
’t was op een Sint Pietersnacht,
woest orkaan en dolle zee
alle duivlen spookten mee.
Bam! Een noodsein krachtig knalt
scheen er niets te redden valt.
Kraak! Een ijslijk krakgedruis
zonk het schip met man en muis.
’t was een spanjaard vol en log,
De Fortuna ’t heugt me nog
meer dan 40 man aan boord,
goud en schatten ongehoord.
Maar zo scheen: ’t vreemd gespuis
vloekte braste kerk en kluis.
Godes gramschap sprak de straf,
satan trok ze in’t pekelgraf,
satan brak hun schip in twee
satan trok ze in ’t afgrond mee.
Wonderwreed is helle macht
jaarlijks nog te middernacht
moet het schip in vol’orkaan
rijzen, worstelen en vergaan.