
Is het niet zo
dat ik,
die
de stilte was,
mijzelf verloochende met
trommelende woordenstromen,
beukend op
de huiden van doven die
nooit zullen horen?
Zal de poëzie dan
een oude sok zijn,
zwetend in oud zweet,
alleen bestemd voor
murmelende dichters
en
jonge meiden die
betast willen worden
door
sonore duistere stemmen,
die
machtig,
dreunend
hun verzen donderen?
Laat mij,
laat mij
de woorden vergeten.
de oude woorden,
versleten,
afgereden
door eeuwenlang
gebruik en misbruik.
Ben ik de dwaas?
de dwaas
die
een nieuwe wereld wil scheppen?
Ja ik ben de dwaas
en laat
geen woord
in de stilte vallen
om
volledig leeg
te zijn.