Verhalen Steel 3 De vreemde Kerstavond



Ik heb een kerstverhaal voor kinderen geschreven en er tekeningen bijgemaakt. Het is geschikt om voor te lezen en voor kinderen om zelf te lezen. Leeftijd 6 – 9 jaar. Er zijn 6 hoofdstukken. Het gaat over een jongen die zich verveelt in de kerstvakantie. Hij gaat in bad waar zijn moeder droompoeder in heeft gedaan en beleeft een spannend avontuur.

Het mag geprint worden als mensen het leuk vinden.

Ilse Steel


De vreemde Kerstavond van Rolf

door

 

Ilse Steel

 

HOOFDSTUK 1  

HET DROOMPOEDER

 

Rolf Wouters gaapte hartgrondig, het was kerstvakantie en al zijn vriendjes waren weg. Hij verveelde zich een aap of te pletter, wat hij van zijn moeder niet mocht zeggen, maar toch lekker deed als ze het niet hoorde. Het regende pijpestelen, dus van buiten spelen kwam ook al niets. Met de Lego was hij uitgespeeld, hij had al drie verschillende steden gebouwd, die zijn vader en moeder erg mooi vonden maar hij had het nu wel gezien! Van de computerspelletjes werd hij ook melig, de pieuws en pangs vlogen hem al lang genoeg om de oren, hij deed er maar watjes in. Ook dat verveelde gauw.

 

“Dooie boel,” mopperde Rolf. “Gingen we ook maar ergens heen, naar oom Paul en tante Joke met de tweeling Jaap en Saskia.” Jaap was gaaf en zijn beste vriend, met Saskia kon je ook wel lachen. Maar papa en mama wilde wel eens een keer een  rustige kerst. “Nou,” dacht Rolf “moeten ze naar een bejaardentehuis gaan, rust zat!” “Nee” dat was ook niet eerlijk, ze sleepten hem overal mee naar toe en hadden echt tijd voor hem. “Waar was hij allemaal al niet geweest” dacht Rolf: “Amerika, Denemarken, Spanje, Malta en Duitsland.” Nou dat was toch echt niet niks en hij was pas negen, kon je nagaan waar hij nog allemaal heen zou gaan. Maar hij wilde zo graag een avontuur beleven net als in het spannende boek dat hij ‘s avonds in bed las.

 

Mama riep dat hij in bad moest en snel verzamelde Rolf zijn speeltjes, een speedboot, de Lego-raket de Lego‑astronauten en de ruimte‑politie. Rolf kleedde zich uit en stapte in bad, “mm lekker warm mama en het ruikt zo lekker, wat heb je erin gedaan?” “Droompoeder” zei mama, “omdat het bijna kerstmis is, dan kun je fijn dromen in bad.” “Als je dan maar niet komt storen en papa ook niet hoor!” zei Rolf. “Nee,” zei mama “we laten je lekker dromen in bad,  maar niet vergeten om je te wassen hoor!” Rolf dacht, “ja daag, wassen, ik lig in het water met een lekker geurtje er in, dus ik word vanzelf wel schoon.” Maar hij zei lief, “ja mam.”

 

“Hé hé eindelijk alleen” dacht Rolf. Hij begon met het opstellen van zijn raket, en de lanceerbasis, jeetje wat stom die was hij vergeten. Vlug stapte hij uit bad en viel bijna op zijn snufferd, omdat hij in de haast struikelde over het badmatje, “rotmatje” zei hij en schopte het onder de wastafel. Op zijn kamer pakte hij vlug de lanceerbasis en stapte weer in bad. “Eindelijk klaar,” zuchtte hij. Alles was gereed, de raket met de astronauten er in stond op de lanceerbasis te wachten tot de aftelling begon. “Als ze nu eens echt gingen”  dacht Rolf, “dat zou een mooie droom zijn!” Hij zakte lekker onderuit in het schuim en begon met aftellen, 10 – 9 – 8 – 7 –  6. Bij 5 vielen zijn ogen dicht en Rolf was in dromenland. 

 

 

HOOFDSTUK 2

AANKOMST OP DE PLANEET

 

Rolf stond op een hoge berg en keek uit over een soort woud dat helemaal van sneeuw en ijs was. Hij zag vreemd gevormde bergen en diepe dalen met metershoge bomen waarvan de toppen kaarsrecht omhoog staken. Het leken wel standbeelden. In de verte meende hij een soort weide te zien met daarop een zee van bloemen in allerlei felle kleuren, zelfs op deze grote afstand deden je ogen er pijn van. Rolf kneep zijn ogen een beetje dicht. “Ja in de winter liep hij niet met een zonnebril op zak wie wel?”

“Wij” hoorde hij een stemmetje zeggen. “Huh” zei Rolf en hij keek naar beneden. Hij viel bijna van verbazing van de berg, want daar helemaal onder aan de berg stonden  drie Lego‑astronauten,  die  hem lachend aankeken. “Je wilde toch zo graag een avontuur beleven.” zeiden ze, “nou, waar wij geland zijn met de raket, kan dat.” “O ja?” zei Rolf, die zich afvroeg of hij wakker was of droomde. “Maar waar zijn we dan?” vroeg Rolf, “en wie zijn jullie?”

 

Rolf  begon naar beneden te lopen langs een smal paadje en hij kreeg steeds meer vaart. Bijna botste hij beneden tegen de  astronauten op. Hij keek ze eens goed aan en dacht “die met het mooiste pak aan en de meeste sterren erop dat zal de kapitein wel zijn!” “Ik ben wel heel nieuwsgierig ” zei hij tegen  de drie astronauten” dus vertel het maar gauw.

 

“Mijn naam is kapitein Tron,” zei de astronaut met het mooiste pak aan, “en dit zijn de astronauten Larson en Wang. Wij besturen de raket en zorgen ervoor dat alles op deze reis goed verloopt.”

De kapitein liep naar Rolf toe gaf hem een hand en zei ” zo nu weet je wie wij zijn en dan zal ik je nu vertellen waar we zijn.”

 

“Na een lange reis zijn we met de raket op de planeet Yavani geland.”

 

“Daar heb ik nog nooit van gehoord en trouwens hoe hebben jullie mij mee gekregen?  “Ik ben toch veel te groot voor een legoraket” zei Rolf.

 

“Heel gemakkelijk we hebben je verkleind en toen kon je mee”, zei astronaut Larsen. “Dus” stotterde Rolf terwijl hij naar de kapitein keek die een beetje stond te lachen omdat Rolf zo verschrikt keek, “daarom zijn jullie net zo groot als ik.”

Wang, de Chinese astronaut en de grapjas van het stel zei, “Nee, jij bent net zo klein als wij.” Daar moesten ze allemaal vreselijk om lachen.

 

 Rolf vond dat hij ook wel een beetje op een Lego‑astronaut leek en hij vroeg aan kapitein Tron waarom dat zo was. “Dat komt omdat er op deze planeet te weinig zuurstof aanwezig is voor menselijk leven” zei kapitein Tron, “daarom hebben wij er voor gezorgd dat jij ook een legoastronaut bent geworden zodat je op deze vreemde planeet niets kan overkomen.”

“Daar ben je mooi klaar mee”  dacht Rolf.

“Kom” zei kapitein, “we gaan een rondvlucht maken boven de planeet Yavani, in een speciaal voertuig dat heel snel is maar ook helemaal stil in de dampkring kan hangen.” 

Nou dat was wel even spannend! Ze stapten allemaal in en de kapitein gaf Rolf een zonnebril. “Deze zonnebril moet je opzetten Rolf om je ogen te beschermen tegen het felle licht op deze planeet.” Rolf zette de bril op en nam plaats bij het raam zodat hij alles goed zou kunnen zien.

Met een zacht zoemend geluid verhief het voertuig zich van de grond. Rolf zat met zijn neus plat tegen het raam gedrukt om maar niets te missen. Wat een gekke neus had hij eigenlijk, vierkant leek het wel en hard. “Heb ik mooi geen snotlappen nodig” dacht hij nog. Maar toen Rolf weer uit het raam keek, zag hij in de dampkring iets hangen dat hem de adem benam!

HOOFDSTUK 3

HET GEHEIM IN DE BOL

In de dampkring hing een grote bol, die flonkerde en schitterde door al zijn kleuren het leek wel of er duizend sterretjes op geplakt waren.”Zo’n bol in de kerstboom.” dacht Rolf, maar hij schoot in de lach, mama zou hem zien aankomen en voor zo’n grote bol was geen enkele kerstboom groot genoeg.

 

“Wat is dat voor een bol?” vroeg Rolf aan kapitein Tron. “In deze grote bol,” zei de kapitein, ” worden de dromen van alle mensen bewaard.” “Jeetje” zei Rolf. “Maar hoe gaat dat dan? Ik zie geen ramen en geen deuren en woont er ook iemand om op die dromen te passen en raakt die bol nooit vol?” ” Nou, nou, wat een vragen, maar ik zal proberen er een antwoord op te geven.” zei kapitein Tron.

“Deuren, zoals jij ze kent zitten er niet in, en dat hoeft ook niet want maar eens in de duizend jaar wordt de droomoppasser afgelost. Op dat  moment schuift het achterste gedeelte van de bol open, en na het wisselen van de wacht schuift het achterste gedeelte geruisloos weer dicht.”

 

Kapitein Tron vertelde verder, “In deze bol staat een speciale computer waar de droomoppasser alle dromen invoert. Dat is heel veel werk, maar ze doen het voor de mensen die dromen nodig hebben.”  “Maar waarom hebben mensen dromen nodig?” vroeg Rolf aan kapitein Tron.

“Dat moet je aan de droomoppasser zelf vragen.” zei de kapitein. “Kan dat dan?” zei Rolf. “Wacht maar af, ik zorg ervoor dat je met de droomoppasser kunt praten” zei kapitein Tron. “De techniek staat voor niets.”

  

HOOFDSTUK 4

COMMUNICATIE IN DE RUIMTE

 

Het voertuig minderde zijn snelheid en  hing nu stil in de dampkring, net zo bewegingsloos als de flonkerende bol boven de planeet Yavani.

 

“Rolf”, zei kapitein Tron,  “nu mag je voorin komen zitten en dan zal ik je de bediening uitleggen van het communicatiesysteem.”

 

Rolf liep naar voren en ging op de stoel van de kapitein zitten. Hij keek zijn ogen uit naar al die lampjes die aan en uit floepten. Er zaten ook metertjes op waarvan je de snelheid en de hoogte van het voertuig kon aflezen, maar om te  kunnen praten met de droomoppasser zag hij niets.

 

Rolf draaide zich om naar de kapitein, en vroeg, “hoe kan ik praten met de droomoppasser en kan hij mij wel verstaan. Ik spreek alleen maar Nederlands en een paar woordjes Engels.”

 

“Het is heel simpel kijk maar” zei kapitein Tron. Rolf keek naar het controle paneel voor hem, het zag er wel erg ingewikkeld uit, hoe iemand daar wijs uit kon worden was hem een raadsel. Maar dat leerde je natuurlijk als  je voor astronaut opgeleid wilde worden.

Kapitein Tron zei, “hier voor je neus zie je twee lampjes een rood en een groen,  boven de lampjes zit een microfoon met een taalomzetter Dat wil zeggen welke taal je ook spreekt, al is het Russisch of Spaans, de  taalomzetter zet het in de taal om die ze op de planeet Yavani spreken. Dus de droomoppasser kan jou altijd verstaan.” “Dat is handig,  als ik later vreemde talen moet leren dan wil ik ook een taalomzetter scheelt een hoop werk” zei Rolf.

 

“Op aarde moeten we dat allemaal zelf leren Rolf” zei kapitein Tron.

“In de ruimte met de vele sterrenstelsels en de bewoners daarvan die allemaal een andere taal spreken waar wij nog nooit van hebben gehoord, kunnen wij alleen maar door middel van dit kastje met elkaar  praten.” “Dat, heet communiceren ” zei Rolf. “Knap dat je dat weet.” zei de kapitein. “Ik doe nog wel iets op school” zei Rolf, maar stiekem was hij toch wel trots op zichzelf dat hij dat moeilijke woord waar je tong bijna van in de knoop ging zitten nog wist.

“Nu even goed opletten,” zei de kapitein. “Als je wilt praten druk je het knopje onder het rode lampje in, ben je klaar dan druk je het knopje onder het groene lampje in. Zodra het groene lampje aan is,  wordt je vraag naar de droomoppasser verstuurd. Op het moment dat de droomoppasser jouw vraag gaat beantwoorden begint het rode lampje te knipperen. Je drukt dan het knopje onder het groene lampje in en zo kun je dan het antwoord van de droomoppasser ontvangen.” “Okidoki kapitein,” zei Rolf. “Ik ben er klaar voor!”

 

HOOFDSTUK 5

DE DROOMOPPASSER

 

Rolf drukte het knopje onder het rode lampje in en begon te praten.

“Beste droomoppasser, mijn naam is Rolf en ik kom van de planeet aarde. Ik wil u een paar vragen stellen. “Hier komt de eerste.” “Dromen alle mensen en onthoudt iedereen zijn droom?” Hij drukte op het knopje onder het groene lampje zakte wat onderuit in de stoel en zei, “zo, die is wel even bezig.”

 

“Let maar eens op,” zei de kapitein en meteen begon het rode lampje te knipperen.

“Dat is snel”  zei Rolf, “Ik wou dat ik zo snel antwoord op een vraag kon geven.”

“Je moet niet vergeten Rolf dat we hier niet op de planeet aarde zijn, en dat het in de ruimte allemaal een beetje anders gaat” zeiden de astronauten Wang en Larson. Kapitein Tron drukte het knopje onder het groene lampje in en de droomoppasser begon te spreken. Rolf ging er eens lekker voor zitten en begon te luisteren.

 

“Beste Rolf van de aarde,” klonk het uit de luidspreker. “Alle mensen  dromen maar niet iedereen onthoudt  zijn droom.” “Het werkt het werkt” juichte Rolf, alleen wel een rare stem het lijkt wel een robot. “Dat komt omdat het geen menselijke stem is die je hoort” zei kapitein Tron.

 

“Stel nu je volgende vraag maar aan de droomoppasser.” Rolf drukte het knopje onder het rode lampje weer in en stelde de volgende vraag aan de droomoppasser.

“Droomt iedereen hetzelfde en waarom dromen mensen?” zei Rolf.

Het rode lampje begon weer te knipperen en Rolf drukte het knopje onder het groene lampje weer in voor ontvangst. De robotachtige stem begon weer te spreken.

 

“Niemand droomt hetzelfde, sommige mensen dromen in kleur anderen dromen in zwart wit en er zijn ook mensen die alleen geluid dromen. Dromen is goed voor mensen, ze hebben dromen nodig. Als je droomt dan verwerk je de dingen die je overdag meemaakt.

Dat kunnen vrolijke maar ook verdrietige of angstige  dingen zijn, door erover te dromen wordt het een beetje minder erg, en kun je er beter mee om leren gaan. Bijvoorbeeld: als je angstig bent kun je door erover te dromen leren om minder angstig te worden, ook minder boos enzovoort.”

“Dat klopt wel,” zei Rolf. “Ik was eens een keer heel boos op mama, en doordat ik er ’s nachts over droomde was ik toen ik de volgende morgen weer wakker werd een stuk minder boos op mama.”

“Ben je klaar met je vragen?”  zei kapitein Tron. “Nee ik heb er nog een paar” zei Rolf en drukte weer op het knopje onder het rode lampje. Hij hoefde niet eens meer te kijken op het controle paneel zo goed had hij alles onthouden.  Hij  vuurde de volgende  vraag op de droomoppasser  af.

“Blijft een droom van jezelf of kun je ze ook ruilen?” Zodra het rode lichtje weer ging knipperen vond Rolfs vinger vanzelf  het knopje onder het groene lampje en kon hij het antwoord van de droomoppasser weer ontvangen.

“Je droom blijft altijd van jouw, dat is voor alle mensen zo het is hier geen ruilwinkel” zei de droomoppasser. De luidspreker zweeg. “Jammer,” zei Rolf “anders kon je eens een spannende droom van iemand anders dromen.”

“En nu komt de allerlaatste vraag. Ik ben benieuwd of de droomoppasser daar ook een antwoord op heeft,” zei Rolf.

Voor de laatste keer drukte hij op het knopje onder het rode lampje en zei: “Beste droomoppasser worden de dromen van kinderen en mensen die dood zijn ook bewaard en mag ik Uw naam weten of hebben de bewoners van deze planeet geen  namen?”

“Dat is een moeilijke vraag” zei de kapitein tegen Rolf en gespannen tuurden samen naar het rode lampje. Maar daar klonk de inmiddels vertrouwde stem al weer uit de luidspreker. De droomoppasser zei, “ook op je laatste vraag kan ik je antwoord geven Rolf.”

 

“De dromen van kinderen en mensen die dood zijn worden ook in de computer opgeslagen, niets gaat verloren! Zo leven de mensen op een andere manier zou je kunnen zeggen, voort in het heelal. En kunnen wij, de bewoners van de planeet Yavani en de rassen die in de andere sterrenstelsels leven door bestudering van deze dromen veel leren over de mensen.”

Rolf zat zo ingespannen te luisteren dat hij bijna van de stoel afkukelde. Vlug ging hij weer rechtop zitten. Daar klonk de stem uit de ruimte weer.  “Zo draagt iedereen een steentje bij aan de geschiedenis en daarom is het ook belangrijk dat er niets verloren gaat. Daar zorgen wij nu al eeuwenlang voor en zo zal het altijd zijn. En in deze grote computer kunnen alle gegevens in van de hele mensheid.”

 

Even was het stil maar het lampje bleef branden. “Wij hebben ook namen op deze planeet en mijn naam is Yargos. En Rolf blijf maar lekker dromen, ik ga weer aan mijn werk want er zijn net vierhonderd dromen aangekomen! Goede reis terug naar de aarde.” 

Plotseling was  het doodstil, alle lampjes waren uit en de luidspreker zweeg. Ze waren er allemaal stil van en Rolf pinkte een traantje weg.

 

“En, ben je tevreden met de antwoorden van de droomoppasser” vroeg de kapitein aan Rolf.  “Ja,” zuchtte hij,” maar ik moet er nog wel even  over nadenken, het is zoveel wat de  droomoppasser vertelt heeft.”

“Dat kun je dan mooi doen op de terugreis”  zei de kapitein.  “We zijn  al zolang weg, we moeten maar eens terugkeren naar de planeet aarde.” Rolf liep weer naar zijn plaats bij het raam en ging zitten.  Het voertuig draaide een kwartslag  om en  begon snelheid te maken. “Dit zal ik missen” dacht Rolf “maar ik kan er altijd nog over dromen gelukkig!”

 

HOOFDSTUK 6

ROLF WORDT WEER WAKKER

Even later waren ze bij de raket aangekomen en stapten ze alle vier weer in.

“Hé,” zei Rolf, “vergeten jullie niet om mij weer zo groot te maken als ik was, anders kan ik door het afvoerputje weggespoeld worden.” “Natuurlijk,” zeiden de astronauten!” anders zou jij ook in in Legostad moeten wonen, maar wij zorgen ervoor dat alles weer pico bello met je in orde komt.”

Rolf ging opgelucht in zijn stoel bij het raam zitten.

 

“Aftellen,”  riep de kapitein. 10 – 9 – 8 – 7-6 – 5 Rolf deed zijn ogen open,  wat is dat toch voor lawaai. O, mama stond te roepen en aan zijn arm te sleuren. “Hela,” riep Rolf “laat mijn arm eraan zitten want lego armpjes zijn te kort voor mij” en meteen voelde hij aan zijn neus of die nog hard en vierkant was, nee dus. Hij  stapte uit bad  en vroeg,” Mama ben ik nog even groot als toen ik in bad stapte?” “Ja natuurlijk  wat dacht jij  dan dat je gekrompen was!” zei mama. “Je hebt wel heel lang in bad gezeten daarom kwam ik maar eens kijken.”

“Ik heb zo spannend gedroomd” zei Rolf en vertelde het hele verhaal aan mama en aan papa,  die ook eens kwam kijken waar ze toch bleven. “Nu niet meer treuzelen” zei papa “want we moeten de pakjes nog onder de kerstboom leggen.”

 

“Mijn pyjama mam” schreeuwde Rolf. “Waar heb je die nu weer neergelegd? “Je kunt hier ook  niks vinden als je haast hebt!”

“Nou nou”  zei mama, “een beetje minder kan ook wel net of jij zo netjes bent.”

“Sorry” mama, “maar het is ook allemaal zo spannend” zei Rolf.

 

Toen hij eindelijk zijn nieuwe pyjama, met een raket erop aanhad, en naar beneden liep zei mama. “Rolf luister eens als je echt zo graag even naar Jaap en Saskia wilt, dan kunnen we morgen wel even gaan.”

 

“O nee” zei Rolf, “ik heb het hartstikke druk want door mijn spannende droom kreeg ik instipatie.”  …” Inspiratie bedoel je,” zei mama. “Ja dat ook”  zei Rolf “maar laat me nou eens even uitpraten.”  “Uitratelen,”  zei zijn moeder weer.

“Mama” zei Rolf boos. “Oké, ik zal je niet meer plagen vertel maar verder” zei mama. Rolf haalde eens diep adem en begon te ratelen.

“Ik ga met de Lego bouwen en dan is een rustige kerst wel fijn want ik ga een planeet bouwen, en hoe moet dat als ik een bol erboven wil hebben hangen en sneeuw en ijs heb ik ook nodig en mag ik jouw bloemen uit de vaas rukken?” “Je kunt ook bloemen van papier maken” zei mama.

“O ja,”  zei Rolf, en hij mompelde er zachtjes achteraan “meidenwerk.”  “Wat zei je” vroeg mama die het wel gehoord had maar hem graag plaagde.

“Mama weet je wel zeker dat het wilt weten” vroeg Rolf.  “Je moeder is nieuwsgierig dus vertel het haar nu maar gauw,” zei papa.

“Ik heb net bedacht dat jullie ook maar in bad moeten gaan, en met flink wat droompoeder erin, dan heb ik een lekkere rustige avond ” zei Rolf. “Wel alle katten op sterk water” riep papa en mama viel hem bij. “Wie zat er te zeuren van gaan wij ook eens weg?” “Ja ik, maar dat was voor dat ik die mooie droom had” zei Rolf. ” Maar ik vind het ook heel gezellig met ons drietjes hoor!”

 

“Dan help ik jou morgen mee met bouwen,” zei papa “en ik maak de bloemen” zei mama. Rolf grinnikte zachtjes, zie je wel meidenwerk.    Maar hij zei, “dat kunnen meisjes veel beter  dan jongens hé mam?” Zijn moeder keek hem  aan en Rolf deed zijn best om zo onschuldig mogelijk te kijken. Plotseling proesten ze  het alledrie uit van het lachen.

 

“Kom Rolf” zei papa. “Laten wij mannen nu eens warme chocolademelk gaan maken en het serveren  met slagroom en gebak.” “Hoera gilde Rolf, en stormde de keuken in met papa op zijn hielen.

Ze hadden alle drie een hele fijne avond, en toen de pakjes onder de boom lagen en ze naar bed gingen zei Rolf tegen zijn vader en moeder.

“Deze kerstmis kan niet meer stuk, en ik hoop dat ik vannacht  ook nog een mooie droom heb.” Zijn oogjes glommen verdacht en ineens had hij een dikke knuffel van zijn moeder te pakken. “Hij had het maar goed getroffen met z’n drietjes konden ze de hele wereld aan” dacht Rolf.

“Wat knap van die droomoppasser dat hij op al jouw vragen een antwoord had” zei papa.  “Dat is hem geraden” zei Rolf, “het is toch zeker zijn werk. Maar ik vind het toch wel gaaf dat hij tijd had voor mij en ik weet lekker zijn naam.”

 

Papa en mama keken Rolf nieuwsgierig aan en vroegen, “wat is zijn  naam dan?”

Rolf stapte in bed trok het  dekbed op tot aan zijn kin en zei, “Yargos,  gave naam he!”

 

Zijn vader en moeder vonden het ook een mooie naam. “Een buitenaardse naam Rolf,” zei Papa.

“Als je dat maar weet,” zei Rolf. Na een slaperig welterusten gebromd te hebben tegen zijn vader en moeder,  gingen alle lichten uit en even later waren  ze alledrie in dromenland.

In Legostad  was de raket weer keurig op de lanceerbasis geland en de astronauten stonden weer houterig op hun plaats. Ook voor hun was de droom voorbij en alles was weer zoals het geweest was, voordat ze samen met Rolf dit spannend avontuur beleefden!

 

 

 

EINDE

Terug naar verhalen

 


We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten