Zeg Rooje wat zal jij verschrikken
Als jij ’s thuis gevaren ben.
Dan zul je zien en ondervinden
Dat jij de polder niet meer ken.
De heele keet wordt afgebroken,
De heeren krijgen nou d’r zin.
De meides motten uit d’r zaakies,
De burgemeester trekt er in.
Ze gaan de Zandstraat netjes maken,
’t Wordt een kermenadebuurt.
De huissies en de stille knippies,
Die zijn al an de Raad verhuurd.
Bij Nielsen ken je nie meer dansen,
Bij Charleij geen meissies meer,
En Moeke Bet draag al ’n hoedje.
Die wordt nu zuster in den Heer.
Ik snap niet wat ze van ons wille,
Het zaakie ging nou net zoo tof,
Hoe mot ik nou m’n schuld betalen,
De brouwerij die heit de sof.
We hadden zoo’n cement an zeelui,
D’r lag nou zegen op ’t huis,
En Lena met d’r slappe jatte,
Die smoesde al een piesie Duis.
Ze zelle ook ’n bond gaan make,
En Spiekman wordt de President,
Met al die meides van de vlakte
Staat heel de Polder overend.
Dan gaan we potverdorie staken,
Geen kerel kijke’ me meer an,
Dan mot de Raad ’t zelf maar weten,
Waarof tie dan nog zoenen kan.
Voor mijn part kenne’ ze bevrieze’,
Voor mijn part krijgt de Raad ’n bult,
Wanner we weer fesoend’lijk worden,
Is dat die lui d’r eige schuld.
Nou vinden we temee op Charlois
Een huisie en ’n boterham,
Of anders op de Hoek van Holland,
Dat is ons nieuwe Rotterdam
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.