Daalt de sneeuw in dikke vlokken neder.
In d’enge hut, gezeten bij de haard,
wiegt d’arme vrouw haar lieve wichtjes teder,
heeft buur en vriend zich al bij ’t vuur geschaard.
’t Is alles stil… een ieder schijnt te dromen,
elk vraagt zich af: men hoort van Piet nooit meer.
Waar blijft hij toch? Wat is hem overkomen?-
Helaas! Hij ging en nimmer keert hij weer…
[Refrein:]
Daal koude veder,
op aarde neder,
daal, blanke sneeuw, als troosting in ’t verdriet,
en dek de graven
waar al die braven,
die heldenschaar de eeuw’ge slaap geniet.
Weêr daalt de sneeuw… en in haar sombre woning
leest Rosa nog een vroegre minnebrief
van hem die door de grillen van een koning
op ’t slagveld stierf – haar een’ge minnaar lief.
Bij ’t minst gerucht verschrikt zij, angstig luistrend.
Doch nutteloos, haar treuren helpt niet meer.
De arme meid, zij stierf, zijn name fluistrend:
vaarwel, mijn vriend, gij ook keert nimmer weer.
[Refrein]
Weêr daalt de sneeuw… en als een’ zinnelooze
dwaalt Lena rond, wanhopend, ongetroost;
‘waar, roept zij steeds, waar schuilt die laffe booze
die me hem ontnam, de vader van mijn kroost?’
Doch niet één straal van hoop strekt haar ten rade,
haar kleinen zelf – begrijpend moeders zeer –
die schreien ook en vragen hunnen vader…
Ook hij vertrok, en nimmer keert hij weer.
[Refrein]
Nog daalt de sneeuw… en als gemene moorders
wordt op het sombre strafuitvoeringsplein,
’t verwonnen volk, als vuige rustverstoorders
ter dood gebracht – alsof het schurken zijn.
Zij die weleer voor ’t Recht te velde trokken,
tot ’s mensen heil, sinds eeuwen twisteziek:
zij vielen, ja, doch moedig, onverschrokken,
met d’heilge kreet: ‘Lang leev’ de Republiek!’
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.