Als een zwerver loopt hij langs de straat,
Door regen en door wind.
Als dat zijn lieve Moeder zag,
Van haar zoo’n innig kind.
Zijn moeder was reeds jaren dood,
Gestorven van ellend’,
Omdat haar man haar achterliet,
En met een ander is weggesneld.
Refrein:
Moeder ik kan je niet missen,
Ik zwerf eenzaam langs de straat.
Daarom zing ik deze coupletten,
Voordat ik ten gronde gaat.
Werk is er nu niet te vinden,
Wel toen ik u nog bezat.
Wist ik maar wat het einde was,
Of dat ik u nog bezat.
Ik herinner mij nog goed den tijd,
Toen u leefde op d’ aard
En ik het bij u gezellig vond,
Met ons tweeën bij de haard.
Mijn vader, die beminde ik niet,
U weet toch wel waarom?
Omdat hij ons in eens verliet,
En u ten gronde gong.
Refrein:
Moeder kon u dat maar hooren,
Ik zing het hier op u graf
En waar mij geen mensch kan storen,
En ik dat zingen mag.
Het liefste van mijn verlangen
Was, dat u nog bestond,
Klemde me vast aan u teeder hart,
En ik leed dan niet dezen smart.
De tranen loopen langs mijn wang,
Terwijl ik dat liedje zing,
De nachten maken mij steeds bang,
Als ik denk, dat u verging.
Ik schreeuw mijn leed aan ieder toe,
Aan die het hooren wil,
Dan zijn mijn smarten wat verlicht,
Dat is mijn laatste wil.
Refrein:
Moeder ik ga u nu groeten,
Ik ga nu weer van u heen,
Vader zal er ook wel voor boeten,
Aan het geen hij u misdeen.
Maar iederen Zondagmorgen,
Loop ik naar u op een draf
En zing ik deze coupletten,
Op uw zoo’n eenzaam graf.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.