De Nederlandsche Vereeniging tot bescherming van dieren heeft, nu de vacanties zijn begonnen en velen naar buiten trekken, het volgende A. B. C. verspreid:
A is de Aanvang van ’t zomerseizoen,
B zijn de Bosschen en ’t teere plantsoen;
C de Commissies voor reizen en trekken,
D zijn de Dieren, die zorg in ons wekken;
E is de Eerbied voor alles wat leeft.
F is de Frischheid, die het buitenzijn geeft;
G is de Glans van den zonnige tijd,
H is de Hulp, voor wat zwak is of lijdt;
I is het Inzicht, verdiept door natuur,
J zijn de Jong’ren, voor het trekken vol vuur;
K zijn de Knapen, vol jeugdigen kracht,
L is de Leiding, in mildheid volbracht;
M zijn de Meisjes, die zacht zijn voor ’t dier,
N is Natuur, vaak geschaad door ’t vertier;
O is de Orde, aan vrijheid gepaard,
P zijn de Planten, bescherming steeds waard;
Q is de Quibus, voor ’t schoon doof en blind,
R is de Rust, die men wand’lend hervindt;
S is de Schade, door domheid geleden,
T is de Toekomst met wijzere zeden;
U is het Uur van terugkeer naar stad,
V is de Vrede, na ’t geestelijk bad;
W is de Weldaad, althans één dier betoond,
X d’ Onbekende, dat ’s elk in wien woont;
IJ dat ’s de IJver in ’t brengen van blijheid,
Z dan de Zelfzucht, de kroon op de vrijheid.
Van ieder, in stad en in land
Die zwerft en het God’lijke ziet
In al ’t levende en ’t met eerbied geniet
En ’t ruwe uit zijn leven verbant.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.