Zij woonde in de sloppen van ’t oude Amsterdam,
Waar nooit een zonnestraaltje haar venster binnenkwam.
Gedreven door de armoe werd zij prostituee,
En voor een handvol centjes ging zij met ieder mee.
Refrein:
Haar naam was Keetje Tippel,
Omdat zij op de straat,
Haar lichaam moest verkopen,
In ’t donker, ’s avonds laat.
Zij leefde van de zonde,
Maar toch was zij niet slecht.
Daarom kwam Keetje Tippel,
Aan ’t eind nog goed terecht.
Maar toen kwam in haar leven ’n jonge blonde held.
Hij hield wel veel van Keetje, maar meer hield hij van geld.
Zij gaf hem al haar liefde, maar hij bleef haar niet trouw,
Want hij zei tegen Keetje: Ik neem een rijke vrouw!
Refrein
Toen moest zij weer de straat op, ’t was daar dat zij hem zag,
Tijdens de revolutie, gewond als hij daar lag.
Het was een man van adel, hij stierf al na een jaar.
Z’n huis en al zijn rijkdom vermaakte hij aan haar.
Refrein
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.