 
                 
                 
                    
Het uitgebeten kruis laag afgezakt
 De sleetse dunne kont glimt als een spiegel
 De rits doet het alleen met veel gepriegel
 Geen lusje op de band is nog in takt
 De achterzak zo lek als een vergiet
 En onder in de omslag zitten gaten 
 Twee bulten waar voorheen de vouwen zaten
 Het dragen waard? dat is maar hoe je ’t ziet
 Mijn vrouw verstopt hem altijd weer voor mij
 Diep onder in de zak met voddenkleren
 Ik zoek me dan een poosje de kolere
 Bij ’t vinden ben ik als een kind zo blij
 Mijn ouwe broek, al is -ie nog zo wrak
 Ik heb hem lief, want hij zit nooit te strak
 
                     
                