Zingen… ze deden het allebei, mijn vader en moeder. Maar veel minder dan een poosje geleden. Ze keken af en toe zo ernstig. “Lachen jullie nog eens”, vroeg ik soms en dat deden ze dan wel, maar hielden er gauw ook weer mee op.
Pas was mijn vader een poosje heel stil geweest en zo kende ik hem niet. De radio had aangestaan en je hoorde een man verschrikkelijk schreeuwen en toen hij klaar was riepen mensen iets, heel hard en heel lang. Mijn vader had een ontzettend lelijk woord gezegd en mijn moeder had kwaad gevraagd: “Kan het ook wat minder, Wim?”
In die tijd had hij een bordje op de deur gespijkerd. “Wat is dat nou weer pa?” had ik gevraagd. “Dat is van de Luchtbescherming. Als er in de buurt een ongeluk gebeurt of zo dan kunnen wij van de Luchtbescherming helpen”.
“Al die spullen die in de voorkamerkast liggen, zijn die daar ook voor?”
“Ja, dat zijn zalf en pleisters en verband en zo.”
Ik vroeg niet verder, maar waarom er allemaal dingen waren die er eerst niet waren kon ik niet goed begrijpen.
Een week of wat later stond de hele straat op zijn kop. Het was het begin van de avond, de mooiste tijd van de dag…