Heel ons land was opgetogen
Toen het uit de krant vernam,
Dat de Koningin ging kijken
In het duister Amsterdam.
Dat ze zelf wou onderzoeken
Of het waar was wat men zei,
Dat er Nederlanders hokten,
Menschen zoo als Zij en wij.
Wat kan mij dat volkje schelen,
Dacht meneer de palfrenier,
Hoe kan men zich nou bemoeien
Met dat schorriemorrie hier
Dat van armoe en ellende
Vieze honden-krengen eet.
Van ’t sjouwen en ’t werken
Stinken ze maar naar ’t zweet.
Maar hij schrok zich ’n beroerte
Toen ’t rijtuig stil bleef staan;
Wilhelmina van Oranje
Wou zoo’n smerig krot in gaan.
Zoo iets mag toch niet gebeuren
’t Is met ’t Koningschap gedaan.
Buigend bood hij haar een doosje
Met insectenpoeder aan.
Met haar welbekende glimlach
Stapte toen de Koningin
Als ’n heel eenvoudig vrouwtje
Moedig ’t portaaltje in.
Ik hoef lekker niet naar boven,
Dacht de knecht bij ’t portier,
Koninginnen zijn heel anders
Dan zoo’n nette palfrenier.
Snap je nou wat dat moet worden,
Vroeg hij stil aan den koetsier,
Kijk ’s wat een boeve-tronies,
Ik vertrouw die lui geen zier.
Morgen zingen z’ in de kroegen
Weer ’t een of and’re vers
En we hebben in de kranten
Weer ’n heel slechte pers.
Strakjes vraagt zoo’n wijf daarboven:
‘Nou mefrouw de Konigin
Lussie soms ’n bakkie koffie
Met ’n kussentje d’r in?’
Of dan zegt ze an d’r wurmen
Dat ze liefjes moeten doen
‘Toe geef tante maar ’n handje
Geef de Koningin ’n zoen!’
En wat geeft nou al die drukte
Beter maken kan ze ’t nooit.
Dat de Koningin haar goedheid
Aan dat slechte volk vergooit.
Als ze al die armoedzaaiers
Wou bezoeken gaan of zoo
Kon ze jaren bezig blijven
Kwam ze nooit meer op ’t Loo.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.