
Te voorschijn nu, o Lentezon!
Verkwik ons met je stralen,
We snakken naar je warme gloed,
Verlos ons met bekwame spoed,
Van onze winterkwalen.
Te voorschijn nu, o Lentezon!
We zijn zo moe van ’t niezen;
Gans uitgehoest en uitgekucht,
Verlangen we naar voorjaarslucht,
Laat ons niet langer kniezen.
Te voorschijn nu, o Lentezon!
Laat ‘Vader Winter’ schieten,
Doe nu je dure voorjaarsplicht,
En laat ons van je gloed en licht,
Weer dankbaar eens genieten.