
In het bos daar lag een plas
En die plas, die lag heel stil,
Alleen de visjes bliezen belletjes naar de vliegen,
Zo maar bij wijze van spel.
En een zwaluw en een libel
Lieten zich zoetjes boven ’t donkere water wiegen.
Maar nu stapten uit het bos
Opeens zes koeien er op los,
Om in de plas eens fijn te pootje baaien.
En nu stonden ze daar loom
In de schaduw van een boom
Al maar met hun staarten heen en weer te zwaaien
En de hemel was omhoog
En de hemel was omlaag
En er stonden twaalf koeien in het water,
Zes met poten naar omlaag,
Zes met poten naar omhoog,
En de libel vloog weg. Dat hoorde men pas later.
In het bos daar lag een plas
En die plas, die lag heel stil,
Alleen de visjes bliezen belletjes naar de vliegen.
’t Was een plas voor iedereen,
Ja, de koeien gingen er heen
En de libellen wiegden boven “t donkere water.