 
                 
                 
                    Ik leef hoog op de Alpen
 Mij ’t liefelijkst oord.
 Daar vlieden mijn dagen
 Genoegelijk voort, genoegelijk voort.
 Daar geuren de kruiden
 En ruist er de bron.
 Daar klinken de klokjes en glimlacht de zon.
 Daar geuren de kruiden
 En ruist er de bron.
 Daar klinken de klokjes en glimlacht de zon.
Daar klinken de klokjes en glimlacht de zon.
       
Daar zie ik de dorpen
 Met nevel bedekt.
 En adem de berglucht
 Die vrolijkheid wekt, die vrolijkheid wekt.
 Daar hoor ik van kommer
 Noch weet van verdriet
 En speel op mijn veldfluit een vreugdevol lied.
 Daar hoor ik van kommer
 Noch weet van verdriet
 En speel op mijn veldfluit een vreugdevol lied.
En speel op mijn veldfluit een vreugdevol lied.
.
En drijft mij de winter
 Naar lagere sfeer.
 Dan troost mij het denkbeeld:
 De zomer komt weer, de zomer komt weer.
 Hij brengt mij naar boven
 Naar d’ Alpen weer heen.
 Daar vind ik mijn vreugd en genoegen alleen.
 Hij brengt mij naar boven
 Naar d’ Alpen weer heen.
 Daar vind ik mijn vreugd en genoegen alleen.
Daar vind ik mijn vreugd en genoegen alleen.
 
                     
                