Van smart ben ik nog reeds geboren
En ongeluk trof mijn bestaan.
Het noodlot had mij meegenomen,
Verwoest was mij levensbaan.
Ik was met twee armen geboren,
Ik zeg het vrij aan het publiek,
Maar nu heb ik een arm verloren,
Aan het machien op het fabriek.
Referin:
Wie kan deez’ dan wedergeven,
Niemand heeft daarvoor de macht.
En treurig is mijn armzalig leven,
Ik ben er voor eeuwig bekracht.
Als bedelaar moet ik nu zwerven,
Als sukkelaar sterven.
Ik had den ouderdom van dertien jaren,
Als ik ging werken op het fabriek.
Het was voor mijn moeder om haar te sparen,
En ik ging staan aan het mechaniek.
En toen had ‘k nog mijn twee armen,
Gelijk den beste ambachtsman
En smeek het nu met mijn erbarmen,
Ik ben een arme sukkelaar.
Refrein
Op zekeren dag werd ik genomen,
Werd ik gepakt een meegesleurd.
Toen men de noodschreeuw had vernomen,
Het was te laat, het was gebeurt.
Mijn moeder hoord’ het spoedig zeggen,
Zij viel ter aarde en verdriet was groot,
Zij kwam haar hoofd neer te leggen,
En drie weken later was zij dood.
Refrein
Toen heb ik het hospitaal verlaten,
En gansch mijn licham was verminkt.
En nu moet ik van de aalmoezen leven
En dat doet mij een groote pijn,
Het beste die mij nog kan geven,
Is gauw bij mijne moeder zijn.
Refrein
Nu zal ik niet langer meer leven,
Gedaan is mijn pijn en smart.
Hoe ellendig is mijn treurig leven,
Ik ben nu voor eeuwig verkracht.
Als bedelaar moet ik nu zwerven,
En als sukkel sterven.
Refrein
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.