Met dank aan Trudy Vlasveld voor het insturen van de tekst
In den winder heeft de werkman
meestentijds geen werk geen brood
leeft hij met zijn vrouw en kinderen
hongerend in grooten nood
Leeft hij met zijn vrouw en kinderen
hongerend in grooten nood
Loopt hij dwalend langs die straten
zoekent of hij werk ook vind
Bij hem thuis is niets te eten
Moeder troostloos, ziek zijn kind
Bij hem thuis is niets te eten
Moeder troostloos, ziek zijn kind
Het laatste stuk ging naar de lombard
want de huishuur moest betaald
Hoop’loos is die arme vader
die daar langs die straten dwaalt
Hoop’loos is die arme vader
die daar langs die straten dwaalt
Geef mij werk, groote aarde
en mijn vragen is gedaan
Met mijn handen wil ik zwoegen
Laat mij toch aan den arbeid gaan
Met mijn handen wil ik zwoegen
Laat mij toch aan den arbeid gaan
Helpt toch allen want ik moet bezwijken
want de werkloosheid is groot
Voor mijn kinderen kom ik vragen
Smeekend om een stukje brood
Voor mijn kinderen kom ik vragen
Smeekend om een stukje brood
In een woning onbewoonbaar
sleep ik voort mijn droevig lot
Met mijn vrouw en kleine kinderen
woon ik in een vunzig krot
Met mijn vrouw en kleine kinderen
woon ik in een vunzig krot
Van wie krijg ik ondersteuning
Het is zoo groot het werkloostal
Steunt dan toch die arme vader
Zorg dan toch dat hij niet valt
Lied uit een schrift van de opa van Trudy Vlasveld, Willem Verschaeren (02-05-1852 - 13-04-1950).
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.
