
Stapvoets, hier ligt ze,
sneeuwbedekt,
fluisterend, dit hoort ze,
bloembladplek.
Waterval haar
afgegaan,
jong en stralend,
toch vergaan.
Lelietje-van-dalen, huid van sneeuw,
meisje nog, kind,
alles in dop,
teerbemind.
Kist en steen
zij onderaan,
ik sta alleen
zij is gegaan.
Vredig maar doof
voor gedicht of lied,
al wat ik had
verdwijnt in ’t niet.