De jaren 50



 

6. Ruimtevaart, Techniek en Wetenschap

Geschreven door Ilse Steel

(klik op de plaatjes om ze te vergroten)

Ruimtevaart

Heel de wereld las meer dan vijftig jaar geleden vol verbazing de kranten. De Russen waren er, eerder dan de Amerikanen, in geslaagd om een raket succesvol in de ruimte te sturen. Op een congres in Wenen (november 1953) onthulde de Russische hoogleraar Nesmejanov voor het eerst Russische ruimtevaartplannen. Maandag 26 augustus. De Sovjet-Unie heeft een geslaagde lanceerpoging ondernomen met een uit verscheidene trappen samengestelde intercontinentale raket. Hij is zeer accuraat, de eventuele afwijking bedraagt tien tot twintig kilometer.

Op 4 oktober 1957 lanceerde de Sovjet-Unie de Spoetnik 1 en bracht deze in een baan om de aarde. Dit was de start van het ruimtetijdperk.

De eerste kunstmaan, Spoetnik 1, werd gelanceerd op 4 oktober 1957. Aan boord van een omgebouwde intercontinentale R-7 raket – bedoeld om kernwapens te vervoeren – vertrok de 80 kilo wegende bol van aluminium naar de ruimte. Radio-ontvangers over de hele wereld pikten de piepjes van Spoetniks radiobaken op en met scherpe ogen was de tweede trap van Spoetnik raket zichtbaar. Na de Spoetnik 1 volgden de Russische ruimtesuccessen elkaar in hoog tempo op.

Spoetnik 1

Laika

Gagarin

Een maand later werd het arme hondje Laika in de Spoetnik 2 in een baan rond de aarde gebracht. Laika was een Siberisch hondje dat oorspronkelijk de naam “Kudryavka” had maar later de naam “Laika” kreeg, twee jaar oud was en een gewicht had van ongeveer 6 kilogram. Laika overleefde de reis in de ruimte niet, maar de Russen hadden wel bewezen dat ze ook iets levends de ruimte in konden schieten.

De missie van de Spoetnik 2 duurde iets meer dan 5 maanden en op 14 april 1958 viel de kunstmaan uit elkaar. De grondregels van de ruimterace waren duidelijk, het ging voortaan alleen nog om prestaties waarbij levende wezens betrokken waren. De volgende stap was een logische: de eerste mens in de ruimte. Ook dit was een Rus: Joeri Gagarin. De Russen gingen onverstoorbaar verder en boekten veel successen.

Op 2 januari 1959 werd de Loena-1 als eerste raket naar de maan gezonden. Deze eerste vlucht naar de maan miste de maan echter op 5955 kilometer. Niet lang daarna werd de Loena-2 dezelfde kant op gestuurd, maar deze sloeg neer op het maanoppervlak. Begin oktober 1959 kwamen de eerste foto’s van de maan, van Loena-3. Hierbij waren ook foto’s van de achterkant van de maan die tot die tijd volkomen onbekend waren geweest.

Voor- en achterzijde van de maan

Explorer 1

Maar ondertussen zat Amerika niet stil, ook dit land hield zich volop bezig met de ruimtevaart. In 1953 was uit de V-2 een nieuwe krachtige raket ontwikkeld, de Redstone. Een tweede model, Redstone-II, legde in 1957 een afstand van 2.400 km af. Later kreeg deze raket de naam Jupiter. Op 31 januari 1958 lanceerden de Amerikanen de eerste kunstmaan, Explorer 1, de ruimte in.

Er was tot die tijd grote concurrentie geweest om de ruimtevaart tussen landmacht, luchtmacht en marine, maar de Amerikanen kwamen er nu achter dat dit eigenlijk belachelijk was. Daarom gaf president Eisenhower de opdracht om de National Aeronautics and Space Administration (NASA) op te richten. Dit gebeurde op 29 maart 1958. De NASA, een instelling die de verantwoordelijkheid kreeg voor alle civiele ruimtevaartontwikkelingsprogramma’s, had als eerste doel om een man in de ruimte brengen.

Dit project ging op 5 oktober 1958 van start als het ‘Mercury project’. Het Mercury project is het eerste programma van de Verenigde Staten voor bemande ruimtevaart en had als doel de eerste Amerikaanse ruimtevaarders in een baan om de aarde te brengen, het bestuderen van functioneren en gedrag van de mens in die omgeving, en na afloop capsules en astronaut veilig op aarde te laten terugkeren. In het kader van het Mercury ruimtevaartprogramma zijn een aantal bemande en onbemande ruimtevaartuigen gelanceerd.

Shepard

Grissom

Glenn

Carpenter

Schirra

Cooper

Slayton

De onbemande lanceringen betroffen testvluchten met in enkele gevallen chimpansees aan boord. Om dit doel te bereiken, werden zeven astronauten opgeleid, wiens namen op 1 april 1959 werden bekendgemaakt: Alan Shepard, Virgil Grissom, John Glenn, Scott Carpenter, Walter Schirra, Gordon Cooper en Donald Slayton. Alan Shepard was de eerste die de ruimte in zou gaan. Daarnaast vonden 20 onbemande lanceringen plaats, die niet allemaal slaagden.

De man achter het ruimtevaartprogramma van de Verenigde Staten was Wernher von Braun. Hij was een van degenen die in de Verenigde Staten terechtkwamen na het beëindigen van de Tweede Wereldoorlog. Hij was een charismatische man die – ondanks zijn Duitse accent – door de Amerikanen werd vertrouwd en geloofd. Door zijn deelname aan het raketprogramma van Nazi-Duitsland werd hij een controversieel figuur.

Werhner von Braun werd Amerikaans staatsburger in 1955 en werkte hierna bovendien voor de Disney Studio’s, als Technisch Directeur voor drie tv-films over ruimtevaart. Hij wilde hiermee publieke belangstelling wekken.

Von Braun

Later werd hij directeur van de Development Operations Division van The Army Ballistic Missile Agency (ABMA). Von Brauns team ontwikkelde toen de Jupiter-C, een aangepaste Redstone raket. Von Braun werd echter vanuit Washington (het Pentagon en de Senaat) behoorlijk tegengewerkt, deels vanwege zijn nazi verleden en deels omdat hij zich meer bezighield met ruimtevaart dan met het ontwikkelen van raketten voor de landsverdediging.

Hij kreeg echter zijn gelijk toen de Russen een onbemande satelliet (Spoetnik) lanceerden en daarna een satelliet met een levend wezen (het hondje Laika) in een baan om de aarde brachten.

Von Braun bij

motoren

van

Saturnus 5

Deze klap kwam behoorlijk hard aan bij de Amerikanen, zodat het Ruimtevaartprogramma nu de hoogste prioriteit kreeg. Maar voordat Von Braun zijn raket mocht inzetten – hij had de Jupiter-C reeds geassembleerd, maar verborgen gehouden voor zijn opdrachtgevers – kreeg eerst de US Navy de opdracht een raket met satelliet in een baan om de aarde te brengen. Dat liep op een volledige mislukking uit, de raket ontplofte tijdens de lancering.

Werhner von Braun kreeg toen zijn grote kans en zijn team lanceerde op 31 januari 1958 met succes de Explorer 1, de eerste in het westen gelanceerde satelliet. Deze gebeurtenis stond aan de wieg van het Amerikaanse ruimtevaartprogramma. Hierdoor werd hij twee jaar later in juli 1960 de eerste directeur en (mede) de geestelijk vader van de Saturnus V draagraketten van het Apollo programma in het Marshall Space Flight Center (NASA) in Huntsville, Alabama. Hij bleef als directeur aan tot februari 1970.

Project Orion

Dyson

De grandioze visies die wetenschappers in de jaren vijftig ontwikkelden over de ruimtevaart. Gerenommeerd natuurkundige Freeman Dyson vertelt over nucleair aangedreven raketten, zo groot als slagschepen, en ruimteschepen met het vermogen op kometen te landen.

Het principe van nucleaire voortstuwing. Met tussenpozen wordt een nucleair explosief uitgestoten en achter de bufferplaat tot ontploffing gebracht. Het idee was afkomstig van de wiskundige Stanislaw Ulam, kort na het beëindigen van de Tweede Wereldoorlog (1947). Ulam was een atoombomdeskundige.

Ulam

Het doel van Project Orion was goedkoop en effectief interplanetair reizen mogelijk maken. Om het project Orion van de grond te krijgen werd een team van wetenschappers gevormd, waar ook Freeman Dyson deel van uitmaakte. Het onderzoek vond plaats bij General Atomic, destijds een divisie van General Dynamics.

Orion ruimteschip

Er zijn Orion-schepen ontworpen van enkele honderden tot enkele miljoenen tonnen massa. Bij vertrek zouden tot duizend atoombommen aan boord zijn. Het Orion-ontwerp zou vluchten met een groot ruimteschip direct vanaf het aardoppervlak naar Mars mogelijk hebben gemaakt. Ook is het Orion-principe genoemd als mogelijkheid om hemellichamen die op een botsingskoers met de aarde liggen naar een veiliger baan te duwen. Project Orion was een poging om een op kernenergie gebaseerde aandrijving voor ruimtevaartuigen te ontwikkelen. De werking was gebaseerd op het tot ontploffing brengen van kleine kernbommen die door het ruimteschip zelf zouden worden meegevoerd.

Het Orion-project is mede door het verbod op atoomproeven in de atmosfeer (1963) tot stilstand gekomen.

Ook op andere gebieden werd vooruitgang geboekt, men was druk bezig met wetenschappelijk onderzoek op vele fronten. De gedrevenheid en vasthoudendheid van de wetenschappers werd uiteindelijk beloond, en nieuwe projecten volgden elkaar snel op.  Hieronder volgt een selectie.

Arra I

In 1952 wordt de Arra I, de eerste in Nederland gebouwde computer, officieel in bedrijf gesteld. ARRA I was de allereerste in Nederland gebouwde computer. De afkorting ARRA staat voor Automatische Relais Rekenmachine Amsterdam. Computerpioniers Carel Scholten en Bram Loopstra waren betrokken bij het ontwerp. De machine werd op 21 juni 1952 op het Mathematisch Centrum (het latere Centrum voor Wiskunde en Informatica) in Amsterdam in gebruik genomen. De ARRA I was geen succes: bij de opening moest het apparaat een tabel met willekeurige getallen genereren, wat lukte, maar daarna gaf de computer de geest. De beroemde computerpionier Edsger Dijkstra was één van de allereerste programmeurs die met de ARRA I werkte.

De ARRA II, de opvolger van de ARRA I, was in feite een volledig nieuwe machine. Deze heeft wel met groot succes gedraaid en deed onder andere zogenaamde ‘flutter’ berekeningen voor Fokker, berekeningen voor het ontwerp van vliegtuigvleugels.

In 1953 ontvangt de Nederlander Fritz Zernike de Nobelprijs voor natuurkunde vanwege zijn uitvinding van de fasecontrastmicroscoop waarmee  levend weefsel bestudeerd kan worden bestudeerd. Frits Zernike  werd in 1888 geboren in Amsterdam. Hier studeerde hij scheikunde en in 1913 werd hij assistent in Groningen bij de astronoom J.C. Kapteyn. In 1915 werd hij hier lector in de wiskundige natuurkunde en in 1920 hoogleraar in de theoretische natuurkunde. In de jaren dertig kreeg Zernike belangstelling voor de fysische optica die heeft geleid tot zijn ontdekking van de fasecontrastmethode en zijn uitvinding van de fasecontrastmicroscoop.

Zernike

Met Amerikaanse opticaspecialisten en de firma Zeiss ontwikkelde Zernike een microscoop met een kleurfasecontrast. Hiermee worden de structuren van een preparaat contrastrijker, dus beter zichtbaar. Voor zijn wetenschappelijk werk op verschillende gebieden van de natuurkunde heeft Zernike naast de Nobelprijs in 1953, talrijke wetenschappelijke onderscheidingen, erelidmaatschappen en eredoctoraten verworven in binnen- en buitenland.

1953. In het blad ‘Nature’ maken Francis Crick en James D. Watson hun onderzoek naar de structuur van het DNA bekend.

1954. Eerste Ford Thunderbird (T-bird) wordt aan het publiek gepresenteerd en is onmiddellijk een doorslaand succes. Een  gepolijste, razendsnelle bolide met handmatige versnelling en automatisch open- en dichtgaande ramen. De auto is voor ruim drie mille verkrijgbaar als cabriolet of met uitschuifbaar dak. De Thunderbird is vernoemd naar de vogel die volgens een Indiaanse legende verantwoordelijk was voor wind en donder.

Thunderbird

Citroën DS

In oktober 1955 wordt de eerste ‘La Déesse’ (Citroën DS) geïntroduceerd. Een revolutionaire auto die op bijna alle fronten afwijkt van wat men gewend is een auto te noemen. Een gestroomlijnd uiterlijk, hydropneumatische vering en een halfautomatische versnellingsbak. Eén week na de introductie zijn er al tachtigduizend besteld. Deze auto werd ook wel de snoek of spottend het strijkijzer genoemd

Proefvaart Nautilus

Op 20 januari 1955 maakte de eerste Amerikaanse atoomonderzeeboot de Nautilus, hoewel nog niet helemaal afgebouwd, een geslaagde proefvaart.

De Nautilius kon onder water een snelheid bereiken van 23 mijl per uur en tot 240 meter diepte duiken. Een hoogtepunt was de 1830 kilometer lange vaart onder de ijskap van de Beringzee naar de Groenlandse zee in de periode 22 juli tot 5 augustus 1958.

Nautilus in droogdok

1955. Op 24 november maakte het prototype van het nieuwe verkeersvliegtuig de F-27, de Fokker Friendship, boven Schiphol een geslaagde eerste proefvlucht. Er waren voor het ontwerp van dit tweemotorig toestel zesduizend tekeningen nodig, waaraan door tweehonderd wetenschappelijke werkers een half miljoen uren werd gewerkt. Hun werk werd door driehonderd arbeiders verwezenlijkt. Het toestel werd ontworpen door ir. H.C. van Meerten, onderdirecteur van de Fokkerfabrieken. In 1957 werd begonnen met de serieproductie en dat werd, zoals later zou blijken, een groot succes.

RAMAC

IBM introduceerde in 1956 de eerste harde schijf voor data-opslag: de RAMAC. Deze computer was twee koelkasten groot en kon een ongelooflijk aantal van 5 miljoen karakters bevatten (zo’n 5 Megabyte aan data). Deze data werd opgeslagen op vijftig magnetische schijven met een diameter van 24 inch (60 centimeter). De twee koppen, één om data te lezen en één om te schrijven, hadden een aparte luchtcompressor ter bescherming. Daarmee was het apparaat niet alleen groot, maar ook lawaaierig. Bovendien zorgde de rotatie van de schijven voor flinke vibraties, zeker wanneer het tijd was voor het kalibreren. Kalibreren is het instellen en aanpassen van een systeem of instrument zodat het voldoet aan de specificaties of aan de gestelde eisen ten aanzien van nauwkeurigheid en betrouwbaarheid.

Velsertunnel

Op 28 september 1957 opende koningin Juliana de Velsertunnel onder het Noordzeekanaal. Een dubbele tunnel, een voor het gemotoriseerde snelverkeer, plus een treintunnel. Dit betekende dat men voortaan snel vanuit het zuiden van het land de kop van Noord-Holland kon bereiken. De bouw van de tunnel begon in april 1952. Na in ingebruikname van de tunnel werd de Velserspoorbrug afgebroken.

1958. Europoort, poort naar de toekomst. Het Europoortplan, in de kop van het eiland Rozenburg, omvatte de aanleg van een indrukwekkend havencomplex langs de Nieuwe Waterweg, dat toegankelijk zou zijn voor de allergrootste zeeschepen.

Europoort haven

Het plan voorzag bovendien in de bouw van olieraffinaderijen en opslagplaatsen voor stukgoederen. Op 13 september 1958 gaf koningin Juliana door een druk op de knop het sein dat de werkzaamheden aan het Europroject konden beginnen. 

Hillary

Fuchs

Zuidpool

Zuidpool

De Zuidpool, de ontoegankelijkste plek van de wereld. De meest spectaculaire gebeurtenis tijdens de wetenschappelijke onderzoekingen in het kader van het geofysisch jaar 1957-1958 was wel de wedloop over land naar de Zuidpool. De strijd werd gewonnen door Sir Edmund Hillary, de bedwinger van de Mount Everest. Op 3 januari kwam Hillary op de Zuidpool aan, zeventien dagen eerder dan zijn Britse rivaal Vivian Fuchs.

1958. Een gevleugelde raket. Half vliegtuig, half geleid projectiel was het experimenteel vervoermiddel dat door de North American Avition werd ontwikkeld. Het zou de mens gelegenheid geven zich door de ruimte te bewegen. De X-15 was uitgerust met een raketmotor en zou een hoogte van 150 tot 200 kilometer en een snelheid van rond de 6.500 kilometer per uur kunnen bereiken. Het vliegtuig was bekleed met een hittebestendige huid. De piloot bevond zich in een speciale drukcabine die was uitgevoerd als een capsule die zich in geval van nood los kon maken van de machine. De vlieger droeg een pak dat kon worden opgeblazen met zuurstofrijke lucht voor het geval de druk in de capsule zou wegvallen.

X-15

In Eindhoven rolt de eerste DAF personenauto van de lopende band. In 1959 werd de droom van de broers Van Doorne werkelijkheid: een DAFpersonenauto. Nadat Hub van Doorne de Variomatic uitvond (bijnaam: het Pientere Pookje), besloot men in 1953 ook personenwagens te gaan bouwen, om de Variomatic daadwerkelijk te kunnen gebruiken. Volgens de Van Doornes moest het een klein autootje worden. Ingenieur Van Brugghen kreeg de technische leiding van het project.

In februari 1958 toonde DAF de wereld een volwaardige, fraaie 4 à 5 personen auto met automatische transmissie, de beroemde Variomatic, en met een zelf ontwikkelde 2-cilinder 4-taktmotor. In 1975 eindigt de officiële personenauto productie van DAF.

1959. Paleis te water. Het pronkjuweel van de Nederlandse passagiersvloot, het vlaggenschip Rotterdam van de Holland-Amerika lijn maakte begin augustus een geslaagde technische proefvaart. Dit en recordtijd gereedgekomen staaltje van Nederlandse scheepsbouwkunst, dat ruim 38.000 bruto registerton mat en circa 130 miljoen gulden kostte, bood plaats aan 1461 passagiers en 776 bemanningsleden. Er waren 12 dekken, die door 18 liften met elkaar verbonden waren.

Kilby

Integrated Circuit

1959. In februari vraagt Texas Instruments patent aan op een geminiaturiseerd elektronisch circuit ofwel een IC, Integrated Circuit. Jack Kilby was  de uitvinder van het geïntegreerde circuit. Kilby deed zijn uitvinding in de zomer van 1958 bij Texas Instruments. Het merendeel van het personeel was toen op vakantie.

Het IC werd in september dat jaar gedemonstreerd en in de lente van 1959 publiekelijk onthuld. Deze doorbraak vormt de basis voor de complete huidige computer- en communicatieindustrie.

Daarmee was Kilby dus één van de grote uitvinders van de vorige eeuw. In 2000 ontving Kilby de Nobelprijs voor natuurkunde.

Medisch

Op medisch gebied zat men ook niet stil. Er werd veel onderzoek gedaan in de jaren vijftig. Een paar voorbeelden: polio (kinderverlamming), TBC, hart en longziekte hadden hoge prioriteit en er werd hard gewerkt om de landelijke medische diensten (GGD) uit te breiden en te verbeteren.

Als een van de grootste figuren van de twintigste eeuw zal ongetwijfeld de naam van dr. Albert Schweitzer genoemd worden. Albert Schweitzer was een Duits arts, lutherse theoloog, filosoof, musicus en medisch zendeling. Het grootste deel van zijn leven heeft hij in dienst gesteld van de lijdende mensheid. Hij was een onvermoeibaar vechter voor gelijke rechten van alle mensen. Hij is, behalve door zijn medisch werk in Afrika, vooral bekend geworden door zijn filosofie over cultuur en ethiek, en als musicus door zijn studies en interpretatie op orgel en piano van de muziek van Johann Sebastian Bach. Op 4 november 1954 houdt hij naar aanleiding van de uitreiking van de Nobelprijs in Oslo zijn redevoering over ” het probleem van de vrede in de tegenwoordige wereld”.

Schweitzer

Hij wordt erelid van de Amerikaanse ‘Academy of Art and Sciences’. De laatste twee decennia van zijn leven sprak hij zijn bezorgdheid uit over de wapenwedloop in de wereld en het gevaar van een atoomoorlog. Albert Schweitzer sterft op 4 september 1965 op negentigjarige leeftijd. Hij wordt begraven op het kerkhof van Lambarene naast zijn overleden vrouw. In Deventer bij de Brink is in 1974 een bronzen standbeeld van Albert Schweitzer onthuld van Pieter de Monchy.

Salk

In 1955 lukte het dr. Jonas Salk, hoogleraar in de biologie te Pittsburgh, een doeltreffend afweermiddel te vinden tegen kinderverlamming. Het vaccin, gewonnen uit de nieren van apen, heeft sedertdien zijn preventieve waarde overduidelijk bewezen. Halfweg de 20ste eeuw was polio één van de meest gevreesde ziektes, waarvoor er tot in 1953 geen afdoend vaccin bestond. Dit was een van de eerste succesvolle pogingen om tegen een virus en specifiek tegen het poliomyelitisvirus, te vaccineren. Dit vaccin geeft de ontvanger immuniteit tegen polio en is er de oorzaak van dat deze ziekte die eens zo werd gevreesd, bijna niet meer voorkomt.

IJzeren long

De ‘ijzeren long’ speelde vooral bij de behandeling van poliopatiënten in de jaren 1955 tot 1958 een belangrijke rol. De patiënt ligt helemaal in de ijzeren long, alleen het hoofd steekt eruit. Het apparaat neemt de functie van de ademhalingsspieren over door afwisselend negatieve en positieve druk op de thorax uit te oefenen, waardoor de patiënt in- of uitademt. Het beademingscentrum in Groningen, in de eerste jaren ook ‘ademcentrum’ genoemd, werd in augustus 1955 opgericht.

De samenwerking tussen neuroloog, longarts en anesthesist om een vrijwel geheel verlamde patiënt met ademhalingsmoeilijkheden in leven te houden, gaf de eerste aanzet. De in dezelfde tijd dreigende poliomyelitis-epidemie die al elders in Europa had toegeslagen, leidde tot de oprichting van een gespecialiseerd centrum voor ademhalingsmoeilijkheden. Poliopatiënten zouden uiteindelijk maar een klein deel van de patiëntenpopulatie van het Beademingscentrum vormen. Alleen in 1971 kwamen er nog enkele poliopatiënten uit Staphorst naar het Beademingscentrum in Groningen.

De eerste succesvolle toepassing van een hart-longmachine was op 6 mei 1953 door de Amerikaanse arts John Gibbon.

John en Mary

Gibbon

In 1959 begon de Nederlandse hartchirurg I. Boerema met open-hartoperaties in een tank onder verhoogde druk. Hoe hoger de druk, redeneerde hij, hoe meer zuurstof de bloedplaatjes opnemen. Zo kon het hart twaalf minuten worden stilgezet. Die tijd is tot uren opgerekt sinds de uitvinding van de hart-longmachine. In 1959 was hartchirurg I. Boerema  de  eerste die het kunsthart in gebruik nam (hart-longmachine).

De hart-longmachine bestaat uit twee verschillende onderdelen, waarvan we als belangrijkste onderscheiden de pomp die als kunsthart fungeert, zodat de bloedcirculatie in het lichaam in stand wordt gehouden in de periode dat het eigenlijke hart van de patiënt ten behoeve van een chirurgische correctie wordt stilgelegd en de oxygenator die het bloed buiten het lichaam van zuurstof voorziet. Bij dat laatste onderdeel stroomt het bloed langs (kunststof) membranen waarover aan de andere zijde zuurstof wordt gevoerd. Via het membraan vindt dan de uitwisseling van zuurstof en koolzuur plaats. Deze methode benadert het principe van de echte levende long het meest. Waarbij men dient te bedenken dat de totale membraanoppervlakte van de menselijke long zo groot is als een tennisveld, zodat de membraanlongen nooit dezelfde uitwisselingscapaciteit zal hebben. Omdat de patiënt in rust is, dus een geringere hoeveelheid zuurstof gebruikt dan bij beweging, is de functie van de kunstlong toch toereikend bij deze toepassing.

Landsteiner

Sinds de Weense arts Kurt Landsteiner in 1900 de vier bloedgroepen A, B, AB en O ontdekte, heeft men het bewijs dat niet elk menselijk bloed gelijk is. Hij onderzocht in 1900 de reacties tussen de rode bloedcellen en de sera van 22 gezonde medewerkers van zijn Weense instituut. Hij vond dat sera van sommige medewerkers de rode bloedcellen van anderen deed samenklonteren en kon drie typen bloed onderscheiden: A, B en C. C werd later O genoemd. Hij ontdekte zo het systeem van erytrocytenbloedgroepen (ABO) en legde daarmee de basis voor de moderne, verantwoorde bloedtransfusie.

Dausset

Een beslissende stap voorwaarts deed de Fransman Jean Dausset in het jaar 1952, toen hij op het bestaan van meer dan 30 “kenmerken” in het menselijk bloed wees. Deze bevinden zich op de witte bloedlichaampjes, de bloedplaatjes, het bloedserum enz. Jean Dausset was een immunoloog. Hij kreeg in 1980 de Nobelprijs voor Fysiologie of geneeskunde samen met zijn collega’s Baruj Benacerraf en George Davis Snell voor hun ontdekking en karakterisering van Major Histicompatibility Complex genen. Ze ontdekten genetisch voorbestemde cellulaire oppervlaktestructuren. Zo kan nu nagegaan worden of het weefsel van een donor verenigbaar is met het lichaam van de ontvanger, en of het lichaam een (levensnoodzakelijk) orgaan zal aanvaarden.

Tuberculose oftewel TBC is een besmettelijke infectieziekte die wordt veroorzaakt door de bacterie Mycobacterium Tuberculosis. Deze verspreidt zich via druppels die in de lucht terechtkomen wanneer een patiënt niest of hoest. De TBC- bacterie zorgt ervoor dat je organen verteren. Daarom wordt TBC ook wel de tering genoemd. TBC wordt vaak pas heel laat en daarmee soms ook te laat bij een patiënt ontdekt. Er waren twee soorten, te weten open of longtuberculose, die zeer besmettelijk was en de beender- of gewrichtstuberculose, die niet of in veel mindere mate besmettelijk was.

Julianaoord

Laren

Longtuberculose was voordat er  rond het midden van de vorige eeuw medicijnen kwamen, vaak dodelijk. Er  overleden in Nederland jaarlijks aan het begin van de vorige eeuw bijna 10.000 mensen aan TBC. In het sanatorium Julianaoord werden patiënten met beender- of gewrichtstuberculose behandeld. Deze behandeling bestond hoofdzakelijk uit (bed) rust, licht, en goede voeding. Sommige patiënten moesten jarenlang in speciale bedden liggen zonder dat zij deze mochten  verlaten. In de jaren vijftig werden nog veel mensen in sanatoria verpleegd, de rust en de frisse buitenlucht zou hen goed doen en het genezingsproces bevorderen.

Sanatorium

In de paar sanatoria die ons land rijk was kon slechts een klein deel van de patiënten worden verpleegd. Vurige pleitbezorgers van de volkssanatoria in ons land waren H.A. Kooijker en J.J. Homoet. Zij stonden bovendien voor de opgave fondsen te werven voor de stichting van sanatoria. Daarna of daarnaast werd TBC bestreden met antibiotica. Tuberculose begint meestal in de longen, maar kan zich uitbreiden naar andere organen. De ontdekking van de tuberkel bacil door de Duitse bacterioloog Robert Koch in 1882 gaf de tuberculosebestrijding inmiddels wel een wetenschappelijke basis. Eind jaren ‘50 was het aantal tbc-patiënten in Nederland sterk afgenomen.

Eind jaren vijftig werd door wetenschappelijk onderzoek ontdekt dat astma een longziekte was, voorheen dacht men dat astma alleen een psychisch probleem was, en dat ontstekingsremmende medicijnen invloed hadden op de ziekte. Dit was de basis voor verder onderzoek en heeft geleid tot meer kennis en ontwikkeling van goede medicijnen.

In de jaren vijftig  werden vele ontdekkingen gedaan wat betreft de hersen- en hormoonfunctie. Neurologie werd een medisch specialisme, neurochirurgie deed haar intrede.

De linker illustratie (bron: Internationale Stichting Alzheimer Onderzoek, www.alzheimer.nl) laat de buitenkant van de hersenen zien, bekeken vanaf de zijkant. Getoond worden de grootste kwabben (frontaal, wand, slaap en achterhoofd) en de structuren/samenstelling van de hersenstam (brug, verlengde merg en kleine hersenen).  De rechter illustratie laat, vanaf de zijkant bekeken, de plaats van het limbisch systeem binnen in de hersenen zien. Het limbisch systeem bevat een aantal structuren, inclusief het hersengewelf, hippocampus, schorswinding, amandelen, parahippocampus winding en delen van de thalamus. De hippocampus is een gebied dat als een van de eerste is betrokken bij de ziekte van Alzheimer.

GGD. De afkorting GGD kent verschillende betekenissen. Vroeger stond het vaak voor Gemeentelijke Geneeskundige Dienst. Amsterdam, Den Haag en Utrecht waren de eerste gemeenten die een GGD oprichtten. In eerste instantie hadden deze GGD’s een functie op terrein van de infectieziektebestrijding en de armenzorg. In de jaren die daarop volgden, namen veel grotere steden het voorbeeld van Amsterdam over. Tot de Tweede Wereldoorlog was er nog steeds geen wettelijke verplichting om een gezondheidsdienst in stand te houden. Ook werden er tal van organisaties in het leven geroepen, die zich bezig hielden met aanverwante onderwerpen, zoals zuigelingenzorg, tuberculosebestrijding, wijkverpleging en drinkwatervoorziening. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd hier de jeugdgezondheidszorg aan toegevoegd. Dit leidde tot de oprichting van veel schoolartsendiensten. Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog waren er 28 GGD’s.

Tilburg had de twijfelachtige eer van de laatste pokkenepidemie in Nederland. In april 1951 sloeg de GGD-directeur alarm na een pokkenuitbraak in een gezin. De volgende maanden beleefde de GGD hectische tijden: de GGD vaccineerde 106.000 Tilburgers, verpleegde 55 patiënten in een quarantainebarak en isoleerde ‘directe contacten’. Gelukkig hadden de gemeente en de GGD de zaak goed onder controle. Op 30 mei werd Tilburg besmettingsvrij verklaard.

Schoolarts. In 1904 werd in Zaandam de allereerste schoolarts aangesteld. In de begintijd was niet iedereen voor de schoolarts die eigenlijk gewoon een bijklussende huisarts was. De schooljeugd werd door de schoolarts periodiek geneeskundig onderzocht op gezicht, lengte, gezichtsscherpte en gehoor. Daarnaast hielden zij toezicht op de hygiënische toestand in de scholen. In de jaren dertig ontstonden de eerste districts-schoolartsendiensten. Nieuw waren de massale inentingen van schoolkinderen begin jaren vijftig en de schooltandarts.

Doorlichten in 1953

De schooltandarts was geen pretje

Tussen 1949 en 1951 werden vooral in de steden kinderen op grote schaal gevaccineerd tegen difterie door huisartsen en schoolartsen. In 1952 en 1953 werd tegen difterie gevaccineerd door middel van een combinatievaccin met kinkhoest en tetanus (DKT). In de jaren vijftig werden veel ‘bleekneusjes’ op advies van de schoolarts voor 6 weken of 3 maanden naar onder meer de gezondheidskolonie Prinses Beatrix te Egmond aan Zee gestuurd om aan te sterken. Hier heerste een streng regime. En sinds die tijd is er heel wat veranderd.

Ziekenhuizen in de jaren vijftig

Aan het hoofd stond een geneesheer-directeur. De verpleging bestond voor het grootste gedeelte uit religieuzen, nonnen. De inrichting van de ziekenhuizen was totaal anders dan nu het heden ten dage. Grote zalen met lange rijen bedden met weinig tussenruimte, er kon net een nachtkastje tussen, en zo goed als geen privacy voor de patiënt. Mannen en vrouwen lagen uiteraard op aparte zalen. De nonnen waren strenge maar goede verpleegsters en namen hun beroep zeer serieus.

De regel: rust, orde en regelmaat stond hoog in het vaandel. Op de kraam-, baby- en kinderafdeling ging het er niet veel anders aan toe. De nonnen waakten over de baby’s en moeders en voor de zieke kinderen waren de nonnen zorgzaam en streng, maar ook verzonnen ze van alles om de kinderen bezig te houden, zoals: voorlezen, spelletjes doen, verkleedpartijen  en met de jongens een potje voetballen op de gang. Nu wordt het ziekenhuis vaak geleid door managers en die staan toch verder van de patiënten af dan vroeger de geneesheer-directeur.

Kraamafdeling jaren vijftig

Rotterdam

Kinderafdeling

Nonnen en verpleegsters

in opleiding

Kraamzusters op de motor

in Rotterdam

Eind jaren vijftig kwam de vraag op of religieuzen op dezelfde basis betaald moesten worden als leken. Na een intensieve en langdurige gedachtewisseling werd deze vraag bevestigend beantwoord. Binnen anderhalve eeuw zijn de condities waaronder de zusters werken fundamenteel veranderd. De werkzaamheden waarvoor de congregaties waren opgericht vallen nu onder staatszorg. De zusters werden gesalarieerde krachten in loondienst en moesten het bestuur overdragen aan leken.

Deels omdat de overheid een steeds groter vinger in de pap wilde hebben, en omdat er bijna geen religieuze arbeidskrachten meer waren die de opengevallen plaatsen konden opvullen. Financieel bleek deze regeling voor de congregaties niet onvoordelig omdat heel wat zusters een vast inkomen binnen brachten. Dit, in combinatie met de sobere leefstijl, resulteerde dat in niet onaanzienlijke verdiensten, die voor een belangrijk deel als giften de congregatie weer verlieten.

Ook in de jaren vijftig waren er dus al veel veranderingen op zowel wetenschappelijk, technisch als medisch gebied gaande. De komende jaren zouden er nog vele volgen. De ene ontdekking na de andere vond plaats in hoog tempo. De medische opleidingen werden beter en aangepast aan de moderne tijd. De techniek werd steeds geavanceerder en de consument was er blij mee. Al met al zijn de jaren vijftig interessanter dan menigeen dacht.

Bronnen:

Ruimtevaartencyclopedie

Het aanzien 1955-1959

Onze vaderlandse geschiedenis K. Jansma & M, Schroor

Universiteitsmuseum geschiedenis

UMC Radboud

A. van Heyst. Zusters, vrouwen van de wereld. Aktieve religieuzen en haar emancipatie.

Terug naar het overzicht van de Jaren 50

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten