Componisten



 

Luigi Rodolfo Boccherini

(door Ilse Steel)

 

(klik op de plaatjes om ze te vergroten en op de blauwe titel van de muziek om die te horen en zien)

(TIP: mocht uw internetverbinding niet snel genoeg zijn, klik dan links onder op II)

(er ontstaat dan een driehoekje met de punt naar rechts)

(laat u het filmpje downloaden en klik dan op het driehoekje)

 

Boccherini

Luigi Boccherini, ook wel Lucca genoemd, werd op 19 februari 1743 geboren in Lucca, Italië, en gedoopt op 22 februari in de parochie van San Salvatore in Mustolio (huidige kerk van barmhartigheid) en kreeg de namen Rodolfo, Luigi.

Vanaf  1751 zong de achtjarige Luigi als sopraan in het 2de koor, tijdens de jaarlijkse officiële feestdag van de Verering van het Heilige kruis in Lucca. Boccherini kreeg waarschijnlijk les van zijn vader, Leopoldo, die contrabassist en zanger was. Van 1751-1753 studeerde Luigi aan het aartsbisschoppelijk seminarie van San Martino, waar hij les kreeg van Abbé Domenico Francesco Vannucci,  ‘Maestro di Cappella’ van de Kathedraal van San Martino.

Luigi begon zijn muzikale loopbaan al op dertienjarige leeftijd. Tussen 1753-1756 heeft Luigi Boccherini vermoedelijk enige tijd in Rome gestudeerd. Of Boccherini daar leerling is geweest van de befaamde cellovirtuoos en componist Giovanni Battista Costanzi, muziekdirecteur van de Capella Giulia in de Sint-Pieterskerk, is niet zeker. Giacomo Pucchini, de oudere componist en organist aan de kathedraal in Lucca, noteerde in de lente van 1754 in zijn  dagboek, dat vader Leopold Boccherini naar Rome was afgereisd om “zijn zoon  te vergezellen die daar studeerde.” De zoon wordt niet bij name genoemd, zodat evenzeer de oudere broer Giovanni Gastone als Luigi in aanmerking komt. Luigi Boccherini zelf vermeldt later wel uitdrukkelijk zijn opleiding in Rome.

Costanzi

Sammartini

Waar en door wie Luigi Boccherini eventueel nog verder in het cellospel werd geschoold is niet bekend, maar in ieder geval was hij in 1756, op dertienjarige leeftijd, een volleerde solist, die vooral wist te bekoren door een onovertroffen toon en zangerigheid op zijn cello. Na zijn terugkeer in Lucca speelde hij cello in het plaatselijke theaterorkest. Op veertienjarige leeftijd maakte Luigi in Rome al indruk met zijn cellospel en composities.

Vanaf 1760 noteerde Boccherini zijn werken zorgvuldig in een werkcatalogus, die hij bijhield tot aan het einde van zijn leven. In 1765 kwam hij in contact met een van de toonaangevende componisten van de instrumentale muziek, de Milanese musicus Giovanni Battista Sammartini, met wie hij enige jaren samenwerkte.

Tussen 1757 en 1764 vertoefde Boccherini een paar keer aan het Weense hof. Met zijn jeugd, zijn openheid, zijn vriendelijke en aantrekkelijke persoonlijkheid, opende hij alle deuren van de Weense adel. Maar Luigi wilde liever als componist en cellist gerespecteerd worden in zijn woonplaats dan te verblijven in Wenen. Dus werkte hij enige tijd in Lucca en nam deel aan het eerste openbare strijkkwartet ooit in Milaan in 1765. Daar sloot hij vriendschap met de violist Filippo Manfredi. Het strijkkwartet bestond uit Luigi Boccherini, Giovanni Guiseppe Cambini, Pietro Nardini en Filippo Manfredo. Hij maakte uitgebreide tournees met de violist Filippo Manfredo in Oostenrijk en Frankrijk, het einddoel was Londen, en oogstte veel succes in Parijs in 1767/1768 waar hij zijn eerste kamermuziek publiceerde.

Nardini

Dit succes werd opgemerkt door de Spaanse ambassadeur die hem met grote beloftes naar Madrid haalde, die aanvankelijk aan het Spaanse hof niet werden waargemaakt. In 1768 gingen Boccherini en Manfredo  samen, tegen de oorspronkelijke planning in, niet naar Londen maar naar Madrid waar Bocherini veel in hofkringen werkte. Hij zou er zijn verdere leven blijven wonen.

Boccherini vond in Madrid een mecenas in de persoon van prins Don Luis Antonio Jaime de Borbon, de jongere broer van koning Karel III van Spanje. Boccherini trad in 1770 in dienst van Don Louis. In 1778 werd hij aangenomen in het privé orkest van Don Luis als componist en kenner van kamermuziek.

Nadat Don Luis in 1786 overleed, werd hij benaderd door Frederik Willem II, koning van Pruisen, die hem in 1786 tot hofcomponist benoemde, op basis van een vast jaarlijks inkomen, ondanks dat hij in Spanje bleef wonen.

De Borbon

Als tegenprestatie, verlangde Frederik Willem II van Pruisen, dat Boccherini exclusief voor hem periodiek een serie kamermuziekwerken zou componeren. Boccherini bleef de rest van zijn leven in Madrid, diende eerst Don Luis en kwam in 1786 in aanraking met gravin Maria Josefa Alfonsa Pimentel, hertogin van Benavente Ossuna.

Frederik Willem II

Maria Pimentel

Ramón de la Cruz

De gravin bezat een privé-orkest, waar de meest succesvolle werken van die tijd op de talrijke muzikale soirees werden uitgevoerd. Gravin Maria organiseerde in haar privé-woning uitvoeringen met werk van de bekendste componisten van die tijd. Zoals: Joseph Haydn, zijn broer Michael, Ignace Pleyl, Boccherini en vele anderen. De bezetting van het orkest liet toe hun symfonische werken uit te voeren. Speciaal voor zo’n soiree componeerde Boccherini, zijn enige opera, “La Clementina” (1786), een Zarzuela, op het libretto van de dichter Ramón de la Cruz (1734-1794).

Toen Frederik Willem van Pruisen in 1797 onverwachts overleed en ook de adellijke familie Benavente Osuna naar Wenen vertrok en later in Parijs resideerde, moest Boccherini op zoek naar nieuwe bronnen van inkomsten. Op Boccherini’s verzoek aan de opvolger van Frederik Willem II om hem gunsten te verlenen ging Frederik Willem III niet in.

De Fossa

In de jaren 1798-1800 kon hij nog wel rekenen op de steun van enkele beschermheren, waaronder Markies de Benavente, genaamd François de Fossa, een militair afkomstig uit Perpigan, en een uitstekend gitaarspeler. Voor de Fossa werkte Boccherini een zestal werken om tot een reeks van kwintetten voor gitaar.

Boccherini’s laatste patroon was Lucien Bonaparte (1775–1840), de Franse  ambassadeur in Madrid in de periode 1800–1801.

L. Bonaparte

In zijn paleis organiseerde hij concerten met Boccherini als een van de voornaamste gasten. Dankbaar voor de steun, droeg de componist aan Bonaparte twee reeksen van zes strijkkwintetten op.

Boccherini

Vanaf 1802 zou Boccherini nog genoten hebben van een jaargeld van Joseph Bonaparte, de oudere broer van Lucien en Napoleon. Boccherini schreef tenminste elf celloconcerten die alle voor eigen gebruik bestemd waren en die derhalve behoorlijk hoge technische eisen stellen aan de vertolker. Vooral de rijke versieringen van de solopartij, maar ook door vaak het hoogste register te gebruiken. De muziek is steeds heel gracieus en melodieus. Boccherini was haast een exacte tijdgenoot van Haydn en zijn muziek bezit een vrijwel identieke klassieke sierlijkheid en bekoring.

Door zijn reizen in de jaren 1757-1764 was Boccherini goed bekend met het religieuze en wereldlijke, vocale en instrumentale repertoire dat in West-Europa circuleerde. Onafhankelijk van Haydn ontwikkelde Bocherini het strijkkwartet en werd hij de schepper van het strijkkwintet. Mozart heeft veel van hem geleerd.

Zijn thema’s zijn eenvoudig en lieflijk, zijn melodieën zijn galant en vol vuur en zijn dynamiek is dikwijls origineel. In de Romantiek werd zijn werk niet gewaardeerd, later wel weer.

Haydn

Hij is het meest bekend door zijn “Humoresque” uit 1771, een menuet voor strijkers, vaak het menuet van Boccherini genoemd. Dat menuet bijvoorbeeld vertoont een sterke gelijkenis met Haydns even populaire Serenade. Duidelijk is wel dat Boccherini’s muziek een geringere dieptewerking en passie kent dan die van Haydn, maar het gaat wat te ver om hem geringschattend te omschrijven als ‘Haydns vrouw’, zoals de violist Giuseppe Pupo dat ooit deed. Boccherini’s muziek mag dan bij vlagen wat banaal en nietszeggend zijn, er  is nooit gebrek aan fraaie melodieën die makkelijk in het gehoor liggen en die soms zelfs verrassend origineel zijn. Boccherini’s omvangrijke oeuvre verdient beter dan onder het stof der vergetelheid te vergaan !

In de tijd dat Boccherini in dienst van de Infante Don Luis Antonio de Bourbon trad, trouwde hij met Clementina Pelicho, een Romeinse sopraanzangeres. Ze kregen drie dochters en twee zoons, Luis Marcos en Jose Mariano. Het enige dat verder bekend is van zijn eerste vrouw is dat ze overleed in 1785.

Boccherini trad in 1787 voor de tweede maal in het huwelijk met Maria del Pilar Joaquina Poretti, dochter van cellist Domingo Poretti, een vriend van Boccherini. Maria overleed in 1804.

Zijn laatste levensjaren waren vol tegenspoed. De Parijse muziekuitgever Pleyel maakte misbruik van Boccherini’s goedertierenheid, weigerde  manuscripten te retourneren en eiste veranderingen van zijn stijl om aan de veranderende publieke smaak tegemoet te komen. Zijn zwakke gezondheid deden hem zijn cellospel opgeven

Basilica

San Franceso

In 1802 overleden twee dochters, Mariana en Isabel, vermoedelijk als slachtoffer van een epidemie en in 1804 zijn tweede echtgenote en zijn derde dochter Maria Teresa. Er bleven hem twee zonen, de priester Luis Marcos en de archivaris Josef Mariano. Genoeg narigheid om zijn geestelijke verval te bespoedigen. Hij stierf verarmd, hoewel ironie van het lot, zijn muziek kort na zijn dood furore maakte.

Boccherini overleed op 28 mei 1805 aan een longaandoening. Hij werd begraven in de kerk San Justo in Madrid. In 1927 werden zijn stoffelijke resten naar zijn geboortestad Lucca overgebracht en bijgezet in de Basilica San Francesco.

In 1995 werden zijn stoffelijke resten opgegraven en onderzocht. Boccherini moet ongeveer 1,65 m lang geweest zijn en rank van gestalte.

Het gezin van Leopoldo Boccherini

Vader Leopoldo Boccherini (1712) was als vaste contrabasspeler verbonden aan de Capella Palatina en bij kerkelijke feesten werd hij ingeschakeld als ‘contrabassista supranimerario’. Hij was ook zanger en beheerste tevens het cellospel. Leopoldo trouwde met Maria Santa Prosperie die uit een gegoede familie kwam. Leopoldo overleed in 1766. Uit dit huwelijk werden zes kinderen geboren.

Luigi was niet het enige artistieke talent van de familie. Vier van deze zes kinderen maakte carrière als uitvoerend kunstenaar of schrijver. Zijn oudere broer, Giovanni Gastone, (1742) debuteerde in1756 als balletdanser, maar hij legde zich naderhand vooral toe op het schrijven van libretti voor opera’s en oratoria. Uit de jaren 1770-1772 dateren libretti voor vijf opera’s van Antonio Salieri. Hij was tevens de auteur van de tekst van een oratorium van Joseph Haydn, “Il ritorno di Tobia” uit 1775.

Boccherini´s oudere zuster Maria Ester (1740) werd een van de succesvolste solodanseressen aan het Burgtheater in Wenen, waar zij onder meer optrad in balletten van Christoph Willibald von Gluck. Ook twee jongere zusters van Luigi, mogen niet onvermeld blijven. Anna Mathilda, (1744) was balletdanseres in Wenen, en Riccarda (1747) ontpopte zich als operazangeres.

Bronnen:

Muziek zonder woorden Kluwer

Ignac Bossuyt, Luigi Boccherini

Spectrum Componisten van A tot Z

Componistennet

Boccherini Fotogalerij

 

Boccherini

Boccherini

Boccherini

Boccherini

Marktplein Lucca

Standbeeld in Lucca

 

Kijk en luister naar Boccherini

 

Minuet

 

Fandango

 

Cello Concerto G. 478

 

Cello Concerto G. 482

 

La música nocturna de Madrid

 

Quintet No. 4 I Pastorale

 

Cello Sonata No. 4

 

La casa di diavolo

Meer weten over Boccherini:

www.classical-composers.org

www.naxos.com  klik boven in de balk composers aan!

Terug naar Componisten


We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten