Home / Verhalen / Blaadjes uit een levensboek – 19 Niet zo vrolijk meer

Blaadjes uit een levensboek – 19 Niet zo vrolijk meer

Met dank aan Kees van Baardewijk voor het insturen van de tekst

Zingen… ze deden het allebei, mijn vader en moeder. Maar veel minder dan een poosje geleden. Ze keken af en toe zo ernstig. “Lachen jullie nog eens”, vroeg ik soms en dat deden ze dan wel, maar hielden er gauw ook weer mee op.

Pas was mijn vader een poosje heel stil geweest en zo kende ik hem niet. De radio had aangestaan en je hoorde een man verschrikkelijk schreeuwen en toen hij klaar was riepen mensen iets, heel hard en heel lang. Mijn vader had een ontzettend lelijk woord gezegd en mijn moeder had kwaad gevraagd: “Kan het ook wat minder, Wim?”

In die tijd had hij een bordje op de deur gespijkerd. “Wat is dat nou weer pa?” had ik gevraagd. “Dat is van de Luchtbescherming. Als er in de buurt een ongeluk gebeurt of zo dan kunnen wij van de Luchtbescherming helpen”.
“Al die spullen die in de voorkamerkast liggen, zijn die daar ook voor?”
“Ja, dat zijn zalf en pleisters en verband en zo.”
Ik vroeg niet verder, maar waarom er allemaal dingen waren die er eerst niet waren kon ik niet goed begrijpen.

Een week of wat later stond de hele straat op zijn kop. Het was het begin van de avond, de mooiste tijd van de dag…

Luchtbescherming NVL

Hulpoefeningen
“Vanavond gaan we oefenen”, had mijn vader gezegd. Dikke waterslangen werden afgerold en stukje voor stukje nagekeken. Overal kwamen druppels of kleine straaltjes uit. “Slangen uit het jaar nul”, gromde mijn vader.
De buurmannen waren geen echte brandweermannen. Ze liepen elkaar voor de voeten, luisterden helemaal niet naar de baas, wilden allemaal tegelijk dezelfde dingen doen en deden steeds of ze ruzie met elkaar hadden en liepen elkaar na. Uit bijna alle ramen hingen de buurvrouwen om alles goed te zien. Sommigen gilden van het lachen en schreeuwden naar hun man die nog gekker ging doen.

Een grote jongen moest op een soort plank gaan liggen die door vier mannen gedragen werd. Hij had witte lappen om zijn hoofd met rode vlekken. Die waren er op geklodderd, kon je zo zien. Van de vier mannen was er één al oud. Die kon niet zo hard lopen, daardoor gleed de jongen steeds van die plank af en bleef slap van het lachen liggen. “Willem, op de brancard, we oefenen nog een keer”, schreeuwde m’n vader. Maar Willem had geen zin meer. “Ja, ziet ik zo bleek? Neem maar een ander. Ik bloeit an alle kante”.

Een paar dagen later hoorde ik buiten een eentonige stem die steeds harder ging klinken. Wat er gezegd kon ik niet verstaan. Ook niet toen de geluidswagen de straat in rolde. ’s Avonds was mijn vader, net als iedereen, bezig bruin papier op de ramen te plakken. Daarna stonden allerlei buren met elkaar te praten. Door elkaar en met harde stemmen. Het was lang niet zo gezellig als op andere avonden. Ik werd er bang en onrustig van. Buurman Mulder was er ook bij. “Ik heb juist gehoord dat alle verloven worden ingetrokken. Het gaat mis, mensen, let op mijn woorden.”

brancard


Dit is deel 19 uit de reeks verhalen van dhr. Kees van Baardewijk genaamd: Blaadjes uit een levensboek.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten