 
                 
                 
                    
Eenzaam strekt
 de nacht zich uit
 de lakens wit
 het bed ijskoud
 geen warme hand
 geen kloppend hart
 geen blik
 geen woord
 geen liefdevol gebaar
 het bed blijft koud
 en eenzaam lang
 de nacht.
 De sluimer van
 de zoete slaap
 komt heel zacht naderbij
 dan ziet zij hem
 die zij verloor
 hij komt alleen
 voor haar
 zijn warmte schenkt
 het kleumend hart
 een zee vol hoop
 op leven.
 De dag valt
 hard en koud
 op een verlaten hart
 maar met de tijd
 vergeelt het beeld
 van de herinnering
 doch plots
 is ’t daar
 heel onverwacht
 zo helder als
 de spiegel die
 haar weemoed ziet.
 
                     
                