Home / Liedjes / Het slot

Het slot


Ziet gij dat slot met hooge poorten,
Omringd door grachten zoo breed en diep,
Hij wil en kon haar stem niet hooren,
Die hij verachtte, die hij verstiet.
Hij heeft een ander zijn hart geschonken,
Die aan de mijne was geklonken.

Refrein:
O jongeling, ik min u teer,
Geeft mij mijn hart en mijn onschuld weer.
O jongeling, ik min u teer,
Geeft mij mijn hart en mijn onschuld weer.

Ik hoedde vreedzaam mijne schapen,
Die dartelen en huppelen in de weide rond,
Toen kon ik ’s avonds rustig slapen,
Begroeten blij den morgenstond.
Daar kwam een ridder uit die dalen,
Hij sprak mij van die gouden zalen.

Refrein

Zij had een vader en een moeder,
Maria was het jongste kind.
Zij had een zuster en een broeder,
En werd door allen teer bemind.
Maar nu het ouderlijk huis verlaten,
Helaas zullen zij Maria haten.

Refrein

De ridder op het slot gezeten,
Hoort daar opeens een akelig geluid,
Er roept een stem tot zijn geweten,
Terstond vliegt hij de slotpoort uit.
Hij ziet zijn meisje in het nat bedolven,
Hij sprong haar na in de woest golven.

Refrein:
Zij omklemden elkander maar zonken neer,
Te laat vond hij zijn zoetlief weer.
Zij omklemden elkander maar zonken neer,
Te laat vond hij zijn zoetlief weer.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten