Ik volg de straat waarlangs de huizen slapen.
Het raadhuis staat apart. Daar hangt het wapen
Dat de gemeente in oude dagen had,
(’t Visschersgehucht was eenmaal Hansa-stad);
Een koggeschip op blauwe golvenfranje,
Verguldsel opgelegd om de kampanje.
Het wordt tien uur, de trage tijd ontwaakt
En knarst tien slagen, ’t klokkenhuisje kraakt
In zijn gebinten, het is verfloos kaal,
De cijferplaat verweerd en zonder wijzer.
Achter smal grintveld ligt het schoollokaal.
De grijze schedel van den onderwijzer
– Op ’t raam, half grijsgeschilderd, gehalveerd –
Knikt naar zijn stokgestamp; de klas psalmeert
Van frissche waterstroomen, zaalge oogsten
’t Veelverzig loflied tot den Allerhoogste.
Het armhuis ligt terzijde en achteraf.
Met mos begroeid als een vergeten graf
Zijn de gedeukte daken en de muren.
De eenge die daar zijn dagen uit moet duren
– Een bultenaar, een burgemeesterszoon –
Draagt steeds een groene pandjas: schaamle hoon
Aan hen die hem eens achtten, maar zijn lot
Sinds overlieten aan de’ almachtigen God.
Slechts een wrak hek staat tusschen de’ armhuistuin
En ’t smalle kerkhof, hellend tegen ’t duin.
’t Is slechts een schrede tusschen slaap en waken.
Als wegwijzers staan witte walvischkaken,
Waaraan het vet zich schuurt de zeere zijden
Op weg van stal naar schrale duingrasweiden.
’t Verleden zelf is in verlaten kerke
Te rust gegaan onder de blauwe zerken.
De gevel draagt in roestige ijzren cijfers
Niets dan het jaartal 1607.
Alleen op den gebarsten zonnewijzer
Staat nog, half uitgewischt, een naam geschreven.
Wie het geweest is komt er niet op aan:
Bestaan is niets, er heerscht alleen vergaan.
Deze oude zomer zoo vol ondervinding
In ’t bloeien leidt alleen tot verdre ontbinding.
Maar in zijn nachten ruischt de zee een lied,
Een mild vermanen om het leven niet
Op zich te nemen als een zwaren last,
De liefde in plichten, in een diepe kast
’t Zuurverdiend geld te bergen, niet te jammren
Wanneer vischvangst mislukt, hooioogst bederft,
Het schip vergaat, het vee in stuipen sterft;
Argloos te leven als zeehonden, lammren
Die op de strandwei soms elkaar ontmoeten,
Elkaar besnufflen met arglooze snoeten.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.