Ik loop een beetje rond de deur te hangen
De dagen moe en weken meer dan zat
De laatste maanden kropen zwaar en mat
Naar ’t einde, begeleid door zwanenzangen
Het onheil dat mij in het leven vrat
Doet vreugde van de geest geducht verwrangen
Ik koester ook geheel niet het verlangen
Te waken tot dit jaar het heeft gehad
Hoewel, als ik de witte tuin in kijk
De bomen schitterend in ijskristallen
Dan voel ik me toch allemachtig rijk
En denk, kom op, nu niet de boel verknallen
Al had tweeduizend acht gemene klauwen
Van ’t komend jaar wil ik op voorhand houwen
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.