Waar, vlam-rood, rozen in de rooie zalen
Bloeien in kronen en ’t goud rommedomt,
In spiegel-wanden duizendvoud weerómt,
Komen we, nachtvolk, op het licht aandwalen.
Dan in geroes van vele talen,
In spraak-gewar dat Babylonisch gromt,
We hurken om tafels, naar elkaar gekromd,
Als om een vuur, doende ónze buit-verhalen.
Daar zitten we onder zuilen als in dag,
Stoer lijf bij lijf, elkaar, wijl de uren vliegen,
Vertrouwelijk van ’t leven te beliegen.
De vrouw-gerokte kelners brengen ons drinken.
Hóór, door de rooie rook joelt onze lach …
De zaal ’n burcht is … de klare glazen klinken.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.