant het droevige bericht dat zijn zuster Alexandra was overleden. Hij was bang voor de oversteek die inderdaad nogal ruw was. Gedurende de maand die de tournee duurde werd hij rustig en genoot, nieuwsgierige  reiziger die hij altijd was geweest. Hij dirigeerde zes concerten en woonde een uitvoering bij van zijn trio in A klein opus 50 in de Russische ambassade. Tevreden keerde hij naar huis terug om weer aan het werk te gaan.

In 1892 begon Tsjaikovski aan een serie lange reizen door Europa om bij een aantal uitvoeringen van zijn werken aanwezig te zijn. Hij reisde zelfs naar het dorpje Montbéliard waar hij na vele jaren zijn geliefde gouvernante Fanny Dürbach terugzag.

In juni 1893 ontving hij een eredoctoraat in Cambridge. Samen met Max Bruch, Arrigo Boito, Camille Saint-Saëns  en Edvard Grieg werd hij Doctor  Musicae.


Eredoctoraat

Redeemer

Tsjaikovski, was zelf niet zo te spreken over zijn Ouverture 1812, opus 49 (1880). Hij noemde de ouverture “extreem luid en lawaaierig” en schreef het waarschijnlijk alleen omdat hij er een flinke som geld mee opstreek; de ouverture was bedoeld voor de opening van de van de Kathedraal van Redeemer in Moskou, die speciaal was gebouwd ter herinnering aan de overwinning in 1812. Het stuk dramatiseert de terugtrekking van de Franse troepen onder leiding van Napoleon – een strategische terugtrekking die echter door de Russen altijd als een overwinning is gezien. De “Marseillaise” en “God Save the Czar” leveren een muzikale strijd en uiteindelijk overwint (uiteraard) het Russische volkslied.

Ouverture 1812 werd lovend ontvangen  hoewel het niet tot de beste werken van Tsjaikovski behoort.

Bij de zesde symfonie, de Pathétique, (1893, waarvoor zijn broer Modest de naam verzon) verklaarde Tsjaikovski in een brief aan zijn broer dat hij voor het eerst kans gezien had dat wat hem bezielde in tonen om te zetten.

Hij droeg de symfonie op aan zijn lievelingsneef, Vladimir (Bob) Davidov. De première was op 28 oktober 1893 in St. Petersburg. Maar het publiek was niet  enthousiast.

Tsjaikovski

en

Davidov (r.)

Tsjaikovsky was een van de eerste ‘producten’ van het Petersburgse conservatorium, maar werd geen partij in de muzikale tweespalt. Hij zag kans het Russische karakter te verenigen met de westerse muzikale vorm. Achteraf is het vooral Tsjaikovski die, zonder lid te zijn, de idealen van ‘De Vijf’ verwerkelijkt heeft. Tsjaikovski’s neiging tot fatalisme, de filosofie over de onontkoombare macht van het noodlot, vaak hoorbaar in zijn muziek: de expressie ervan kon zijn óf uitbundig vrolijk, óf opgewonden extatisch, óf (en meestal) uiterst melancholisch. Een getormenteerde ziel maar een groot componist. Pjotr Iljitsj Tsjaikovski sterft op 6 november 1893 in St.Petersburg. 

Pjotr Iljitsj Tsjaikovski

7 mei 1840 tot 6 november 1893

Graftombe Tsjaikovski

op de begraafplaats van het

Alexander Nevski-klooster St. Petersburg

Er zijn veel theorieën over zijn dood. Op drie november werd bekend gemaakt dat de componist ziek was (diagnose van de medici Lev en Vasili Bertenson). Op 8 november voelde de medicus Lev Bertenson zich genoodzaakt een gedetailleerde beschrijving te publiceren van het ziekteverloop bij zijn patiënt. Tijdens repetities voor de uitvoering van de Zesde symfonie, en daarna, logeerde Tsjaikovski bij zijn broer Modest in St. Petersburg. Wat zich daar precies afspeelde tot 6 november 1893 zal misschien wel altijd een mysterie blijven. Op de dertiende november maakte Modest op aandringen van de medicus Lev Bertenson zijn relaas openbaar.

Modest schreef: “Plotseling gingen zijn ogen wagenwijd open. Er glinsterde een helder beangstigend bewustzijn in zijn blik, die zich om de beurt op ons richtte en daarna ten hemel. Een ogenblik lang dansten er lichtjes in het diepst van zijn pupillen en toen blies hij zijn laatste adem uit. Het was kort na drie uur in de ochtend.” Waarschijnlijk is van dit relaas alleen het tijdstip juist. De rest  van de gebeurtenissen blijft in nevelen gehuld, hoewel het schijnt dat een kleine kring op de hoogte was van de ware toedracht.  Het lijkt erop dat beide geschriften de waarheid geweld aan doen.

Men wijst ook als oorzaak aan een samenzwering van een old boys-verbond van Tsjaikovski’s vroegere studiegenoten rechtswetenschap. Er was hen een brief, gericht aan de tsaar, toegespeeld die Tsjaikovski publiekelijk als homoseksueel dreigde te ontmaskeren. Om de eer van het juridisch instituut en van zichzelf (in die volgorde) te redden zou hem, tijdens een geheime bijeenkomst op 31 oktober 1893, geen andere keuze zijn gelaten dan het innemen van een dodelijk, in zijn werking op cholera gelijkend, gif. Waarschijnlijk werd het gif hem aangereikt op 31 oktober door zijn medestudent Auguste Gerke. Twee dagen en nachten lang leidde de componist een schijnbaar normaal leven in St. Petersburg ten huize van Modest. Op 2 november, ten tijd van het middageten, nam hij het vergif in. Hij weigerde een dokter te laten komen, en toen Bertenson verscheen had het gif zijn werk al gedaan.

Zijn begrafenis

Een ander theorie is dat Tsjaikovski in een depressieve bui met opzet water dronk waarvan hij wist dat het met cholera besmet kon zijn. Zoals Tsjaikovski zoveel van zijn passioneel leven verborgen hield voor de buitenwereld, zo ook de drijfveren van zijn dood.  Wellicht wordt het mysterie nooit opgehelderd. Het meest oprechte commentaar bij de dood van Tsjaikovski kwam van de tsaar, die opmerkte: “We hebben heel wat hertogen en baronnen, maar slechts een Tsjaikovski.”

Twaalf dagen na de dood van Tsjaikovski, op 18 november werd er in 1893, werd in St. Petersburg een herdenkingsconcert gegeven door het symfonieorkest van het Russisch muziekgenootschap. De uitvoering van de Zesde symfonie zo kort na zijn dood maakte het werk in één klap wereldberoemd.

Tsaikovski liet het grootste deel van zijn bezittingen na aan zijn trouwe bediende Alexei Sofronov, die daardoor het huis in Klin kon kopen en het vulde met herinneringen aan zijn werkgever. Hij verkocht het vier jaar later aan Tsjaikovski’s broer Modest en hun neef Bob Davidov (Tsjaikovski’s lievelingsneef). Beide zouden er sterven. Bob in 1906, op 35-jarige leeftijd door zelfmoord en Modest tien jaar later aan kanker. Tsjaikovski’s broer Ippoliet bracht er de laatste jaren van zijn leven door als curator, tot hij in 1927 stierf.

Bronnen:

J. Koolbergen Tsjaikovski Atrium

Klassieke componisten Atrium

Muziek zonder woorden Kluwer

Componisten van A tot Z Spectrum

 

Fotogalerij Tsjaikovski

 

Tsjaikovski 1863

Tsjaikovski 1866

Tsjaikovski 1868

Tsjaikovski 1877

Tsjaikovski 1889

Tsjaikovski 1893

Tsjaikovski Laatste portret

Zijn broer Modest Tsjaikovski

(1850-1916)

Maria Markovna Palichikova

Tsjaikovski’s 1ste pianolerares

Fanny Durbach

Gouvernante van Tsjaikovski

Kamsko-Votkinsk

Geboorteplaats Tsjaikovski

Appartement waar Tsjaikovski

zijn laatste levensdagen doorbracht

Postzegel

van Tsjaikovski

Vermoedelijke stamboom

van Tsjaikovski

Manuscript van

Het Zwanenmeer

 

Meer weten over Tsjaikovski:

www.componisten.net

www.tschaikowskymuseum.de

http://tsjaikovsky.startpagina.nl

 

 

Tsjaikovski en “Het Zwanenmeer”

 

Dit ballet is ontstaan in de romantiek, een tijd waarvan het gevoel, de droom, de vlucht naar het verleden, het exotische en het onbereikbare de hoofdkenmerken waren.

Lev Ivanov, die later de 2e en 4e acte gechoreografeerd heeft, liet de danseressen van het corps de ballet zich als witte zwanen over het podium heen bewegen en liet de armen van de danseressen wieken als vleugels. Dit was puur ballet blanc: in groepen dansende ballerina’s die samen gevoels- en stemmingsbeelden uitvoerden. De subtiele ballets blanc van Ivanov, de spectaculaire dansen voor het hof van Marius Ivanovich Petipa en de verhalende muziek van Tsjaikovski maken “Het Zwanenmeer” onvergetelijk, van begin tot eind een lust voor oog en oor van jong en oud.

Russisch

Perm ballet

Reisinger

De eerste versie van “Het Zwanenmeer” met een choreografie van Julius (Wentzel) Reisinger en op muziek van Tsjaikovski ging in het Bolshoi Theater in Moskou op 4 Maart 1877 in première en werd slecht ontvangen.

Pas de latere versie van Marius Petipa en Lev Ivanov, die in het Maryinsky Theater in St. Petersburg op 27 januari 1895 in première ging, is de wereldberoemde klassieker die wij zo goed kennen en die door talloze gezelschappen van over de hele wereld gespeeld is.

Anna Sobechshanskaya als Odette

in Reisingers originele productie Moskou 1877

Marius Ivanovich Petipa in 1898

balletdanser, choreograaf en leraar

Lev Ivanov ca 1885

balletdanser en choreograaf

Pavel Gerdt als prins Siegfried

in 1895 choreografie van Marius Petita

Choreografie notitie Lev Ivanov voor de

Dans van de kleine zwanen ca 1910

 

Adelaide Giuri als Odette en

Mikhail Mordkin als Siegfried

in het Bolshoi theater

in Moskou 1901,

choreografie Petita & Ivanov

Bolshoi theater Moskou

Bolshoi theater interieur

Hoewel ons land al in 1937 kennismaakte met Het Zwanenmeer, dateert de eerste – en tot nu enige Nederlandse versie van het ballet uit 1988. Choreograaf en toenmalig artistiek leider van Het Nationale Ballet, Rudi van Dantzig, liet zich daarbij vooral inspireren door Tsjaikovski; door zijn muziek, maar ook door zijn brieven en dagboeken.

Van Dantzig respecteerde de overgeleverde delen van Petipa’s en Ivanovs choreografie, maar voor het overige koos hij voor een minder oppervlakkige, meer menselijke interpretatie, waardoor zijn productie uitblinkt in emotionele zeggingskracht en geldt als een mijlpaal in de Nederlandse dansgeschiedenis.

Rudi van Dantzig balletdanser,

 choreograaf en schrijver

De Nederlandse uitvoering van het Zwanenmeer

choreografie Rudi van Dantzig 1988

Wat het verhaal van Het Zwanenmeer betreft zijn er in de vele verschillende producties en evenveel kleine details die verschillen. Soms wordt het ballet omschreven als een avondvullend sprookjesballet in 3 akten met proloog, dan weer in 4 akten. Soms gaat het doek op in het kasteel van Siegfried, soms in een bos. Maar het grootste verschil kan wel het slot zijn: ofwel is dat heel droevig, ofwel komt er ‘een happy end’ ofwel iets ertussen in.  

Het verhaal van Het Zwanenmeer met drie verschillende slotscènes

AKTE 1

Het is de dag van Prins Siegfrieds verjaardag. Hij wordt 21 jaar. Zowel in het kasteel als in het dorp wordt er gefeest. De Prinses-Moeder schenkt Siegfried een kruisboog en maant hem aan te trouwen. Zij kondigt aan dat  er de volgende avond een groot bal zal gegeven worden waarop 6 prinsessen zullen uitgenodigd worden. Siegfried moet een van hen als bruid kiezen. De Prins vertrekt met zijn gevolg naar het dorp. Er wordt gedanst tot laat in de avond. Plots vliegt een groep zwanen over het woud. De Prins en zijn vrienden beslissen op de zwanen te gaan jagen.

AKTE 2

De plaats is nu een verlaten meer, badend in het maanlicht. Het is hier dat de duivelse tovenaar Von Rothbart de jonge meisjes die hij in zwanen veranderde dag en nacht gevangen houdt. De jagers dringen verder het bos in en Siegfried blijft alleen bij het meer. Dan verschijnt Odette, de mooiste van de meisjes en de Zwaanprinses. Zij vertelt Siegfried over het droevig lot dat haar en haar gezellinnen overkwam: enkel ‘s nachts krijgen ze hun menselijke gedaante terug.

Ze kunnen alleen gered worden door de eeuwige liefde van een jongeman. Von Rothbart verschijnt en tracht hen te scheiden door al de zwaanmeisjes op te roepen en zo Odette te verbergen. Maar de Prins is verliefd geworden op Odette en vastberaden de betovering te verbreken. Hij zweert haar eeuwige trouw en vraagt haar naar het bal te komen zodat hij haar als bruid kan kiezen.

Hier ontmoet Siegfried

de zwanenkoningin Odette

Bij het aanbreken van de dag worden de zwanen door de wil van de tovenaar verplicht weg te vliegen.

AKTE 3

De grote zaal van het kasteel is prachtig versierd voor het bal en al de leden van de hofhouding hebben schitterende kostuums aan; de 6 prinsessen worden aan de Prins voorgesteld en de Prinses-Moeder beveelt hem een bruid te kiezen. Maar hij weigert, want geen van hen is Odette en hij houdt enkel van haar. Plots komt een onaangekondigde gast aan. Het Is Von Rothbart, die zich als edelman vermomd heeft. Bij hem is zijn dochter Odile, die door de toverkracht van haar vader als twee druppels water op Odette lijkt.

Odette

Siegfried is ervan overtuigd dat het Odette is en verklaart dat zij zijn bruid wordt. Siegfried zweert haar eeuwige trouw. Op het moment dat hij dat doet ziet hij Odette achter het raam verschijnen. Zij tracht wanhopig Siegfried te waarschuwen. Hij begrijpt nu dat hij door de wil van Von Rothbart zijn eed aan Odette verbroken heeft en dat de betovering nooit meer ongedaan gemaakt kan worden: Odette zal altijd een zwaan moeten blijven. Von Rothbart en Odille verdwijnen triomfantelijk. Siegfried spoedt zich ijlings naar het meer om Odette te vinden.

AKTE 4

Het is weer nacht aan het meer. De zwaanmeisjes wachten angstig de terugkeer van Odette af zij vernemen van haar het slechte nieuws. Von Rothbart lokt een hevige storm uit om het Siegfried onmogelijk te maken Odette te ontmoeten. Maar niets kan hem tegenhouden en zij vinden elkaar terug

SLOT 1:

Odette vertelt dat er nog maar één mogelijkheid is om aan de tovenaar te ontsnappen: door de dood. Ze klimt op een rots en werpt zich in het water. Siegfried gaat haar achterna, maar verdrinkt in het woeste meer. Door hun dood wordt de betovering verbroken. De zwanen worden terug meisjes.

SLOT 2:

Tijdens een hevig gevecht kan Siegfried de tovenaar doden en de betovering verbreken. De gezellinnen van Odette zien haar en de prins hand in hand naar het koninkrijk van eeuwig geluk op de bodem van het meer gaan.

SLOT 3:

De sterkte van de menselijke liefde verbreekt de betovering en Odette en Siegfried worden voor eeuwig verenigd.

 

Andere Balletten van Tsjaikovski:

De Schone Slaapster première in 1890

De Notenkraker première in 1892

 

Bron:

Muziek zonder woorden Kluwer

Kijk en luister naar Tsjaikovski

Het Zwanenmeer (1) (muziek)

De notenkraker

Romeo en Julia (1)

Romeo en Julia (2)

Pianoconcert No. 1

Symfonie No. 4

Vioolconcert

Terug naar Componisten

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten