
Er vertoonden zich kloven aan het oppervlak
grauwe groeven ongekend
droog en dor ineen komend
om uit te monden in een gapende kloof
vol met niet vervagende herinneringen
De geest is verbijsterd
tijd sticht verwarring
een koude bries doet mij rillen
de adem stokt
verstijft wacht ik het af
De spiegel geeft geen bedrog
en wanneer ik mij aanstaar
voel ik hem achter mij
ervaar de zwart omrande nagel
snijdend in mijn wang
Hier vraagt geen kalender om uitleg
hier past geen rouw
te aanvaarden is wat rest
angst is mij te gaan
en in de ogen welt een traan